Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
1.Het geding
2.Feiten, verzoek en oordeel kantonrechter
[functie verweerder]voor 35 uur per week, tegen een salaris van € 3.000,00 bruto per maand, exclusief acht procent vakantiebijslag. [verweerder] was in die functie verantwoordelijk voor onder meer het verrichten van
policy briefings, het maken van politieke analyses, politieke rapportages en media analyses, het bijwonen van lezingen en het organiseren van werkbezoeken voor de Ambassadeur. Ook fungeerde hij als tolk-vertaler Engels, Nederlands en Arabisch. Hij werkte nauw samen met de Ambassadeur. [verweerder] is geboren en opgegroeid in [land], heeft in Nederland gestudeerd en heeft vervolgens bij diverse instellingen in de internationale politieke betrekkingen gewerkt. De arbeidsovereenkomst is geëindigd op 23 december 2019 door het [verweerder] op die datum verleende ontslag op staande voet, in welk ontslag [verweerder] heeft bewilligd.
Langs deze weg wil ik mij ziek melden. Ik ga straks als het ochtend is naar mijn huisarts om mij te laten onderzoeken.”
- de verzoeken van [verweerder] in eerste aanleg af te wijzen, dan wel te matigen tot nihil;
- [verweerder] te veroordelen tot terugbetaling van al hetgeen de Ambassade in eerste aanleg ter uitvoering van de bestreden beschikking heeft voldaan, met uitzondering van de betalingen ter zake van de vakantiebijslag en de niet-genoten vakantiedagen, en
- [verweerder] te veroordelen in de proceskosten van beide instanties.
3.De beoordeling van het hoger beroep
animal” in de cultuur van de Ambassade – dat sprake is van een dringende reden, aldus de Ambassade.
- [persoon 1], [functie 1], verklaring d.d. 9 maart 2020: “
- [persoon 2], [functie 2] bij de Ambassade, verklaring d.d. 6 maart 2020: “
- [persoon 3], [functie 3] bij de Ambassade, verklaring d.d. 6 maart 2020 waarin zij verklaart dat de Ambassadeur [verweerder] meermalen heeft gezegd dat hij ontevreden was over diens werkprestaties, “
Ik kwam de heer [verweerder] tegen bij de hoofdingang van de ambassade op de dag voor zijn laatste werkdag rond 4 uur (19 december 2019), hij was boos en zei tegen mij dat hij “niet meer wilde werken met deze dier … ezel” en daarmee bedoelde hij de ambassadeur”.
- hetgeen de werknemer aan loon zou hebben genoten als de ontbinding niet zou hebben plaatsgevonden;
- de mate waarin aan de werkgever een verwijt valt te maken;
- de gevolgen van het ontslag voor zover deze zijn toe te rekenen aan het ernstig verwijtbaar handelen van de werkgever;
- of de werknemer inmiddels ander werk heeft gevonden en welke inkomsten hij daaruit geniet;
- de andere inkomsten die de werknemer in de toekomst naar verwachting kan verwerven;
- de hoogte van de aan de werknemer toekomende transitievergoeding.
- De Ambassade heeft ernstig verwijtbaar gehandeld door [verweerder] onterecht, en zonder enig hoor en wederhoor, op staande voet te ontslaan. Deze handelwijze van de Ambassade verdient geen schoonheidsprijs, en het is niet onbegrijpelijk dat [verweerder] daarom niet wil terugkeren.
- Het ontslag kan diffamerend werken voor [verweerder] en het is een reële verwachting dat hij bij het vinden van een nieuwe werkkring in de internationale politieke betrekkingen hiervan hinder kan ondervinden.
- Het is aan de andere kant ook niet de verwachting dat de arbeidsovereenkomst nog jaren probleemloos zou voortduren, nu de werkrelatie met de Ambassadeur sinds december 2019 al enige tijd verslechterd was. De arbeidsovereenkomst zou theoretisch gezien nog maximaal zes maanden hebben voortgeduurd (zes maandsalarissen, in totaal € 19.440).
- Er is daarnaast sprake van enige immateriële schade.
hogerebillijke vergoeding (tot een totaalbedrag van € 141.640,00) toe te kennen. Voordat [verweerder] in dienst kwam van de Ambassade was hij al een tijd zonder werk. Hij heeft toen – voor een relatief laag inkomen – de baan bij de Ambassade aanvaard. Het hof ziet niet in dat de tot op heden vruchteloze pogingen van [verweerder] om een nieuwe baan te vinden in ernstige mate te wijten zijn aan de beïnvloeding door de Ambassade van bevriende connecties in de wereld van de internationale politieke betrekkingen. [verweerder] heeft een dergelijke ernstige reputatieschade, die hem belemmert in het vinden van nieuw werk binnen de diplomatieke dienst, niet aannemelijk gemaakt. Daarnaast overweegt het hof dat [verweerder] evengoed een nieuwe baan zou kunnen zoeken in andere sectoren dan alleen bij de ambassades. Dat de Corona-crisis dit voor [verweerder] bemoeilijkt, valt de Ambassade verder niet aan te rekenen.
4.De beslissing
recht doende in hoger beroep:
- bekrachtigt de bestreden beschikking;
- veroordeelt de Ambassade tot betaling aan [verweerder] van de proceskosten in principaal hoger beroep van € 338,00 aan griffierecht en € 2.884,00 aan salaris advocaat, en op € 163,00 aan nasalaris voor de advocaat, nog te verhogen met € 85,00 indien niet binnen veertien dagen na aanschrijving in der minne aan deze beschikking is voldaan en vervolgens betekening dit arrest heeft plaatsgevonden, en bepaalt dat deze bedragen binnen veertien dagen na de dag van deze uitspraak dan wel, wat betreft het bedrag van € 85,00, na de datum van betekening, moeten zijn voldaan, bij gebreke waarvan deze bedragen worden vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf het einde van genoemde termijn van veertien dagen;
- veroordeelt [verweerder] tot betaling aan de Ambassade van de proceskosten in incidenteel appel van € 1.442,00, en op € 163,00 aan nasalaris voor de advocaat, nog te verhogen met € 85,00 indien niet binnen veertien dagen na aanschrijving in der minne aan deze beschikking is voldaan en vervolgens betekening dit arrest heeft plaatsgevonden, en bepaalt dat deze bedragen binnen veertien dagen na de dag van deze uitspraak dan wel, wat betreft het bedrag van € 85,00, na de datum van betekening, moeten zijn voldaan, bij gebreke waarvan deze bedragen worden vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf het einde van genoemde termijn van veertien dagen;
- verklaart deze kostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst het meer of anders verzochte af.