Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
1.Het verloop van het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- op 6 maart 2020 een journaalbericht van diezelfde datum met bijlagen;
- op 10 maart 2020 een journaalbericht van diezelfde datum met bijlagen.
3.De feiten
- de moeder is overleden op 11 september 2008 te New York, VS;
- de vader en de stiefmoeder zijn gehuwd op 19 december 2008;
- bij beschikking van 25 mei 2011 van de rechtbank Amsterdam zijn de vader en de stiefmoeder gezamenlijk met het ouderlijk gezag over de minderjarige belast;
- de vader, de stiefmoeder en de minderjarige hebben de Nederlandse en Amerikaanse nationaliteit;
- de minderjarige verblijft sinds 14 maart 2019 bij haar oom en tante (zuster vaderszijde). De minderjarige staat sinds 30 april 2019 ingeschreven op een adres in [woonplaats] , gemeente [gemeente] ;
- bij beschikking van 5 juli 2019 van de rechtbank Gelderland is de minderjarige onder toezicht gesteld van Jeugdbescherming van 5 juli 2019 tot 5 juli 2020 en is een machtiging tot uithuisplaatsing in een voorziening voor pleegzorg verleend van 5 juli 2019 tot 5 januari 2020. De beslissing ten aanzien van de uithuisplaatsing is voor het overige aangehouden tot de zitting van 12 december 2019;
- bij beschikking van 5 december 2019 is de beschikking van 5 juli 2019 vernietigd en heeft het hof zich onbevoegd verklaard kennis te nemen van de verzoeken van de Raad voor de Kinderbescherming Arnhem;
- bij mondelinge uitspraak van 9 december 2019, schriftelijk vastgelegd bij beschikking van 10 december 2019 van de rechtbank Gelderland heeft de kinderrechter zich onbevoegd verklaard om kennis te nemen van het verzoek tot voorlopige ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van de Raad voor de Kinderbescherming, regio Gelderland;
- de stiefmoeder heeft zich op 4 november 2019 gewend tot de Nederlandse Centrale Autoriteit Internationale Kinderaangelegenheden (CA);
- bij beschikking van 10 december 2019, schriftelijk neergelegd bij beschikking van 11 december 2019, heeft de kinderechter in de rechtbank Gelderland de minderjarige voorlopig onder toezicht gesteld van de gecertificeerde instelling, met ingang van 10 december 2019 tot 10 maart 2020 en een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige in een voorziening voor pleegzorg verleend met ingang van 10 december 2019, voor de duur van vier weken; voor het overige is de beslissing aangehouden;
- bij beschikking van 5 maart 2020 heeft het hof Arnhem-Leeuwarden de ouders, in hun hoger beroep tegen voormelde beschikking van de Rechtbank Gelderland van 11 december 2019, niet-ontvankelijk verklaard in hun verzoek met betrekking tot de voorlopige ondertoezichtstelling van de minderjarige en de mondelinge uitspraak van de kinderrechter in de rechtbank Gelderland van 10 december 2019, schriftelijk vastgelegd op 11 december 2019, voor zover die betrekking heeft op de verleende machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige, bekrachtigd;
- bij beschikking van 6 januari 2020 heeft de kinderrechter in de rechtbank Gelderland een machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige in een voorziening voor pleegzorg verleend voor de duur van de voorlopige ondertoezichtstelling;
- de ouders hebben op 10 februari 2020 bij de rechtbank in Kansas een verzoek ingediend, waarin zij een maatregel vragen tegen de ontvoering van hun kind onder de zogenaamde "Uniform Child Abduction Remedies Act (UCAPA”, de afgifte van de minderjarige vorderen en vragen om de toepasselijke beschermingsmaatregelen te treffen zodra de minderjarige weer in de VS is;
- dit verzoek is op 13 februari 2020 toegewezen, waarbij onder meer het navolgende is