In deze zaak gaat het om een loonvordering van Elite Security Force B.V. (hierna: Elite) na het ontslag van [verweerder] tijdens de proeftijd. [verweerder] is per 1 mei 2019 in dienst getreden bij Elite, maar zijn arbeidsovereenkomst werd op 30 mei 2019 door Elite beëindigd. [verweerder] heeft hiertegen geprocedeerd en verzocht om vernietiging van het ontslag. De kantonrechter heeft in eerste aanleg het ontslag vernietigd en Elite veroordeeld tot betaling van achterstallig loon. Elite is in hoger beroep gegaan tegen deze beslissing.
Het Gerechtshof Den Haag heeft de zaak op 24 november 2020 behandeld. Het hof oordeelde dat de kantonrechter terecht had geoordeeld dat de opzegging van de arbeidsovereenkomst door Elite niet rechtsgeldig was, omdat [verweerder] tijdig de vernietiging van het ontslag had verzocht. Het hof bevestigde dat de arbeidsovereenkomst op 30 mei 2019 was opgezegd, maar dat Elite het ontslag had ingetrokken door [verweerder] op 30 mei en 2 juni 2019 weer te laten werken. Het hof oordeelde dat Elite over de periode van 9 juli 2019 tot 1 december 2019 slechts 70% van het salaris aan [verweerder] verschuldigd was, in plaats van 100% zoals de kantonrechter had geoordeeld. De overige beslissingen van de kantonrechter werden bekrachtigd.
De uitspraak benadrukt de noodzaak voor werkgevers om zorgvuldig om te gaan met ontslagprocedures, vooral tijdens de proeftijd, en de rechten van werknemers in dergelijke situaties. Het hof heeft Elite veroordeeld in de kosten van het hoger beroep en de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard.