Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
1.[appellant] ,
1.Koninklijke Luchtvaart Maatschappij N.V.,
2. Vereniging Nederlandse Verkeersvliegers (VNV),
)van Martinair zijn met behoud van anciënniteit in dienst van KLM gekomen en zijn ingezet op soortgelijke werkzaamheden als zij bij Martinair verrichtten.
.Deze vliegers kregen bij KLM een startersfunctie. Er zijn ongeveer twintig vliegers van Martinair afgewezen, omdat er te weinig plaatsen waren voor alle solliciterende vliegers.
De stellingen (i) dat sprake is van exploitatie van MAC door KLM, waarbij het economisch risico berust bij KLM en (j) MAC commercieel geheel afhankelijk is van KLM, die haar enige ‘klant’ is, en de stellingen (a) tot en met (h) die in deze stellingen uitmonden
overgenomen –hetgeen naar het oordeel van het hof formeel correct is omdat de AWB’s ieder een ander nummer en andere tenaamstelling hebben – en evenmin de algemene voorwaarden van MAC heeft overgenomen, maar KLM heeft wel erkend dat de AWB van Martinair niet langer wordt gebruikt. Al het luchtvrachtvervoer dat door MAC wordt uitgevoerd, vindt dus uitsluitend nog plaats onder de AWB van KLM, met toepassing van de Algemene Voorwaarden van KLM. Het is ook KLM die het vervoer met de klant afrekent en de inkomsten uit hoofde van het vervoer door MAC ontvangt.
zonderopslag door KLM aan MAC vergoed. De vrachtvliegers hebben daartoe nog aangevoerd dat de ACMI-overeenkomst niet los kan worden gezien van de volgende omstandigheden:
nietvoor vergoeding in aanmerking zouden komen op grond van de ACMI-overeenkomt en cost+-regeling. KLM heeft gesteld dat onvoorziene kostenverhogingen voor risico van Martinair komen, maar welke dat zijn en dat en wanneer die zich in het verleden hebben gerealiseerd, heeft zijn niet geconcretiseerd. Dat sprake is van een dergelijk risico voor Martinair is daarom niet aannemelijk geworden. KLM heeft verder nog als voorbeelden genoemd van kosten die niet onder de ACMI-overeenkomst vallen de afvloeiingskosten van € 50 miljoen, de terugleveringskosten voor het terughalen van een van haar toestellen uit de woestijn (€ 35 miljoen) en een kapotte motor van € 2 miljoen. Voor de kosten van uitfasering en afvloeiing heeft KLM echter een lening verstrekt waarvan hierna onder 4.18 wordt geoordeeld dat het KLM is die feitelijk de kosten van het afstoten van de MD-11 vliegtuigen en de afvloeiingskosten van de vliegers heeft gedragen. Ten aanzien van de kosten van het terughalen van “een toestel” uit de woestijn en “de kapotte motor” is bovendien niet gesteld of gebleken dat deze gemaakt zijn ná het aangaan van de ACMI-overeenkomst en cost+ regeling (zie o.a. 57 MnA KLM) terwijl evenmin is gebleken dat de kosten van reparatie van de kapotte motor uit hoofde van de leaseovereenkomst met KLM voor rekening van Martinair zijn gekomen. De conclusie is dan ook gerechtvaardigd dat met de ACMI-overeenkomst en de cost+ regeling, kort gezegd: de gegarandeerde afname van een vooraf overeengekomen aantal vlieguren tegen vergoeding van de ACMI-kosten en overige vluchtgerelateerde kosten, Martinair geen wezenlijk exploitatierisico loopt. Het risico van eventuele verliezen (doordat KLM onverhoopt voor de gegarandeerde afname van vlieguren geen klanten heeft) ligt bij KLM. Dat eventuele verliezen bij KLM vallen en niet bij Martinair vindt ook bevestiging in het financiële overzicht van KLM onder 35 MnV, waaruit blijkt dat Martinair over de jaren 2012 tot en met 2014 een positief resultaat heeft behaald van circa € 50 miljoen per jaar terwijl KLM op de – uitsluitend door MAC uitgevoerde – Full Freight activiteiten een verlies heeft geleden van resp. € 49 miljoen (in 2012), 55 miljoen (in 2013) en 72 miljoen (in 2014). KLM heeft verder gesteld dat Martinair sinds 2012 winst maakt vanwege de ACMI-overeenkomst en nog altijd een positief en stabiel resultaat laat zien. De ACMI-overeenkomst en de cost+-regeling betekenen in feite dat Martinair – die verder ook geen substantiële diensten van derden afneemt – (alle) kosten van de luchtvrachtactiviteiten vergoed krijgt en KLM de inkomsten van het vrachtvervoer van de klanten ontvangt. Hiermee ligt het economisch risico van de ACMI-overeenkomst in de praktijk bij KLM. Aangezien dit de enige ACMI-overeenkomst van MAC is op basis waarvan de onderneming draait, moet de conclusie zijn dat het economisch risico van de exploitatie van MAC feitelijk bij KLM ligt.
Martinair kan niet meer zelfstandig beslissen over de vlootplanning. […] De vloot portefeuille is in beheer bij de heer Hagey, de CFO van KLM Groep”. KLM heeft hiertegenover gesteld dat MAC het besluit om eigen full freighters stil te zetten en die van KLM te gaan gebruiken geheel zelfstandig heeft genomen omdat haar BCF-toestellen onzuinig waren terwijl KLM vier ERF-toestellen aan de kant had staan omdat daar geen werk voor was. Het was voor beide partijen aantrekkelijker dat Martinair de ERF-toestellen zou gaan gebruiken, aldus KLM.
afwezigheid van een overgang van onderneming dan tot de
aanwezigheid daarvan, zoals het gerechtshof Amsterdam heeft gedaan, aldus de vrachtvliegers. Zij hebben er op gewezen dat de integratie van MAC in KLM juist gedreven werd door het verlangen van KLM om haar ‘bellies and combis first’-strategie te waarborgen, dat het bestaansrecht van die strategie nu juist de grote mate van ‘overlap’ is tussen vracht die zowel via ‘bellies and combis’ en Full Freight kan worden vervoerd en dat 95% van de vracht meegenomen kan worden in het ruim van een gewoon passagiersvliegtuig. De resterende 5% kan voor het overgrote deel worden vervoerd op het main deck van een KLM combi. Slechts voor vracht met een buitengewone omvang of vorm is een Full Freighter nodig. Gevaarlijke stoffen mogen uitsluitend in een Full Freighter worden vervoerd en niet in een passagierstoestel. Ter onderbouwing van de gestelde 95% verwijzen de vrachtvliegers naar de uitlatingen van KLM-vrachtdirecteur Graber in een artikel in De Telegraaf van 16 juni 2015 (“
Er worden nog nauwelijks nieuwe vrachtvliegtuigen besteld, aldus Gräber. Volgens hem kan 95% van de vracht worden meegenomen in het ruim van een gewoon passagiersvliegtuig”,prod. 89 vrachtvliegers).
afwezigheid van een overgang van onderneming.
primaireen plaats hebben op de senioriteitslijst van de vliegers van KLM, dan wel
subsidiairdat zij in het kader van eventuele boventalligheid en/of overtolligheid bij KLM worden geacht een dergelijke plaats op de senioriteitslijst van de vliegers van KLM te hebben, (en primair en subsidiair) zonder dat hierbij onderscheid wordt gemaakt tussen KLM- en Martinair-vliegers. Zij hebben ter onderbouwing van hun vordering gewezen op art. 5.3 van de cao voor vliegers martinair holland n.v., dat bepaalt dat promotie, tewerkstelling op [vliegtuig]type, demotie, stationering en heraanstelling na ontslag ten gevolge van overtolligheid, zullen plaatsvinden overeenkomstig de senioriteit van de werknemer, volgens de regels vastgelegd in Bijlage 18. Die regels bepalen onder andere dat elke vlieger bij indiensttreding onderaan de senioriteitslijst wordt geplaatst, dat in geval van gelijktijdige indiensttreding de volgorde wordt bepaald door de geboortedatum, dat de oudere vlieger boven de jongere vlieger wordt geplaatst en dat bij gelijke geboortedatum de alfabetische volgorde wordt aangehouden. Een vlieger kan klimmen op de senioriteitslijst door uitstroom van een hoger geplaatste vlieger. De senioriteitslijst van Martinair vermeldt onder andere senioriteitsnummer, naam, functie/type, datum pensionering en datum einde bindingstermijn.
