ECLI:NL:GHDHA:2020:270

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
25 februari 2020
Publicatiedatum
20 februari 2020
Zaaknummer
200.251.879/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toepasselijkheid van de Seniorenregeling op de functie van Sectiechef Veiligheid en de beoordeling van goed werkgeverschap

In deze zaak gaat het om de vraag of de Seniorenregeling van RET van toepassing is op de functie van [appellant], die als Sectiechef Veiligheid werkzaam is. [appellant] is in hoger beroep gekomen van een vonnis van de rechtbank Rotterdam, waarin zijn vorderingen om onder de Seniorenregeling te vallen, zijn afgewezen. De Seniorenregeling is bedoeld voor medewerkers die 54 jaar of ouder zijn en minimaal 10 jaar in een onder de regeling vallende functie werkzaam zijn. Het hof oordeelt dat de functie van [appellant] niet onder de regeling valt, omdat deze functie niet wordt genoemd in de regeling en wezenlijk verschilt van de functies die wel onder de regeling vallen. Het hof bevestigt dat het niet toepassen van de Seniorenregeling op [appellant] niet in strijd is met goed werkgeverschap en evenmin met de Wet Gelijke Behandeling op grond van Leeftijd bij de Arbeid (WGBLA). Het hof bekrachtigt het vonnis van de rechtbank en wijst de vorderingen van [appellant] af.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht
Zaaknummer : 200.251.879/01
Zaaknummer rechtbank : 6496242 CV EXPL 17-41044

arrest van 25 februari 2020

inzake

[appellant],

wonende te [woonplaats],
appellant,
nader te noemen: [appellant],
advocaat: mr. S.O. Voogt te Rotterdam,
tegen

Rotterdamse Electrische Tram B.V.,

gevestigd te Rotterdam,
geïntimeerde,
hierna te noemen: RET,
advocaat: mr. A. Birkhoff te Rotterdam.

Het geding

Bij exploot van 19 december 2018 is [appellant] in hoger beroep gekomen van een door de rechtbank Rotterdam sector kanton tussen partijen gewezen vonnis van 21 september 2018.
Bij memorie van grieven tevens inhoudende akte wijziging van eis, met producties, heeft [appellant] een genummerde grief aangevoerd. Bij memorie van antwoord met producties heeft RET de grief bestreden. Vervolgens hebben de advocaten van partijen op 7 januari 2020 de zaak bepleit aan de hand van overgelegde pleitnota’s. Partijen hebben het hof vervolgens verzocht om arrest te wijzen op de stukken die ter voorbereiding van het pleidooi aan het hof zijn toegezonden.

