ECLI:NL:GHDHA:2021:1396

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
3 augustus 2021
Publicatiedatum
22 juli 2021
Zaaknummer
200.268.502
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Misleiding bij arbeidsongeschiktheidsverzekering van huisarts na schorsing uit BIG-register

In deze zaak gaat het om een arbeidsongeschiktheidsverzekering van een huisarts, [appellant], die in hoger beroep is gegaan tegen de beslissing van de rechtbank Den Haag. De rechtbank had geoordeeld dat [appellant] zijn inlichtingenplicht had geschonden door niet te melden dat hij was geschorst en dat zijn inschrijving in het BIG-register was doorgehaald. Dit had gevolgen voor zijn recht op uitkering uit de verzekering. De huisarts had zich op 7 april 2015 arbeidsongeschikt gemeld, maar had niet aangegeven dat hij op dat moment wettelijk niet meer als huisarts mocht werken. De verzekeraar, Reaal, had eerder al twijfels geuit over zijn verzekerbaarheid en had hem gevraagd om opheldering over zijn status. Het hof oordeelde dat [appellant] opzettelijk had geprobeerd Reaal te misleiden door relevante informatie achter te houden. Het hof bevestigde de beslissing van de rechtbank en oordeelde dat het recht op uitkering was vervallen. De vorderingen van [appellant] werden afgewezen en hij werd veroordeeld in de kosten van het geding.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht
Zaaknummer : 200.268.502
Zaaknummer rechtbank : C/09/558983 / HA ZA 18-934

arrest van 3 augustus 2021

inzake

[appellant],

wonende te [woonplaats],
hierna te noemen: [appellant],
appellant,
advocaat: mr. J.L. Oudshoorn te Rijswijk (Z-H),
tegen

Vivat Schadeverzekeringen N.V.,

als rechtsopvolger van
Reaal Schadeverzekeringen N.V.,
gevestigd te Amstelveen,
geïntimeerde,
hierna te noemen: Reaal,
advocaat: mr. E.J. Wervelman te Utrecht.

Waar de zaak over gaat

1. Het gaat in deze zaak over een arbeidsongeschiktheidsverzekering van een huisarts en de vraag of deze huisarts de verzekeraar opzettelijk heeft misleid door bij zijn ziekmeldingen niet te mee te delen dat hij was geschorst, respectievelijk zijn BIG-registratie was geschrapt.

De processtappen

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:
- het tussen partijen gewezen vonnis van de rechtbank Den Haag van 26 juni 2019
(hierna het vonnis of het bestreden vonnis) en het procesdossier van de rechtbank;
- de dagvaarding in hoger beroep van 10 september 2019;
- de memorie van grieven (met producties);
- de memorie van antwoord;
- de akte overleggen productie (met productie) van [appellant];
- de akte uitlating productie van Reaal.
2.2
Hierna hebben partijen om arrest (uitspraak) gevraagd.

De feiten

3.1
De rechtbank is in het vonnis van een aantal feiten uitgegaan. Voor zover over deze feiten geen discussie bestaat, gaat het hof daar ook vanuit. Daar waar [appellant] bezwaar heeft gemaakt tegen deze feiten, zal het hof deze niet als vaststaand aannemen.
3.2
Het gaat in deze zaak samengevat om het volgende.
(i) [appellant] heeft op 16 juli 2003 een aanvraagformulier ingevuld voor een arbeidsongeschiktheidsverzekering. Bij "beroep" is ingevuld: "huisarts (deelnemer in
dienstenstructuur)". In dit formulier is onder "Omschrijving beroepsbezigheden" onder meer
het volgende opgenomen:
"Huisartsenpraktijk (spreekuren, visites, telefonische spreekuren) waarneming collega 's".
(ii) Tussen [appellant] en Axa zijn daarna een eerstejaarsverzekering en een langlopende arbeidsongeschiktheidsverzekering tot stand gekomen. Er geldt een eigen risicotermijn van één maand. De polisbladen vermelden bij "beroep": "huisarts/10" en als ingangsdatum 1 september 2003. Op deze verzekeringen zijn respectievelijk de polisvoorwaarden Eerstejaar EJ-0801 en Langlopend Beroeps AOV 0801 van toepassing.
(iii) In 2007 is Axa overgenomen door Reaal. Op een polisblad van 8 oktober 2007 dat is afgegeven in verband met een verhoging van het daggeld, is vermeld dat op de verzekering (kennelijk een samenvoeging van beide eerdergenoemde verzekeringen) de algemene voorwaarden Langlopend Beroeps AOV 0801van toepassing zijn.
(iv) Op een polisblad afgegeven op 28 april 2016 (reden van afgifte: kopie polis) is bij beroep ingevuld "huisarts/10", bij ingangsdatum (verzekering) “1 september 2003”, bij productvariant “beroepsarbeidsongeschiktheid” en bij algemene voorwaarden “Beroeps-AOV UNIM 0801-0405”. In deze algemene voorwaarden (hierna: de algemene voorwaarden) is onder meer het volgende bepaald:

