Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
Uitspraak van 20 januari 2021
[X] te [Z] , belanghebbende,
de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Eindhoven, de Inspecteur,
Procesverloop
Vaststaande feiten
Oordeel van de Rechtbank
Omkering bewijslast
Gerechtshof Den Haag
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 20 januari 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de belastingheffing van een Nederlandse belastingplichtige met Franse spaarrekeningen. De belanghebbende had in 2016 haar tegoeden op twee spaarrekeningen in Frankrijk gemeld aan de Nederlandse fiscus, waarna de Inspecteur navorderingsaanslagen over de jaren 2006 tot en met 2015 oplegde, inclusief boetes van 30% en 60% voor verschillende jaren. De belanghebbende betwistte de navorderingsaanslagen en de opgelegde boetes, stellende dat de tegoeden niet onder de Nederlandse belastingwetgeving vielen als bezittingen in box 3. Het Hof oordeelde dat de spaarrekeningen wel degelijk tot de rendementsgrondslag voor het inkomen uit sparen en beleggen behoren en dat de belanghebbende had moeten begrijpen dat deze tegoeden aangegeven moesten worden. Het Hof concludeerde dat de opgelegde boetes, hoewel terecht, niet proportioneel waren en beperkte deze tot € 500 in totaal. De uitspraak van de Rechtbank werd vernietigd en de boetebeschikkingen voor de jaren 2006 tot en met 2010, 2012 en 2013 werden vernietigd, met uitzondering van de boetebeschikking voor 2009, die in stand bleef. De Inspecteur werd veroordeeld in de proceskosten van de belanghebbende.