De feiten

1. In het vonnis waarvan beroep heeft de kantonrechter een aantal feiten vastgesteld. Deze feiten zijn in hoger beroep niet bestreden.
2. Met inachtneming van deze feitenvaststelling en in aanvulling daarop kan in dit hoger beroep worden uitgegaan van het navolgende.
2.1
[appellant], geboren op [geboortedatum], is op 1 april 1985 bij RET voor onbepaalde tijd in dienst getreden in de functie van Controleur Openbaar Vervoer (hierna: COV). Vanaf 1 juni 2002 is [appellant] bij RET werkzaam geweest als Coördinator Controleur Openbaar Vervoer (hierna: CCOV) en sinds enkele jaren is [appellant] werkzaam in de functie van Sectiechef Veiligheid.
2.2
In de functiebeschrijving Sectiechef Veiligheid d.d. 17 juni 2011 is onder meer opgenomen:
“(…)
Doelstelling van de functie
Draagt zorg voor een professionele uitvoering van het handhavings- en veiligheidsbeleid, zorgt voor een efficiënte en effectieve inzet van zijn teamleden en de opvang van zijn teamleden bij agressie/geweldsincidenten en traumatische ervaringen (…).
Plaats in de organisatie
De Sectiechef maakt onderdeel uit van het afdelingsteam van Veiligheid (…) en geeft zowel taak- alsmede sociaalgericht leiding aan de aan hem toegewezen Coördinatoren COV, Controleurs Openbaarvervoer en Toezichthouders.
(…)
Belangrijkste resultaatgebieden
1. Operationeel uitvoeringsbeleid
1. Analyseert mede de uitkomsten uit het KPI veiligheidsdashboard.
2. Treedt in overleg met de overige sectiechefs (…)
4. Overlegt met zijn collega (…) de wijze en inzet van de medewerkers. (…)
2. Concept jaarplannen
8. Actieve en gerichte bijdrage bij het ontwikkelen (…) voor het jaarplan (…)
10. Ondersteunt, ontwikkelt mede prestatieafspraken (…)
13. Stuurt team prestatie bij naar KPI normen (…)
3. Werkprocessen & informatie
(…)
15. Verantwoordelijk voor de ontwikkeling van het dienstrooster en de personele planning en inzet van zijn of haar teamleden (…)
4. Realisatie activiteitenplan
20. Lost dagelijkse verstoringen in de uitvoering op (…)
21. Controleert de kwaliteit (prestatie) van de dienstuitvoering door regelmatig bij en tussen zijn teamleden aanwezig te zijn buiten (…)
23. Draagt zorg voor de ondersteuning en op vang van medewerkers die slachtoffer zijn geworden van agressie.
24. Levert ondersteuning bij calamiteiten in het openbaarvervoer (…)
26. Organiseert indien dit noodzakelijk is hulpdiensten, extra politie en het inzetten van extra bestuurders (…)
5. Eerste lijns personeelszaken
29. Het begeleiden van zieke of medewerkers die uitval vertonen.
30. Vangt medewerkers op die slachtoffer zijn geworden van geweld en agressie.
31. Voert verzuimgesprekken met medewerkers.
32. Spreekt medewerkers aan op verkeert en ongewenst gedrag.
33. Houdt disciplinaire gesprekken met medewerkers.
34. Handelt klachten af tegen zijn medewerkers en spreekt medewerkers aan bij gereden schades.
35. Voert positieve gesprekken en toont waardering voor zijn of haar medewerkers.
36. Legt gesprek en afspraken vast voor het personeelsdossier.
6. Organisatie en ontwikkeling
37. Geeft taak en sociaalgericht leiding aan zijn of haar teamleden (…)
41. Houdt functionerings-, c.q. beoordelingsgesprekken.
42. Stelt op en realiseert opleidingsplannen en loopbaanbegeleiding.
43. Draagt zorg voor verzuimbegeleiding en voert re-integratieactiviteiten uit (..)
44. Selecteert mede nieuwe medewerker
7. Overige activiteiten
(…)
8. Vertegenwoordiging RET
(…)
9. Arbo-beleid
54. Zorgt voor de ontwikkeling en implementatie van het Arbobeleid binnen zijn/haar team (…)”
2.3
In de functiebeschrijving COV is onder meer opgenomen:
“ (…)Doelstelling van de functie
Het leveren van reizigersservice, houdt toezicht en handhaaft de openbare orde en veiligheid in- en rondom het openbaar vervoergebied, controleert op ongewone en ongewenste activiteiten, handhaaft, spoort, en verbaliseert overtreders van wetten en regels (…)
Plaats in de organisatie
De Controleur Openbaar Vervoer ontvangt operationeel leiding van de Coördinator COV en taak- en sociaalleiding van de Sectiechef Veiligheid en werkt in teams en in onregelmatige dienst.
(…)
Belangrijkste resultaatgebieden
1. Toezicht
1. Surveilleert zowel in uniform dan wel in burgerkleding en is zichtbaar proactief/preventief in de voertuigen, stations, perrons (…).
2. Spreekt reizigers of burgers aan op ongewenst of afwijkend gedrag.
3. Reist regelmatig mee in de voertuigen (…)
4. Als de veiligheid in het geding is of er overlast wordt veroorzaakt, treedt hij of zij op en grijpt daadkrachtig in.
5. Treedt handhavend en corrigerend op tegen personen (…)
2. Actieve handhaving wetten en regels
9. Controleert de gebruikers van het Openbaar Vervoer op het bezit hebben van een voor de reis geldig vervoersbewijs (…)
11. Handhaaft- en spoort strafbare feiten op (…)
12. Verricht zo nodig aanhoudingen, maakt processen-verbaal op (…)
3. Inzet Veiligheid en opvolgingsteam
24. Surveilleert met de “combi” binnen het afgesproken vervoersgebied.
25. Reageert direct bij noodoproepen (…)
26. Assisteert hun collega’s bij dreigende agressie en geweldsconflicten.
27. Ondersteunt het nachtelijke vervoer van passagiers (…)
Service & hulpverlening als VOT team
35. Ondersteunt gebruikers van het openbaar vervoer bij de bediening van de chipkaartautomaten, betreding van de stations of voertuigen (…)
37. Treedt handelen op bij ongevallen en verleent eerste medische hulp (…)
4. Crowd control
40. Voert de coördinatortaken uit (…) binnen het RET (…) gebied waar hij/zij is ingedeeld.
41. Begeleid grote groepen (voetbal) supporters (…)
44. Het bewaken van de openbare veiligheid tijdens de evenementen, festivals e.d.(…)
5. Processen-verbaal & Rapportages
47. Stelt aan de hand van de geconstateerde overtredingen het proces-verbaal op (…).
6. Samenwerking
55. Werkt nauw samen met o.a. de politie/stadstoezicht (…)
58. Evalueert de dienst uitvoering met collega’s (…) sectiechefs en zo nodig met de derden b.v. politie en dergelijke (…)
7. Overige activiteiten
(…)
8. Arbo-beleid
68. Leeft alle veiligheidsregels en voorschriften na tijdens de dagelijkse uitvoering van zijn taken (…)”
2.4
Na instemming van de ondernemingsraad heeft RET bij besluit van 8 augustus 2008 de Seniorenregeling 2008 vastgesteld met ingang van 1 januari 2009 (hierna: de Seniorenregeling). In de Seniorenregeling is voor zover van belang het volgende opgenomen:
“(…)
1.1.
Op wie van toepassing
Buschauffeurs, trambestuurders, metrobestuurders, metrobeamten, metrobeheerders, medewerkers Toezicht en COV-ers, kunnen op vrijwillige basis gebruik maken van deze regeling. Mits zij de leeftijd van 54 jaar hebben bereikt en direct voorafgaand aan het moment van toetreding tot de regeling minimaal 10 jaar of langer aaneengesloten (onderbreking < 9 maanden) in deze functie (of een combinatie van) werkzaam zijn, kunnen op vrijwillige basis gebruik maken van deze regeling. Ook de jaren die medewerkers als conducteur of wagenbegeleider werkzaam waren, worden meegeteld.
(…). De kern van de seniorenregeling is effectieve verkorting van de arbeidstijd ter realisering van voldoende hersteltijd.
1.2.
Uitvoering
(…)
Na toestemming plaatst het Bedrijfsbureau Exploitatie de medewerker in een seniorenrooster met de volgende uitgangspunten:
  • Medewerkers worden in een apart seniorenrooster geplaatst.
  • Geen nachtdiensten in het rooster.
  • (Minstens) 2 dagen aaneengesloten vrij (…)
  • Deze groep krijgt een verkorting van de arbeidsduur per jaar van 152 uur, deze uren worden ingeroosterd (…)”
2.5