"2 Doel van de verzekering

De verzekering biedt de verzekerde dekking tegen het risico van inkomstenderving als gevolg van arbeidsongeschiktheid. Zij doet dit door te voorzien in de verstrekking van nader omschreven uitkeringen bij derving van inkomen door de verzekerde ten gevolge van arbeidsongeschiktheid in de zin van deze voorwaarden.
3 Arbeidsongeschiktheid
a Er is uitsluitend sprake van arbeidsongeschiktheid in de zin van deze overeenkomst indien er in directe relatie tot ziekte of ongeval objectief medisch vast te stellen stoornissen bestaan, waardoor verzekerde voor ten minste 25% beperkt is om de beroepsbezigheden, verbonden aan het laatst bij de maatschappij bekende beroep te verrichten.
(...)
c Bij de beroepswerkzaamheden wordt uitgegaan van de werkzaamheden zoals die in de regel en redelijkerwijs van verzekerde kunnen worden verlangd, waarbij tevens rekening wordt gehouden met mogelijke aanpassingen in werk en werkomstandigheden en eventuele taakverschuivingen binnen het bedrijf of beroep. Bij de vaststelling van de mate van arbeidsongeschiktheid wordt rekening gehouden met de inkomsten welke als gevolg van of in verband met arbeid uit het laatst bekende beroep worden verworven. Geen rekening wordt gehouden met mogelijke verminderde gelegenheid tot het verkrijgen van de arbeid of het beroep.
(…)
15 Wijzigingen van het beroep en/of van de daaraan verbonden beroepsbezigheden
a Bij wijziging van de - indeling van de - beroepsbezigheden (…) is de verzekeringnemer, respectievelijk de verzekerde verplicht onmiddellijk de maatschappij hiervan schriftelijk in kennis te stellen.
b Na ontvangst van deze kennisgeving zal de maatschappij de verzekeringnemer, respectievelijk de verzekerde zo spoedig mogelijk doen weten of, en zo ja, tegen welke premie en op welke voorwaarden de verzekering kan worden voortgezet.
(...)
c Indien verzuimd is van een risicowijziging overeenkomstig het bepaalde in lid a onmiddellijk aan de maatschappij kennis te geven dan wel zolang de maatschappij geen beslissing als bedoeld in lid b aan verzekeringnemer heeft bekend gemaakt, zal in geval van arbeidsongeschiktheid het volgende gelden:
1 indien de risicowijziging naar het oordeel van de maatschappij geen risicoverzwaring inhoudt, vindt normaal uitkering plaats.
(...)
3 Indien de risicowijziging van dien aard is, dat de maatschappij de verzekering niet zou hebben voortgezet indien zij van de ware stand van zaken kennis had gedragen, bestaat geen recht op uitkering.
(...)
17 Verplichtingen
(...)
b In geval van arbeidsongeschiktheid is de verzekerde verplicht:
(...)
4 Aan de maatschappij of aan door haar aangewezen deskundige(n) alle, door haar nodig geoordeelde gegevens, inclusief de medische voorgeschiedenis van de verzekerde, naar waarheid te verstrekken of te doen verstrekken en geen feiten of omstandigheden te verzwijgen, die voor de vaststelling van de mate van de arbeidsongeschiktheid of van de uitkeringen van belang zijn.
(...)
10 Zich te onthouden van handelingen of van het nalaten van handelingen waardoor de belangen van de maatschappij kunnen worden geschaad.
(...)
g Bij niet tijdige of niet volledige nakoming van één of meer verplichtingen, zoals vermeld in de leden a t/m f van dit artikel en/of enige andere verplichting uit deze voorwaarden, alsmede in geval de gevraagde informatie niet is ontvangen, kan over de periode dat niet aan de verplichtingen wordt voldaan, géén aanspraak op uitkering worden gemaakt.
(...)
19 Aanvang, duur en einde van de verzekering
(...)
b. De verzekering eindigt:
(...)
5. Terstond bij het opzettelijk verstrekken van onjuiste gegevens door verzekeringnemer en/of verzekerde."
( v) Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag (hierna: "het
RTG") heeft bij uitspraak van 17 juni 2014 (ECLI:NL:TGZRSGR:2014:64) naar aanleiding van een klacht van een patiënte de inschrijving van [appellant] als arts in het BIG-register voor de duur van zes maanden geschorst. Zowel de patiënte, als de Inspectie voor de gezondheidszorg, als [appellant] hebben hoger beroep bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg (hierna: "CTG") ingesteld.
