ECLI:NL:GHDHA:2021:127
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake de waarde van onroerende zaak en schending hoorplicht door de Heffingsambtenaar
In deze zaak heeft de Heffingsambtenaar op 12 november 2018 de waarde van een onroerende zaak vastgesteld op € 138.000 voor het belastingjaar 2018, gebruikmakend van de huurwaardekapitalisatiemethode. Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt en verzocht om inzage in het dossier en om gehoord te worden. De Heffingsambtenaar heeft echter niet voldaan aan de hoorplicht en heeft geen nadere stukken verstrekt die de onderbouwing van de waarde ondersteunen. De Rechtbank heeft het beroep van belanghebbende gegrond verklaard en de zaak teruggeworpen naar de Heffingsambtenaar voor een nieuwe uitspraak op bezwaar. De Heffingsambtenaar heeft hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.
Het Gerechtshof heeft geoordeeld dat de Heffingsambtenaar niet heeft voldaan aan de verplichting om alle op de zaak betrekking hebbende stukken ter inzage te leggen, maar dat de zaak niet teruggeworpen hoeft te worden naar de Heffingsambtenaar. Het Hof oordeelt dat de Heffingsambtenaar in beroep de waarde niet langer onderbouwt met de huurwaardekapitalisatiemethode, maar met de vergelijkingsmethode. Het Hof heeft de uitspraak van de Rechtbank vernietigd en de zaak teruggeworpen naar de Rechtbank voor behandeling van het geschilpunt met betrekking tot de waarde van de onroerende zaak. Tevens is de proceskostenvergoeding aangepast.