Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
Nationale Politie (Eenheid Rotterdam),
1.Het verloop van het geding in hoger beroep
- het procesdossier van de eerste aanleg, eindigend met het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Rotterdam van 21 december 2018 (hierna: het vonnis);
- de dagvaarding in hoger beroep van [appellante] van 20 maart 2019;
- de memorie van grieven van [appellante] van 26 november 2019, met producties 1 t/m 3;
- de memorie van antwoord van de Nationale Politie van 3 maart 2020, met producties 1 t/m 5;
- de producties 4 t/m 25 van [appellante] van 30 september 2020, met daarbij een inleidende toelichting; en
- de mondelinge behandeling van 8 maart 2021, waar partijen hun standpunten hebben laten bepleiten door hun advocaten aan de hand van pleitnota’s die aan het procesdossier zijn toegevoegd.
2.Waar de zaak over gaat
3.De feiten
"staandehouding, overbrenging en ophouding (artikel 50, eerste, tweede of derde lid, van de Vreemdelingenwet 2000”opgemaakt waarin onder andere staat vermeld:
4.Het geding in eerste aanleg
5.De vorderingen in hoger beroep
6.De beoordeling van het hoger beroep
jegens [appellante]. [appellante] werpt weliswaar tegen dat als [bestuurder] geen stopteken had gekregen, de agenten haar niet om haar paspoort hadden kunnen vragen, maar dat enkele feit maakt het handelen van de agenten nog niet onrechtmatig jegens haar.