(vi) Op 23 juli 2014 schreef de financieel adviseur van [appellant] aan Reaal:
"Via deze weg wil ik u kenbaar maken dat de heer [appellant], met ingang van 30 juli ziek is (hartklachten).
Graag ontvang ik van u de bevestiging dat dit verwerkt is, of indien nodig nog aanvullende informatie nodig is."
(vii) Daarop heeft Reaal op 30 juli 2014 telefonisch contact opgenomen met de financieel adviseur. Daarna heeft Reaal [appellant] per e-mail gevraagd contact met haar op te nemen. Op 6 augustus 2014 heeft Reaal [appellant] een brief gestuurd waarin onder meer het volgende staat vermeld:
"Van uw financieel adviseur (…) heb ik gehoord dat u arbeidsongeschikt bent vanaf 30 juli 2014.
Ik heb geprobeerd u te bereiken via de mail (...) en ik heb het telefoonnummer (...) gebruikt, het lukt me echter niet u te bereiken.
Wilt u telefonisch contact met mij opnemen?"
(viii) De financieel adviseur van [appellant] heeft Reaal op 13 augustus 2014 bericht dat [appellant] op 11 augustus 2014 weer was hersteld.
(ix) Reaal heeft [appellant] vervolgens bij brief van 15 augustus 2014 laten weten dat hij niet in aanmerking komt voor een uitkering onder de polis omdat hij binnen de eigen risicotermijn van één maand weer was hersteld. Verder meldt Reaal [appellant] onder meer het volgende:
"Ik schreef u in mijn brief van 6 augustus 2014 dat ik gebeld had met telefoonnummer (…). Degene die de telefoon oppakte vertelde me dat u geschorst bent en dat u niet meer aan de praktijk verbonden bent.
Ik heb onze polisafdeling geïnformeerd dat er mogelijk geen verzekerbaar belang meer is. Dat heeft namelijk gevolgen voor de dekking van uw verzekering. Ik verzoek u om met spoed contact op te nemen met uw financieel adviseur en vervolgens aan REAAL mede te delen hoe het gesteld is met het verzekerbaar belang."
( x) [appellant] heeft Reaal daarop op 17 augustus 2014 per e-mail het volgende geschreven:
"Gisteren kreeg ik een brief van Reaal over de beslissing over mijn uitkering i.v.m. mijn ziekte.
In die brief stond ook dat i[k] geschorst zou zijn.
Ik wil u mededelen dat ik gewoon fulltime werkzaam ben aan mijn praktijk aan de
[adres] [plaatsnaam] en dat ik nooit geschorst ben maar een van mijn praktijken heb overgedragen aan een andere collega.
(...)
Graag zou ik een bevestiging van mijn brief willen dat er niks aan mijn arbeidsongeschiktheidsverzekering is veranderd."
(xi) Reaal heeft vervolgens op 26 augustus 2014 [appellant] bevestigd dat de polis ongewijzigd wordt voortgezet.
(xii) Op 31 maart 2015 heeft het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg
(hierna: "het CTG") in hoger beroep van de tuchtprocedure van de uitspraak van het RTG
van 17 juni 2014 uitspraak (ECLI:NL:TGZCTG:2015:113) gedaan, en geoordeeld dat de inschrijving van [appellant] als arts in het BIG-register moet worden doorgehaald. Het CTG heeft onder meer het volgende overwogen en beslist:
"De conclusie van al het voorgaande is, dat de arts zich ten opzichte van klaagster
schuldig heeft gemaakt aan in seksueel opzicht en ook anderszins grensoverschrijdend gedrag. (...)
Door aldus te handelen heeft de arts er blijk van gegeven dat hij niet over de juiste
beroepshouding beschikt. Hij heeft zich niet integer gedragen en is niet betrouwbaar
gebleken. (...)
Ten slotte kan niet onvermeld blijven dat de arts reeds eerder
tuchtrechtelijke maatregelen zijn opgelegd.
In 2013 heeft het Regionaal Tuchtcollege te Den Haag berispt onder de overweging dat de arts door zijn categorische ontkenning van de gestelde feiten heeft nagelaten inzage te geven in zijn beweegredenen. In 2014 is de arts door hetzelfde tuchtcollege wederom berispt. Deze berisping is, na hoger beroep van de arts, door het Centraal Tuchtcollege in stand gelaten. Bij deze stand van zaken acht het Centraal Tuchtcollege het niet aannemelijk dat de arts zijn professionele houding in de toekomst zodanig zal wijzigen dat niet gevreesd behoeft te worden voor de patiëntveiligheid en dat een goede beroepsuitoefening gewaarborgd is. Om die reden kan naar het unanieme oordeel van het Centraal Tuchtcollege niet volstaan worden met het opleggen van een tijdelijke maatregel maar is de zwaarste maatregel van doorhaling van de inschrijving van de arts in het BIG register aangewezen. Dit betekent dat ook het hoger beroep van de Inspectie slaagt. Het incidentele
