In deze zaak gaat het om de vraag of de aandelen in de Braziliaanse vennootschap [C LTDA-ME] en een vordering op deze vennootschap tot het ondernemingsvermogen van de eenmanszaak van belanghebbende behoren. Belanghebbende, die een eenmanszaak exploiteert, heeft in 2009/2010 aandelen in [C LTDA-ME] verworven en stelt dat hij een verlies van € 377.490 ten laste van zijn belastbare winst uit onderneming kan brengen. De inspecteur van de Belastingdienst heeft dit afgewezen, stellende dat de aandelen niet dienstbaar zijn aan de bedrijfsuitoefening van de eenmanszaak.
De Rechtbank heeft geoordeeld dat de aandelen niet tot het ondernemingsvermogen behoren, omdat de activiteiten van de eenmanszaak en die van [C LTDA-ME] niet met elkaar in verband staan. Belanghebbende heeft onbezoldigd werkzaamheden verricht in het strandpaviljoen van [C LTDA-ME], maar dit is niet voldoende om de aandelen als dienstbaar aan de onderneming te beschouwen. De verwerving van de aandelen is niet gedaan in het kader van de normale uitoefening van de onderneming.
In hoger beroep heeft het Hof de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de aandelen en de vordering op [C LTDA-ME] niet tot het ondernemingsvermogen van belanghebbende behoren. Het Hof heeft de uitspraak van de Rechtbank vernietigd en de aanslag IB/PVV verminderd tot een belastbaar inkomen uit werk en woning van € -5.602. Tevens is de inspecteur veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende.