Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
arrest van 28 april 2020
Nevned Grond- en Kabelwerken B.V.,
[geïntimeerde],
Het geding
Beoordeling van het hoger beroep
1. Het salaris bedraagt netto € 1.400,- per maand, uit te betalen per maand op basis van de werkelijk gewerkte uren daarnaast heeft de werknemer recht op 8% vakantietoeslag uit te betalen één keer per jaar in de maand mei.”
in conventieveroordeeld tot betaling van:
in reconventieafgewezen, met veroordeling van Nevned in de kosten van de procedure, zowel in conventie als in reconventie.
Het salaris bedraagt netto € 1.400,- per maand, uit te betalen per maand op basis van de werkelijk gewerkte uren”een afwijking als bedoeld in art. 7:628 lid 5 BW is overeengekomen en [geïntimeerde] daarom alleen recht heeft op salaris over de door haar daadwerkelijk gewerkte uren, ongeacht de reden van de werkverhindering. Nevned heeft aan [geïntimeerde] gedurende de maanden december 2016 tot en met maart 2017 telkens € 1.400,- netto per maand betaald en dit was volgens Nevned meer dan waartoe zij gehouden was op grond van het door [geïntimeerde] gewerkte aantal uren. Nevned was daarom gerechtigd het te veel betaalde te verrekenen met het salaris over de maanden april 2017 tot en met juni 2017, aldus Nevned. [geïntimeerde] heeft daartegen (reeds in eerste aanleg) aangevoerd dat partijen een arbeidsomvang van 40 uur per week zijn overeengekomen, dat de arbeidsovereenkomst op dat punt duidelijk is en dat een eventuele onduidelijkheid voor rekening van Nevned komt. Zij heeft er ook op gewezen dat zij maandelijks hetzelfde salaris ontving zonder dat er een urenspecificatie aan ten grondslag lag. Zij betwist dat haar bij de aanvang van de arbeidsovereenkomst is verteld dat zij haar uren moest bijhouden. Het hof overweegt als volgt.
Het salaris bedraagt netto € 1.400,- per maand, uit te betalen per maand op basis van werkelijk gewerkte uren’ niet hoefde te begrijpen dat hiermee met haar een afwijking op die regel - zoals bedoeld in art. 7:628 lid 5 BW - was gemaakt, ook niet als die zoals Nevned stelt daarnaast nog mondeling met [geïntimeerde] is besproken. Uit de bewoordingen van de bepaling valt onvoldoende op te maken dat het risico tot het niet (kunnen) verrichten van de arbeid dat in beginsel bij de werkgever rust, hoe dan ook bij [geïntimeerde] werd gelegd. Het hof merkt in dat verband op dat in het contract een verwijzing naar artikel 7:628 lid 5 BW ontbreekt. Bovendien heeft Nevned geen (deugdelijke) urenregistratie gevoerd of door [geïntimeerde] laten voeren en heeft Nevned over de maanden december 2016 tot en met maart 2017 onverkort het volledige salaris van € 1.400,- betaald. Ook de aan [geïntimeerde] verstrekte salarisspecificatie over de maand mei 2017 gaat, zonder vermelding van het aantal gewerkte uren, uit van een salaris van bruto € 1.557,28 en netto € 1.400,- per maand. Ten slotte heeft Nevned niet inzichtelijk gemaakt waarom zij tot april 2017 steeds € 1.400,- heeft uitbetaald als zij van mening was dat enkel de gewerkte uren uitbetaald zouden moeten worden. Dat klemt te meer nu uit de eigen stellingen van Nevned volgt dat zij deze betalingen welbewust heeft gedaan (memorie van grieven onder 15). Het hof is dan ook van oordeel dat noch uit de bewoordingen van de bepalingen in de arbeidsovereenkomst noch uit de wijze van uitvoering van de arbeidsovereenkomst met voldoende duidelijkheid volgt dat partijen een afwijkende afspraak hebben gemaakt zoals bedoeld in art. 7:628 lid 5 BW en een niet gewerkt uur hoe dan ook niet zou worden betaald.
Beslissing
- bekrachtigt het tussen partijen gewezen vonnis van de kantonrechter te Rotterdam van 31 augustus 2018;
- veroordeelt Nevned in de kosten van het geding in hoger beroep, aan de zijde van [geïntimeerde] tot op heden begroot op € 318,- aan verschotten en € 1.518,- aan salaris advocaat.