beroep van de arts zal worden verworpen. De bestreden beslissing zal worden vernietigd en het Centraal Tuchtcollege zal opnieuw recht doen.
(...)
Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:
(...)
legt de arts de maatregel van doorhaling van de inschrijving in het BIG register op;
(...)"
(xiii) Bij brief van 1 april 2015 heeft het CIBG van het Ministerie van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport [appellant] geschreven dat zijn inschrijving als arts in het BIG-register per 31 maart 2015 is doorgehaald.
(xiv) Op 5 april 2015 heeft [appellant] van VvAA Rechtsbijstand een automatisch gegenereerd bericht ontvangen, waarin onder meer het volgende staat vermeld:
"Uw melding is ontvangen door het secretariaat van VvAA Rechtsbijstand.
Indien uw bericht een nieuwe aanmelding betreft, wordt zo spoedig mogelijk beoordeeld of deze onder de dekking van uw rechtsbijstandverzekering valt, of dat wij u op een andere manier kunnen helpen."
(xv) Op 7 april 2015 heeft [appellant] bij Reaal een nieuwe melding van arbeidsongeschiktheid gedaan.
(xvi) Reaal heeft op 9 april 2015 telefonisch contact opgenomen met [appellant]. Op 14 april
2015 heeft Reaal [appellant] een verslag van het telefoongesprek gestuurd. Daarin is onder meer
het volgende opgenomen:
"Zoals met u afgesproken bevestig ik ons telefoongesprek van 9 april 2015. U ontvangt dit gespreksverslag zodat u weet wat ik daarvan genoteerd heb in ons dossier. Als u vindt dat er iets ontbreekt of niet juist is weergegeven, wilt u dat dan vooral laten weten.
Wij bespraken het volgende:
Over uw arbeidsongeschiktheid
U meldt zich arbeidsongeschikt vanaf 7 april 2015, omdat u door cordiale en psychische klachten uw werk niet kunt doen. U heeft zich voor deze klachten onder behandeling gesteld. U heeft medicatie voorgeschreven gekregen vanwege bevindingen in de bloedwaardes. Ook zijn er gesprekken met een psycholoog opgestart.
Uw beroep is huisarts. Door de beperkingen heeft u uw werkzaamheden volledig gestaakt. We bespraken samen dat uw uitval daarmee op 80-100% komt.
(…)
Afspraken
Tot slot spraken wij met u het volgende af:
• Er wordt een plan van aanpak opgesteld en besproken met de medisch adviseur en
de arbeidsdeskundige;"
(xvii) Reaal heeft [appellant] op 29 mei 2015 een uitkeringsformulier toegezonden, dat door
[appellant] nog op dezelfde dag ondertekend is teruggestuurd.
(xviii) Reaal heeft de heer [bedrijfsarts] (hierna: "de bedrijfsarts") gevraagd de arbeidsongeschiktheid van [appellant] te onderzoeken. Daarop heeft de bedrijfsarts in de
voor Reaal opgemaakte "Probleemanalyse AOV" van 10 juli 2015 onder meer het volgende genoteerd:
"Cliënt is uitgevallen als gevolg van gezondheidsklachten waar bij medische analyse diverse andere gezondheidsproblemen aan het licht bracht.
(...)
Het werk:
Client is huisarts in [plaatsnaam]/solopraktijk in [naam] met 3 andere huisartsen
Laag belastend: administratieve taken
Hoog belastend: diensten, spreekuren, huisbezoeken, kleine chirurgie
(...)
Het doel van de re-integratie is:
Medisch gezien een volledige terugkeer in het eigen werk in volle omvang.
Naar verwachting zal dit bij een ongecompliceerd verder herstel en behandelingen in het 4e kwartaal van 2015 zijn. (...)
Van deze probleemanalyse wordt (…) een kopie verstuurd naar de claim adviseur.
Cliënt ontvangt eveneens een versie in PDF."
(xix) Reaal heeft daarop besloten [appellant] op basis van zijn arbeidsongeschiktheidsverzekering volledig uit te keren. De uitkeringen zijn op
maandelijkse basis verstrekt.
(xx) Nadien heeft Reaal ontdekt dat [appellant] strafrechtelijk werd vervolgd en dat hij als
arts uit het BIG-register was uitgeschreven vanwege grensoverschrijdend gedrag. Reaal
heeft [appellant] op 15 maart 2016 per brief onder meer als volgt bericht:
"In het kader van de beoordeling van uw arbeidsongeschiktheidsclaim zijn wij op een aantal zaken gestuit die van dusdanige aard zijn dat deze gevolgen hebben voor uw verzekering en uitkering. (...)
Doorhaling inschrijving BIG-register