Bij brief van 15 mei 2014 heeft een aantal werknemers, welke werknemers de functie van CCOV bekleedden, waaronder [appellant], de leden van de ondernemingsraad benaderd met het verzoek na te gaan of de functiegroep van CCOV alsnog kan worden opgenomen bij de functiegroepen genoemd in de Seniorenregeling.
2.6
De ondernemingsraad heeft bij brief te kennen gegeven dat zij unaniem tot de conclusie is gekomen dat zij geen mogelijkheden ziet om de functie van CCOV in de Seniorenregeling op te nemen.
2.7
[appellant] heeft op 24 januari 2017 bij RET een aanvraag ingediend om met ingang van 25 maart 2017 (de datum waarop hij de 54 jarige leeftijd bereikte) tot de Seniorenregeling te worden toegelaten.
2.8
Bij brief van 31 januari 2017 heeft RET het verzoek van [appellant] tot toepassing van de Seniorenregeling afgewezen. In de brief heeft RET aangegeven:
“(…) In de seniorenregeling 2008 van RET N.V. worden de functies genoemd waarvoor de in de seniorenregeling opgenomen afspraken gelden. Uw functie (de functie Sectiechef) wordt daarbij niet genoemd. De Seniorenregeling is derhalve niet op u van toepassing.”
2.9
Namens [appellant] is bij brief van 29 juni 2017 RET nogmaals verzocht om [appellant] vanaf zijn 54ste onder de Seniorenregeling te laten vallen. Bij brief van 10 augustus 2017 heeft RET het verzoek van [appellant] tot toepassing van de Seniorenregeling wederom afgewezen.
2.1
In de op de arbeidsovereenkomst van toepassing zijnde Cao is in Bijlage 18 opgenomen “Regeling betreffende arbeidstijdverkorting voor oudere werknemers”. Werknemers die de leeftijd van 60 jaar hebben bereikt kunnen op grond van deze CAO regeling arbeidstijdverkorting van één uur van de dagelijkse werktijd vragen. Werknemers die onder de werking van de Seniorenregeling vallen kunnen van deze CAO regeling geen gebruik maken.
2.11
In een rapport getiteld “Evaluatie 50% op straat” d.d. 12 december 2017 staan de volgende werkzaamheden genoemd als activiteiten die meetellen als werkzaamheden “
op straat“ voor leidinggevenden:
-
Buitencontacten met medewerkers:
o
Evenement
o
‘Buiten kijken’
o
Bezoek medewerkers op locatie
o
Afhandeling incidenten
-
Binnen contacten met medewerkers:
o
Sollicitatiegesprek
o
Functioneringsgesprek
o
Verzuimgesprek
o
Briefing
o
Debriefing
o
Verzuimgesprek
o
Rijtjesgesprek
o
Coaching gesprek
o
Informeel gesprek
o
Werkoverleg medewerkers
o
Overleg CC-ers
o
Langs zieken
o
Teambuilding
o
Correctie-/disciplinair gesprek
2.12
[appellant] heeft in eerste aanleg gevorderd – samengevat weergegeven – een verklaring voor recht dat hij aanspraak kan maken op toepasselijkheid van de Seniorenregeling, RET te veroordelen de Seniorenregeling op [appellant] van toepassing te verklaren, alsmede RET te veroordelen tot betaling van een bedrag groot € 2.203,05 ter zake te veel gewerkte dagen vanaf 25 maart 2017 en buitengerechtelijke incassokosten ad € 330,46 exclusief BTW, beide bedragen vermeerderd met wettelijke rente, met veroordeling van RET in de proceskosten.
2.13
De kantonrechter heeft de vorderingen van [appellant] afgewezen en hem veroordeeld in de proceskosten. De kantonrechter heeft – kort en zakelijk weergegeven – aan dit oordeel ten grondslag gelegd dat aangezien de functie van [appellant] als Sectiechef Veiligheid qua karakter niet vergelijkbaar is met de functie van COV of met een andere in de Seniorenregeling genoemde functie, er geen grond is om te oordelen dat de functie van Sectiechef Veiligheid onder het toepassingsbereik van de Seniorenregeling dient te vallen. Het niet toepassen van de Seniorenregeling op [appellant] is nu er geen sprake is van vergelijkbare gevallen niet in strijd met goed werkgeverschap en evenmin in strijd met de Wet Gelijke Behandeling op grond van leeftijd bij de arbeid (WGBL).

