Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
beschikking van 18 februari 2020
[verzoekster] ,
[naam B.V.] ,
Het geding
De beoordeling van het hoger beroep
sales launchplaats van Levi Strauss. [verzoekster] is daar buiten medeweten van [verweerster] op eigen gelegenheid naartoe gegaan. Levi Strauss is hierdoor bekend geraakt met de problemen binnen de leiding van [verweerster] .
Geachte mevrouw [verzoekster], beste [verzoekster],
Hierbij deel ik jullie mede dat op verzoek van de directie [verzoekster] per direct al haar werkzaamheden heeft neergelegd. Ik heb [verzoekster] opdracht gegeven om in de komende periode geen contact met jullie op te nemen. Bij deze wil ik ook aan jullie vragen om geen contact met [verzoekster] op te nemen. Haar werkzaamheden zullen worden overgenomen door [medewerker 4] ondersteund door [naam zoon] en mijzelf. Ik ben ervan overtuigd dat alle winkels meer dan voldoende in staat zijn om hun verantwoordelijkheid te pakken en ervoor te zorgen dat de verkoop gewoon blijft doorgaan.”
ernstigverwijtbaar heeft gehandeld bij het ontstaan van de verstoorde arbeidsverhouding die geleid heeft tot de ontbinding van de arbeidsovereenkomst, zoals hiervoor overwogen onder 5.7. Ten aanzien van de overige verweten gedragingen aan het adres van [verweerster] (onder andere het bestaan van een vooropgezet plan om te streven naar beëindiging al vanaf eind mei 2018, de gedwongen ziekmelding van [verzoekster] van 31 mei 2018, het foto-incident in Berlijn, het weigeren van toegang tot de mailbox na 15 januari 2019, de verrekening met de openstaande lening en andere elementen onder 312 MvG dan meegewogen onder 5.7) is onvoldoende gesteld of gebleken dat deze gedragingen van [verweerster] hebben tot het einde van de arbeidsovereenkomst hebben geleid, dan wel dat [verweerster] van die handelingen een
ernstigverwijt treft. Voor ernstig verwijtbaar handelen geldt bovendien een hoge drempel. Daarvoor is alleen aanleiding in uitzonderlijke situaties, waarin
evidentis dat de werkgever ernstig verwijtbaar heeft gehandeld of nagelaten. Daarvan is ten aanzien van deze verweten handelingen onvoldoende gebleken. De overige verwijten leiden dan ook niet tot een hogere billijke vergoeding. Voor zover grief III van [verzoekster] betrekking heeft op het vaststellen van een nog hogere mate van verwijtbaarheid van [verweerster] , wordt deze verworpen.
Beslissing
in zoverre opnieuw rechtdoende:
- veroordeelt [verweerster] aan [verzoekster] een billijke vergoeding te betalen van € 140.000,- bruto;
- bekrachtigt de beschikking, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, voor het overige;
- veroordeelt [verweerster] in de kosten van het principaal hoger beroep, aan de zijde van [verzoekster] tot op heden begroot op € 332,- aan verschotten en € 6.322,- aan salaris advocaat;
- veroordeelt [verweerster] in de kosten van het incidenteel hoger beroep, aan de zijde van [verzoekster] tot op heden begroot op € 3.161,- aan salaris advocaat;
- verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.