Wij hebben ontdekt dat uw inschrijving in het BIG-register door de beslissing van 31 maart 2015 van het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg is doorgehaald. Dat betekent dat het u vanaf die datum wettelijk was verboden om uw werkzaamheden als huisarts te verrichten. Zoals wij u ook hebben geschreven in onze brief van 15 augustus 2014 is uw inschrijving in het BIG-register van belang voor de arbeidsongeschiktheidsverzekering. Naar nu is gebleken was u al eerder bij beslissing van 17 juni 2014 door het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te 's-Gravenhage voor de duur van 6 maanden geschorst. De doorhaling van uw inschrijving zou aanleiding zijn om de verzekering te beëindigen.
Geen informatie dan wel onjuiste informatie verstrekt
U hebt Reaal niet laten weten dat uw inschrijving op 31 maart 2015 was doorgehaald toen u zich bij ons arbeidsongeschikt meldde vanaf 7 april 2015. Uw stelling dat u uw werkzaamheden volledig had gestaakt door de beperkingen is niet correct. Het was u op dat moment immers wettelijk verboden om als huisarts te werken.
(…)
In dit verband verzoeken wij u de volgende vragen te beantwoorden.
1. Waarom heeft u telefonisch en op 17 augustus 2014 per email aan Reaal laten weten dat u nooit geschorst bent geweest?
2. Waarom heeft u bij uw arbeidsongeschiktheidsmelding op 7 april 2015 en in het verdere verloop niet aan Reaal en ook niet aan de door Reaal ingeschakelde artsen laten weten dat uw inschrijving in het BIG-register was doorgehaald terwijl u wist dat dit van belang was voor onze beoordeling van uw verzoek tot uitkering?
3. Waarom heeft u Reaal onjuiste informatie verstrekt over de oorzaak van het staken van uw werkzaamheden?
(…)
Schorsing uitkering
De huidige bekende feiten en omstandigheden geven ons voldoende aanleiding om te
twijfelen aan de rechtmatigheid van uw claim. Wij schorsen dan ook met onmiddellijke ingang uw uitkering."
(xxi) [appellant] heeft bij monde van zijn advocaat de vragen van Reaal bij brief van 1 april
2016 als volgt laten beantwoorden:
"1. Van een feitelijke eerdere schorsing van cliënt was op 17 augustus 2014 geen sprake (geweest). U doelt kennelijk op de beslissing van 17 juni 2014 van het Regionaal Medisch Tuchtcollege te Den Haag echter die beslissing is in de periode daarna niet effectief geworden omdat daartegen hoger beroep was ingesteld. Zoals u zult weten heeft een lagere beslissing geen effect (en is dus juridisch niet relevant) zo lang een hoger beroepstermijn open staat of hoger beroep is ingesteld. Van een 'schorsing' van cliënt was op 17 augustus 2014 of daarvoor dus ook geen sprake geweest.
2. Naar aanleiding van deze vraag geldt dat de beslissing van het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg bij cliënt tot een extreme stresssituatie leidde waardoor hij mentaal decompenseerde. Daarnaast bestonden reeds forse fysieke klachten (waarvoor al maanden specialistische behandeling plaatsvond, zoals u weet) op grond waarvan cliënt zich op 7 april 2015 arbeidsongeschikt meldde. Het is op dat moment doch ook daarna volstrekt niet bij cliënt opgekomen dat hij melding diende te maken van de beslissing van het Centraal Tuchtcollege. Voor zover uw stelling dat de BIG-inschrijving voor Reaal relevant was, juist is, heeft cliënt zich dit totaal niet gerealiseerd. (...)
3. (...) In de contacten vanaf 7 april 2015 met Reaal zijn eventuele tuchtrechtelijke
maatregelen of de bevoegdheid om te mogen werken nimmer onderwerp van gesprek
geweest noch had cliënt in die gesprekken moeten begrijpen dat van hem werd verwacht dat hij daarop in had moeten gaan. "
(xxii) In reactie daarop heeft Reaal bij brief van 2 mei 2016 [appellant] bericht dat zij van
oordeel is dat [appellant] haar opzettelijk heeft misleid. Reaal heeft [appellant] te kennen gegeven
dat zij de verzekering beëindigt en dat zij aanspraak maakt op terugbetaling van reeds
gedane uitkeringen ter hoogte van € 72.865,94, vermeerderd met € 534,33 aan wettelijke
rente, in totaal € 73.400,27. Ook heeft Reaal [appellant] bericht dat zijn persoonsgegeven in het
Incidentenregister van Reaal zijn opgenomen, en dat zijn persoonsgegevens in het Extern
Verwijzingsregister worden opgenomen.