Beoordeling van het hoger beroep

3. Tegen het oordeel van de kantonrechter heeft [appellant] één grief gericht. Met deze grief beoogt [appellant], samengevat, dat het hof het vonnis zal vernietigen en het in eerste instantie gevorderde alsnog zal toewijzen, met veroordeling van RET in de kosten van het geding, zowel in eerste aanleg als in hoger beroep. De eiswijziging van [appellant] houdt verband met de inmiddels verstreken periode sinds de dagvaarding in eerste aanleg: hij vermeerdert zijn eis met betrekking tot de schade die hij lijdt door het niet toepassen van de Seniorenregeling van 25 maart 2017 tot 25 maart 2019 tot een vordering van € 7.049,76 bruto. De vordering ter zake buitengerechtelijke incassokosten heeft [appellant] in hoger beroep vermeerderd tot € 727,49 (exclusief BTW). RET heeft geconcludeerd tot bekrachtiging van het bestreden vonnis en veroordeling van [appellant] in de kosten van het hoger beroep.
4. Bij de beoordeling van het hoger beroep stelt het hof het volgende voorop. De Seniorenregeling is van toepassing op een medewerker, die minimaal de leeftijd van 54 jaar heeft bereikt en direct voorafgaand aan het moment van toetreding tot de regeling mimimaal 10 jaar of langer aaneengesloten in een onder de Seniorenregeling vallende functie werkzaam is geweest. Niet ter discussie staat dat de functie van [appellant], Sectiechef Veiligheid, niet wordt genoemd in de Seniorenregeling bij de opsomming van de functies waarop deze regeling van toepassing is. Als zodanig valt de functie dan ook niet onder het toepassingsbereik van de Seniorenregeling.
5. [appellant] betoogt dat hij recht heeft op toepassing van de Seniorenregeling omdat het niet toepassen van de regeling op zijn functie primair in strijd is met het goed werkgeverschap en subsidiair met de WGBLA.
Strijd met goed werkgeverschap?
6. Het hof is van oordeel dat de kantonrechter op goede gronden heeft geoordeeld dat RET niet in strijd heeft gehandeld met goed werkgeverschap door de Seniorenregeling niet mede van toepassing te verklaren op de functie van [appellant]. Het hof onderschrijft hetgeen de kantonrechter op dit punt heeft overwogen en maakt deze overwegingen tot de zijne. In aanvulling daarop overweegt het hof nog het volgende.
7. Niet ter discussie staat dat de kern van de regeling is “effectieve verkorting van de arbeidstijd ter realisering van voldoende hersteltijd”. De bedoeling van de Seniorenregeling is het bieden van faciliteiten voor de oudere – voornamelijk op straat, dat wil zeggen buiten een RET-vestiging werkende – werknemers, die extra moeten herstellen van de spanning en druk (onder meer) ten gevolge van protesterende, intimiderende en bedreigende reizigers (vgl ook punt 28 van de dagvaarding in eerste aanleg van [appellant]). Deze “verlichting”, zo blijkt uit de Seniorenregeling, geldt voor een beperkt aantal functiegroepen, te weten buschauffeurs, trambestuurders, metrobestuurders, metrobeambten, metrobeheerders, medewerkers Toezicht en COV-ers. Dit betreft werknemers die in rijdende functies en in onregelmatigheid werken en werknemers in uitvoerende functies, die hun werkzaamheden overwegend buiten een RET-vestiging (dus letterlijk ‘op straat’) verrichten en veelvuldig reizigerscontact hebben.
8. De vergelijking van [appellant] tussen zijn eigen functie en de functies die onder de Seniorenregeling vallen gaat naar het oordeel van het hof niet op. De functie-inhoud van de functie van [appellant] is wezenlijk anders dan die van werknemers die vallen onder de Seniorenregeling. [appellant] vervult binnen RET een leidinggevende/aansturende functie. De functie van [appellant] is ingedeeld in schaal 8. RET heeft onweersproken gesteld dat de hoogste functieschaal voor medewerkers die vallen onder de Seniorenregeling schaal 6 is. Als Sectiechef Veiligheid geeft [appellant] zowel taak- als sociaalgericht leiding aan de aan hem toegewezen CCOV-ers, COV-ers en Toezichthouders, zoals ook blijkt uit de functiebeschrijving Sectiechef Veiligheid. [appellant] verricht in het kader onder meer werkzaamheden als het voeren van functioneringsgesprekken, sollicitatiegesprekken, verzuimgesprekken en rijtjesgesprekken met zijn teamleden (zie r.o. 2.2). Zijn team waaraan hij leiding geeft bestaat uit circa 30 personen.
