ECLI:NL:GHDHA:2020:811
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Vordering tot uitbetaling van maandelijkse prestatietoeslag na functiewijziging
In deze zaak vordert de appellant, een werknemer, na zijn plaatsing in een lagere functie de uitbetaling van een maandelijkse prestatietoeslag. De kantonrechter en het gerechtshof oordelen dat de werkgever niet verplicht is om de eerder ontvangen toeslag door te betalen. De appellant was sinds 1 oktober 2002 in dienst bij de geïntimeerde, een onderneming die zich bezighoudt met de productie en verwerking van groentenproducten. Hij ontving aanvankelijk een toeslag van € 100,- die later werd verhoogd naar € 400,-. Na een beoordelingsgesprek in 2016, waarin zijn functioneren als onvoldoende werd beoordeeld, werd de toeslag per 1 januari 2016 stopgezet. De appellant heeft het verbetertraject succesvol afgerond, maar zijn toeslag werd pas weer verlaagd naar € 200,- per maand. In 2017 verzocht hij om terugkeer naar zijn functie als Logistiek Medewerker, waarbij zijn toeslag werd stopgezet. Het hof concludeert dat de appellant geen recht heeft op de gevorderde toeslag, omdat deze afhankelijk was van zijn functioneren en de functie die hij vervulde. De vordering van de appellant wordt afgewezen, en hij wordt veroordeeld in de kosten van het hoger beroep.