De vorderingen van [appellant] en Reaal en de beslissing van de rechtbank

4.1
Reaal vorderde in eerste aanleg de veroordeling van [appellant] tot terugbetaling van de aan hem betaalde bruto uitkeringen, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten, met veroordeling van [appellant] in de proceskosten.
4.2
[appellant] vorderde op zijn beurt – zakelijk weergegeven – de veroordeling van Reaal
I. de verzekeringsovereenkomst na te komen,
II. tot betaling van € 2.500,-- aan immateriële schadevergoeding;
III. tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten;
IV tot ongedaanmaking van de registraties van [appellant] in de diverse (fraude)registers;
met veroordeling van Reaal in de proceskosten.
4.3
De rechtbank heeft – kort samengevat – geoordeeld dat [appellant] niet aan zijn inlichtingenplicht heeft voldaan met het doel Reaal te misleiden. De rechtbank heeft vorderingen van Reaal toegewezen en die van [appellant] afgewezen.

De vordering van [appellant] in hoger beroep

5.1
[appellant] vordert in hoger beroep – kort samengevat – de vernietiging van het bestreden vonnis, afwijzing van de vorderingen van Reaal en toewijzing van zijn vorderingen, met veroordeling van Reaal in de kosten van beide instanties.
5.1
[appellant] voert daartoe aan dat de rechtbank is uitgegaan van de onjuiste algemene voorwaarden (grief I), met als gevolg dat Reaal niet het recht had de verzekering te beëindigen (grief V). De rechtbank heeft volgens [appellant] verder ten onrechte aangenomen dat op [appellant] de plicht rustte spontaan informatie te verstrekken (grief II) en dat het melden van de doorhaling van de inschrijving als huisarts van belang was voor Reaal om haar uitkeringsplicht te beoordelen (grief III). Bovendien zou de rechtbank ten onrechte hebben geoordeeld dat het recht van [appellant] op een uitkering uit hoofde van zijn verzekering is vervallen op grond van artikel 15 van de geldende algemene voorwaarden (grief IV).
Verder betwist [appellant] dat hij het opzet heeft gehad tot misleiding (grief VI). Daarom dient Reaal de uitkering onder de polis vanaf maart 2016 aan [appellant] te betalen (grief VII) en is de registratie in de (fraude)registers van [appellant] onterecht (grief VIII). De grieven lenen zich voor gezamenlijke behandeling.