9. Evenmin kan worden aangenomen dat een substantieel deel van het werk van [appellant] buiten de RET-vestiging plaatsvindt. Het rapport “Evaluatie 50% op straat”, dat [appellant] in hoger beroep in het geding heeft gebracht, (zie r.o. 2.11) bevestigt dat een groot deel van de door de leidinggevenden verrichte werkzaamheden weliswaar onder de noemer werkzaamheden ‘
op straat’vallen, maar niet daadwerkelijk buiten een RET-vestiging worden uitgevoerd. [appellant] heeft zijn stelling dat hij 70% ‘
op straat’werkt gebaseerd op de werkzaamheden die staan opgesomd in voornoemd document. Zoals [appellant] tijdens het pleidooi heeft bevestigd, wordt elk contact dat hij als leidinggevende met een medewerker heeft, gedefinieerd als werken ‘
op straat’.Een groot deel van die werkzaamheden bestaat echter uit contactmomenten met de medewerkers aan wie hij leiding geeft. Deze vinden plaats op een RET-vestiging. In genoemd rapport worden vier vormen van buitencontacten met medewerkers genoemd en 14 vormen van binnencontacten, die allen meetellen als werkzaamheden
‘opstraat’ voor leidinggevenden als [appellant]. [appellant] houdt zich derhalve bezig met een veelheid aan werkzaamheden die hij niet daadwerkelijk uitoefent ‘
op straat’, maar op een RET-vestiging. Het gaat daarbij dus niet om uitvoerende en/of controlerende werkzaamheden zoals die door medewerkers op straat (buiten de RET-vestiging) worden verricht en welke werkzaamheden wel onder de Seniorenregeling vallen. [appellant] gaat weliswaar met zijn teamleden soms ook naar buiten (op straat) en voert dan evenals de COV-ers controles uit, maar niet gesteld noch gebleken is dat dit een substantieel deel van zijn werktijd betreft. Bovendien doet hij dat niet als COV-er, maar in zijn hoedanigheid van Sectiechef Veiligheid. [appellant] geeft ook geen operationele leiding aan de COV-ers en Toezichthouders, dit doen de CCOV-ers, zo blijkt ook uit de functiebeschrijving COV (zie r.o. 2.3).
10. Gelet op het voorgaande kan niet worden aanvaard dat de functie van [appellant] en de belasting die dit met zich meebrengt, vergelijkbaar is met de functies (en de daarmee samenhangende belasting) die vallen onder de Seniorenregeling. Dat [appellant] evenals de COV-ers werkt in ploegendienst en in geval van incidenten als laatste naar huis kan gaan wanneer zich een agressie incident voordoet, kan niet leiden tot de conclusie dat zijn functie in zwaarte vergelijkbaar is met de uitvoerende functies waarvoor de Seniorenregeling geldt.
11. [appellant] heeft ook nog een beroep gedaan op de nieuwe functieomschrijving van Sectiechef Veiligheid, waarvan de tekst is vastgesteld op 19 april 2019. Hierin staat dat de Sectiechef Veiligheid in voorkomende gevallen operationele werkzaamheden als CC-er c.q. COV-er verricht en dat in die situaties de functiebeschrijvingen van de genoemde functies van toepassing zijn. Dit kan evenmin leiden tot de conclusie dat de functie van [appellant] zodanige overeenkomsten vertoont met de in de Seniorenregeling genoemde functies, dat de regeling ook op hem dient te worden toegepast. Ook deze functieomschrijving bevestigt dat [appellant] een breed scala aan werkzaamheden uit hoofde van zijn leidinggevende functie dient te verrichten, niet zijnde werkzaamheden die daadwerkelijk op straat dienen te worden verricht. De verwijzing naar de functieomschrijving houdt enkel in dat voor het geval [appellant] operationele werkzaamheden als CC-er dan wel COV-er verricht, hij deze werkzaamheden dient uit te voeren overeenkomstig de daarvoor geldende functieomschrijving, hetgeen niet betekent dat [appellant] gedeeltelijk als CC-er of COV-er moet worden gezien.
12. [appellant] kan gelet op het voorgaande niet worden gevolgd in zijn standpunt dat zijn functie als Sectiechef Veiligheid zodanige overeenkomsten heeft met de functies waarop de Seniorenregeling wel van toepassing is verklaard, dat goed werkgeverschap meebrengt dat de regeling ook op hem moet worden toegepast.
13. De omstandigheid dat de Seniorenregeling ook wordt toegepast op twee functies die niet in de regeling worden genoemd kan niet leiden tot een ander oordeel. De RET heeft voldoende toegelicht waarom op de functies van conducteur en Openbaar Vervoer Surveillant de Seniorenregeling wordt toegepast, ondanks dat dat deze functies niet in de Seniorenregeling staan. Deze functies vertonen dermate grote raakvlakken met de hoofdzakelijk op straat uitgevoerde controlerende en uitvoerende functies die wel met zoveel woorden in de Seniorenregeling worden genoemd, dat het mede toepassen van de Seniorenregeling op deze twee functies alleszins gerechtvaardigd is. Dit ligt geheel anders voor de functie van [appellant], die onvergelijkbaar is met deze functies en de in de Seniorenregeling genoemde functies, zoals hiervoor is geoordeeld.