senioriteiteen recht is dat overgaat bij overgang van onderneming. Wel heeft het HvJEU in het arrest Collino geoordeeld dat anciënniteit op zich geen recht is dat mee overgaat (“
Anciënniteit die de overgegane werknemers bij hun oude werkgever hebben opgebouwd [is] op zich geen recht dat zij bij hun nieuwe werkgever te gelden kunnen maken”). Dit is echter anders wanneer de anciënniteit medebepalend is voor bepaalde financiële rechten van de werknemer. De verkrijger dient dan de anciënniteit mee te nemen bij de berekening van die financiële rechten (zoals een vergoeding bij afloop van de arbeidsovereenkomst of salarisverhoging), en die rechten zullen in beginsel door de verkrijger op dezelfde voet als bij de vervreemder moeten worden gehandhaafd. In het arrest Scatallon oordeelde het HvJEU dat anciënniteit van de overgenomen werknemer moet worden meegenomen als deze relevant is voor de salariëring van de werknemer bij de verkrijger, indien het niet (geheel of gedeeltelijk) meenemen ervan ertoe zou leiden dat de werknemer een wezenlijk salarisverlies – in vergelijking met zijn situatie onmiddellijk voorafgaand aan de overgang – zou ondergaan.
de plaats op de senioriteitslijst van Martinairdie bestond onmiddellijk voorafgaand aan de overgang van onderneming, geen aan anciënniteit gekoppeld financieel recht is dat overgaat bij de overgang van onderneming. De vrachtvliegers hebben dan ook geen recht op plaatsing op de senioriteitslijst van KLM hoger dan de positie die ontstaat vanwege de indiensttreding per 1 januari 2014, dat wil zeggen onderaan de senioriteitslijst per die datum. Voor zover de plaats op de senioriteitslijst een kans op toekomstige promotie inhoudt bij de verkrijger valt niet in te zien dat die promotiekansen voor de vrachtvliegers vergroot zouden moeten worden bij overgang van onderneming. Het doel van de Richtlijn is immers een ongewijzigde voortzetting van de arbeidsovereenkomst en om te verzekeren dat de werknemers niet uitsluitend ten gevolge van de overgang in een minder gunstige positie komen te verkeren, niet een positieverbetering. De promotiekansen bij KLM op basis van de bij KLM gehanteerde senioriteitslijst zijn naar het oordeel van het hof gunstiger dan de promotiekansen bij Martinair op basis van de daar geldende senioriteitslijst, zulks gelet op het functiegebouw van KLM en Martinair (kort gezegd, meer vliegtuigtypes en navenant meer (promotie)functies voor vliegers bij KLM dan bij Martinair). Anders dan de vrachtvliegers betogen, ligt een salarisachteruitgang als gevolg van de overgang van onderneming niet in de rede omdat de vrachtvliegers hun salarisaanspraken per de overdrachtsdatum behouden. Dit alles betekent dat de gevraagde verklaring voor recht die ziet op een plaatsing van de vrachtvliegers op de senioriteitslijst van KLM in algemene zin en in het kader van eventuele boventalligheid of overtolligheid (uitgaande van behoud van bij Martinair opgebouwde senioriteit) zal worden afgewezen. De vordering van de vrachtvliegers onder (ii) wordt afgewezen.