Beoordeling van het hoger beroep

6.1
Het hof overweegt als volgt.
In deze procedure staat vast dat [appellant]
- Reaal ten tijde van zijn ziekmelding per 30 juli 2014 (melding van een verzekerd evenement) niet op de hoogte heeft gebracht van zijn schorsing/de uitspraak van het RTG van 17 juni 2014, ook niet nadat Reaal hier bij e-mail van 15 augustus 2014 expliciet naar had gevraagd en [appellant] erop had gewezen dat een schorsing van belang was voor de verzekering omdat er mogelijk geen verzekerbaar belang meer is;
- ( daarentegen) in strijd met de waarheid op 17 augustus 2014 per e-mail aan Reaal heeft bericht dat hij "nooit geschorst" was;
- bij zijn ziekmelding van 7 april 2015 niet aan Reaal heeft meegedeeld dat hij als gevolg van de uitspraak van het CTG van 31 maart 2015, waarbij hem de maatregel van doorhaling van zijn inschrijving in het BIG-register was opgelegd, vanaf die datum niet meer als huisarts werkzaam mocht zijn;
- evenmin Reaal op de hoogte heeft gesteld van het feit dat hij niet meer als huisarts werkzaam mocht zijn, toen hij uit het op 14 april 2015 toegezonden gespreksverslag en de in juli 2015 toegezonden "Probleemanalyse AOV" van de bedrijfsarts bemerkte dat Reaal niet op de hoogte was van dat feit.
Alleen al deze door Reaal gestelde feiten rechtvaardigen naar het oordeel van het hof de conclusie dat [appellant] niet aan de uit artikel 7:941 leden 1 en 2 BW voortvloeiende verplichting heeft voldaan de verzekeraar zo spoedig alle inlichtingen en bescheiden te verschaffen die Reaal nodig had om haar uitkeringsplicht te beoordelen en dat hij dit heeft gedaan met het opzet Reaal te misleiden. Daartoe overweegt het hof verder als volgt.
6.2
Dat voor de beoordeling van arbeidsongeschiktheid in geval van een beroepsarbeidsongeschiktheidsverzekering het mogen uitoefenen van het beroep (i.c. huisarts) van wezenlijk belang is, is evident, zoals ook de rechtbank terecht heeft overwogen in rov. 4.4 van het bestreden vonnis. Verzekerd is immers alleen het niet kunnen verrichten van werkzaamheden als huisarts als gevolg van – kort gezegd – ziekte of gebrek, en niet het niet mogen verrichten van die werkzaamheden als gevolg van schorsing. Voor een hoog opgeleid persoon als [appellant] moet daarom zonder meer duidelijk zijn geweest dat voor Reaal – met het oog op de causaliteitsbeoordeling – de inschrijving in het BIG-register van wezenlijk belang was. Als [appellant] dat toch niet spontaan zou hebben begrepen, had [appellant] dat in ieder geval in redelijkheid moeten begrijpen uit de e-mail van 15 juni 2014, waarin Reaal vroeg naar opheldering over een mogelijke schorsing. Desondanks heeft [appellant] Reaal niet geïnformeerd over zijn schorsing. Dit rechtvaardigt de veronderstelling dat [appellant] de informatie over zijn schorsing bewust voor Reaal heeft achtergehouden. Overigens geldt dat, anders dan [appellant] meent, hij de wettelijke (en contractuele) verplichting had om niet alleen desgevraagd maar ook spontaan deze informatie te verstrekken nu deze - onmiskenbaar - voor de verzekeraar van belang was (HR 25 oktober 2019 (ECLI:NL:HR:2019:1631) en 21 februari 2020 ECLI:NL:HR:2020:311).
6.3
Anders dan [appellant] betoogt, volgt uit de slotzin van artikel 3 sub c van de algemene voorwaarden
"Geen rekening wordt gehouden met mogelijk verminderde gelegenheid tot het verkrijgen van de arbeid of het beroep"niet dat het voor een recht op uitkering niet van belang is of er een oorzakelijk verband bestaat tussen objectief medisch vast te stellen stoornissen en het niet kunnen uitoefenen van de functie. Dat van arbeidsongeschiktheid alleen sprake is indien als gevolg van objectief medisch vast te stellen stoornissen de werkzaamheden behorende bij het beroep niet kunnen worden uitgevoerd, blijkt immers uit het bepaalde in artikel 3 sub a van de algemene voorwaarden. Met de zinsnede "geen rekening wordt gehouden met" wordt dit nog eens benadrukt. Met deze bepaling wordt buiten twijfel gesteld dat indien – als gevolg van objectief medisch vast te stellen stoornissen – (ook) sprake is van een verminderde mogelijkheid tot het verkrijgen van werk, dit niet (mede) van invloed is op de mate van arbeidsongeschiktheid.
6.4