14. Het voorgaande leidt tot de slotsom dat de stelling van [appellant] dat RET handelt in strijd met goed werkgeverschap wordt verworpen.
Strijd met de Wet gelijke behandeling op grond van leeftijd bij de arbeid
15. [appellant] stelt zich subsidiair op het standpunt dat het niet toepassen van de Seniorenregeling in strijd is met de Wet gelijke behandeling op grond van leeftijd bij de arbeid (WGBLA) is. Dit standpunt kan niet worden gehonoreerd. Op grond van de WGBLA is het, kort gezegd, verboden om onderscheid op grond van leeftijd te maken bij de arbeid. De Seniorenregeling maakt weliswaar direct onderscheid op grond van leeftijd, in die zin dat de regeling slechts geldt voor werknemers van 54 jaar en ouder, maar [appellant] zit ook in deze leeftijdscategorie. Zijn vorderingen hebben ook betrekking op de periode waarin hij de leeftijd van 54 jaar inmiddels had bereikt. Zoals het hof hiervoor heeft geoordeeld, valt (de functie van) [appellant] naar objectieve maatstaven niet onder de Seniorenregeling. [appellant] heeft geen feiten of omstandigheden gesteld die de conclusie kunnen rechtvaardigen dat jegens hem sprake is van onderscheid op grond van leeftijd/strijd met de WGBLA.
16. Het beroep op de uitspraak van het Hof van Justitie van 22 januari 2019 (ECLI:EU:C:2019:43), die volgens [appellant] zou moeten leiden tot de conclusie dat de RET verplicht is tot ‘
leveling up’, kan evenmin slagen. Het effect van ‘
leveling up’ zou in principe zijn dat werknemers die vanwege hun leeftijd niet onder de Seniorenregeling vallen, daaraan toch rechten kunnen ontlenen. [appellant] valt echter al in de leeftijdscategorie van de Seniorenregeling. Hiervoor is reeds geoordeeld dat de functie van [appellant] niet onder de Seniorenregeling valt en de RET evenmin uit hoofde van goed werkgeverschap gehouden is de regeling desondanks op [appellant] toe te passen. In de gegeven situatie kan ‘
leveling up’jegens [appellant] dan ook geen effect sorteren. Immers, hij valt naar objectieve maatstaven niet onder de Seniorenregeling. Dit houdt geen enkel verband met zijn leeftijd maar met de door hem bekleedde functie.
17. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat ook van strijd met de WGBLA geen sprake is. Ten overvloede overweegt het hof nog dat op grond van art. 13 van de WGBLA een regeling die in strijd is met deze wet nietig is. [appellant] heeft tijdens het pleidooi expliciet bevestigd geen beroep op de nietigheid van de Seniorenregeling te willen doen.
Slotsom en proceskosten
18. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het hoger beroep faalt. Het hof zal het bestreden vonnis bekrachtigen. De door [appellant] ingestelde vordering ontbreekt een valide basis.
19. Bij deze uitkomst past dat [appellant] als de in het ongelijk te stellen partij in de proceskosten van het hoger beroep wordt veroordeeld, waaronder begrepen de (nog te maken) nakosten.

Beslissing

Het hof:
- bekrachtigt het bestreden vonnis van de rechtbank Rotterdam van 21 september 2018;
- veroordeelt [appellant] in de proceskosten in hoger beroep, aan de zijde van RET, tot op heden begroot op € 726,- aan griffierecht en € 3.222,- aan salaris advocaat (3 punten, tarief II), bij niet-betaling te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van veertien dagen na de datum van dit arrest;
- veroordeelt [appellant], indien niet binnen veertien dagen na de datum van dit arrest is voldaan aan de bij dit arrest uitgesproken veroordelingen, in de nakosten, begroot op € 157,-, te vermeerderen met € 82,- indien niet binnen veertien dagen na aanschrijving in der minne aan dit arrest is voldaan en vervolgens betekening van dit arrest heeft plaatsgevonden;
- verklaart dit arrest wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit arrest is gewezen door mrs. C.J. Frikkee, S.R. Mellema en A.J.P. van Beurden en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 25 februari 2020 in aanwezigheid van de griffier.