Het is op zichzelf juist dat [appellant] op 17 augustus 2014 – na de uitspraak van het RTC, in afwachting van zijn hoger beroep – als huisarts mocht werken, maar dat geldt niet voor de mededeling van [appellant] aan Reaal van die datum dat hij nooit geschorst is. Het RTG Den Haag had immers bij uitspraak van17 juni 2014 een schorsing uitgesproken voor de duur van zes maanden. De mededeling van [appellant] dat hij nooit geschorst is, was dus onjuist. Daarbij geldt dat – zoals hiervoor overwogen – [appellant] moet hebben begrepen dat Reaal informatie over een eventuele schorsing wenste te ontvangen. Het feit dat [appellant] desondanks deze informatie aan Reaal heeft onthouden (en zelfs heeft ontkend dat van een schorsing sprake was, in plaats van toe te lichten dat op dat moment de schorsing nog niet onherroepelijk was), in combinatie met het verzoek om de bevestiging dat er niks aan de arbeidsongeschiktheidsverzekering is veranderd, kan daarom niet anders worden uitgelegd dan dat [appellant] hiermee heeft gepoogd Reaal te misleiden zodat de verzekering ongewijzigd in stand zou blijven.
6.5
Iets soortgelijks geldt voor zijn ziekmelding van 7 april 2015. Hoewel moet worden aangenomen dat [appellant] wist dat zijn beroep (huisarts) van belang was, heeft hij bij die ziekmelding (melding van een verzekerd evenement) niet vermeld dat hij – als gevolg van de doorhaling van de BIG-registratie – voorafgaande aan zijn ziekmelding al niet meer als huisarts werkzaam mocht zijn. Anders dan [appellant] stelt, blijkt uit niets dat hij bedoeld heeft zich ziek te melden in zijn nieuwe functie van praktijkmanager.
6.6
[appellant] heeft weliswaar gesteld dat hij de doorhaling van zijn BIG-registratie wel heeft gemeld aan de VvAA, maar dat kan hem niet baten. Daargelaten dat het enkele feit dat de verzekering door bemiddeling van een onafhankelijke tussenpersoon is gesloten, niet maakt dat deze bevoegd is een ziekmelding van een verzekerde en andere informatie daaromtrent in ontvangst te nemen, heeft [appellant] zijn stelling onvoldoende onderbouwd. Dat hij zich als praktijkmanager heeft ziekgemeld bij VvAA, volgt in ieder geval niet uit het automatisch gegenereerde bericht van VvAA Rechtsbijstand. Daaruit volgt immers slechts dat hij een beroep heeft gedaan op zijn rechtsbijstandverzekering, maar niet dat hij zich via VvAA bij Reaal heeft ziekgemeld voor de aangepaste functie van praktijkmanager.
6.7
Dat [appellant] nooit de bedoeling heeft gehad Reaal volledig en naar waarheid te informeren, blijkt – zoals hiervoor al overwogen – ook al uit het feit dat hij evenmin Reaal op de hoogte heeft gesteld van zijn gewijzigde functie toen hij uit het op 14 april 2015 toegezonden gespreksverslag en de in juli 2015 toegezonden "Probleemanalyse AOV" van de bedrijfsarts bemerkte dat Reaal niet op de hoogte was van het feit dat hij niet meer als huisarts werkzaam mocht zijn. Dat hij Reaal zou informeren had wel van hem mogen worden verwacht, zeker nu Reaal bij toezending van het gespreksverslag expliciet had gevraagd:
"Als u vindt dat er iets ontbreekt of niet juist is weergegeven, wilt u dat dan vooral laten weten".
6.8
Nu aldus in rechte vast is komen te staan dat [appellant] zijn inlichtingenplicht heeft geschonden met het opzet Reaal te misleiden, is op grond van artikel 7:941 lid 5 BW zijn recht op uitkering (onder de verzekering) vervallen. [appellant] heeft onvoldoende gesteld om te kunnen oordelen dat de misleiding het verval niet rechtvaardigt.
6.9
Gelet op het bepaalde in artikel 19 sub b onder 5 van de algemene voorwaarden, volgt hieruit tevens dat Reaal bevoegd was de verzekering per direct te beëindigen. Daarbij maakt het niet uit of mogelijk – zoals [appellant] betoogt – de UNIM-Polis eerstejaarsverzekering EJ-0801 en/of de UNIM-Polis Langlopende verzekering Beroeps-AOV 0801 van toepassing zijn gebleven, aangezien ook deze algemene voorwaarden gelijkluidende bepalingen kenden (in respectievelijk artikel 13 en artikel 20).
6.1
Dit betekent dat de grieven geen verdere behandeling behoeven, omdat deze voor het overige zijn gebaseerd op het (gelet op het vorenstaande) onjuiste uitgangspunt dat geen sprake is van opzet tot misleiding.
6.11
Bij gebreke van stellingen die – indien bewezen – tot een ander oordeel zouden leiden, wordt aan bewijslevering niet toegekomen.
6.12
De slotsom is dat het hoger beroep faalt. Dit betekent dat het bestreden vonnis zal worden bekrachtigd en dat [appellant] – als de in het ongelijk te stellen partij – dient te worden veroordeeld in de kosten van het hoger beroep.

Beslissing

Het hof:
- bekrachtigt het tussen partijen gewezen vonnis van de rechtbank Den Haag van 26 juni 2019;
- veroordeelt [appellant] in de kosten van het geding in hoger beroep, aan de zijde van Reaal tot op heden begroot op € 2.020,-- aan griffierecht en € 3.046,50 aan salaris advocaat;
- verklaart dit arrest ten aanzien van de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.J. van der Ven, P.M. Verbeek en H.J. van Kooten, en is ondertekend en in het openbaar uitgesproken door mr. J.E.H.M. Pinckaers, rolraadsheer, op 3 augustus 2021 in aanwezigheid van de griffier.