"9. Beoordeeld moet worden of de verjaring van de vordering tot betaling van de facturen van 13 september 2006 en 11 januari 2007 tijdig is gestuit. Bij de beoordeling wordt het volgende vooropgesteld. Het betreft hier een vordering tot nakoming van een verbintenis uit overeenkomst. Hiervoor geldt een verjaringstermijn van vijf jaar (artikel 3:307 lid 1 BW). Krachtens artikel 3:317 lid 1 BW wordt de verjaring van een rechtsvordering tot nakoming van een verbintenis gestuit door een schriftelijke aanmaning of schriftelijke mededeling waarin de schuldeiser zich ondubbelzinnig zijn recht op nakoming voorbehoudt. Een schriftelijke mededeling (stuitingsbrief) in de zin van artikel 3:317 lid 1 BW moet een voldoende duidelijke waarschuwing aan de schuldenaar inhouden dat hij er, ook na het verstrijken van de verjaringstermijn, rekening mee moet houden dat hij de beschikking houdt over zijn gegevens en bewijsmateriaal, opdat hij zich tegen een dan mogelijkerwijs alsnog door de schuldeiser ingestelde vordering kan verweren. In het kader van de vraag of een schriftelijke mededeling kan worden opgevat als een mededeling in de zin van artikel 3:317 lid 1 BW, dient niet alleen te worden gelet op de formulering van de mededeling, maar ook op de context waarin de mededeling wordt gedaan en eveneens op de overige omstandigheden van het geval.
10. De betalingstermijn van de factuur van 11 januari 2007 verliep op 25 januari 2007. Vast staat dat op 2 juli 2012 een sommatie aan Hotel Banks is gestuurd en deze door haar is ontvangen. Dat is meer dan vijf jaar na 25 januari 2007, zodat deze brief de verjaring niet kan hebben gestuit. Dat is slechts anders als voordien een tijdige stuitingshandeling is verricht.
11. VKN beroept zich in dat kader onder meer op een brief van 7 februari 2008. VKN stelt dat zij deze brief aangetekend aan Hotel Banks heeft verzonden en dat deze brief door Hotel Banks is ontvangen. Hotel Banks heeft dat laatste betwist. VKN heeft ter onderbouwing van haar stelling een aantal stukken overgelegd: een bewijs van aangetekende verzending en een kopie van het verzendbewijs. Zij stelt dat met zekerheid kan worden gesteld dat Hotel Banks de brief in ontvangst heeft genomen, nu een medewerker van de Belgische post heeft uitgelegd dat een poststuk door de postbode wordt aangeboden aan de ontvanger en dat, als het poststuk wordt geweigerd of niet bestelbaar is, het wordt geretourneerd aan het postkantoor waar het poststuk is afgegeven, waarvan de afzender (VKN) in dat geval een melding krijgt en waarna hij moet tekenen voor het weer in ontvangst nemen van het geweigerde althans niet bestelbare poststuk. Nu VKN de brief nooit retour heeft ontvangen, moet de conclusie zijn dat Hotel Banks de brief heeft ontvangen, aldus VKN.
12. Voor zover thans van belang bepaalt artikel 3:37 lid 3 BW dat een tot een bepaalde persoon gerichte verklaring, om haar werking te hebben, die persoon moet hebben bereikt. Nu Hotel Banks dat betwist moet VKN bewijzen dat de brief van 7 februari 2008 Hotel Banks heeft bereikt. VKN beroept zich immers op het rechtsgevolg van de door haar aan Hotel Banks gerichte brief. Het hier gaat om een aangetekende brief. Daarvoor geldt volgens vaste rechtspraak meer in het bijzonder dat VKN dient te bewijzen dat zij de brief aangetekend en naar het juiste adres heeft verzonden, en bovendien aannemelijk dient te maken dat de brief aan Hotel Banks is aangeboden op de wijze die daartoe ter plaatse van bestemming is voorgeschreven (onder meer HR 16 oktober 1998, ECLI:NL:HR:1998:ZC2742, NJ 1998, 897). 13. Tussen partijen is niet in geschil dat VKN de brief aangetekend en naar het juiste adres heeft verzonden. Dat volgt ook uit de overgelegde stukken. De omstandigheid dat de brief na aangetekende verzending niet door de Belgische post is geretourneerd aan VKN, is evenwel niet toereikend om aan te nemen dat de brief aan Hotel Banks is aangeboden op de ter plaatse (in België) voorgeschreven wijze. Dat, zoals VKN stelt, de normale gang van zaken is dat een niet retour ontvangen stuk door de geadresseerde is ontvangen mag juist zijn, maar daarmee is op zichzelf nog onvoldoende aannemelijk dat die gang van zaken ook in dit geval heeft plaatsgevonden (vgl. HR 4 juni 2004, ECLI:NL:HR:2004:A05122, NJ 2004, 411). Dat de brief niet aan VKN is geretourneerd kan immers niet alleen zijn veroorzaakt doordat, zoals VKN stelt, Hotel Banks de brief in ontvangst heeft genomen, maar bijvoorbeeld ook door een fout van de Belgische post, terwijl overigens (door Hotel Banks) niet valt te controleren of de brief inderdaad niet is geretourneerd aan VKN. VKN heeft geen feiten gesteld en evenmin ten bewijze aangeboden waaruit blijkt dat de brief daadwerkelijk is aangeboden aan Hotel Banks. Zij heeft wel aangeboden de door haar gestelde (algemene) gang van zaken bij de Belgische post te bewijzen maar zoals volgt uit hetgeen hiervoor is overwogen, is dat bewijsaanbod niet ter zake dienend. 14. Correcte aanbieding van de brief is derhalve niet aannemelijk gemaakt; grief 1 faalt daarom. Daaraan doet niet af dat, zoals VKN stelt, de brieven en e-mailberichten die tussen 2008 en 2012 zijn verstuurd (waarover nog hierna) wel zijn ontvangen, alleen al omdat deze documenten niet op dezelfde wijze als de onderhavige brief zijn verzonden en deze documenten voorts (deels) aan andere partijen (zoals de advocaat van Hotel Banks) zijn gericht. Evenmin doet hieraan af dat Hotel Banks op enig moment het initiatief heeft genomen te spreken over een minnelijke regeling. Dat sluit immers geenszins uit dat zij zich thans op verjaring beroept en in dat kader betwist de brief van 7 februari 2008 te hebben ontvangen.
15. VKN stelt voorts dat de brief van 3 november 2009 van mr. [appellant sub 2] (haar toenmalige advocaat) aan Germijns de verjaring heeft gestuit. Deze brief is een reactie op een (tussen)verslag van Germijns en gericht aan Germijns. Mr. [appellant sub 2] beschrijft in de brief dat VKN juridisch noch feitelijk aansprakelijk is voor schade van Hotel Banks (p 1-3) en hij gaat uitgebreid in op het verslag van Germijns met betrekking tot de schade van Hotel Banks (p. 3-11). In het slot van de brief schrijft mr. [appellant sub 2] :
"Nu de door u geformuleerde grondslag voor aansprakelijkheid van cliënte geen stand kan houden, omdat redelijkerwijs niet gesteld kan worden dat de polyurea te dik op de vloeren, dan wel te dun op de wanden is aangebracht, mag vastgesteld worden dat cliënte niet aansprakelijk is. Conclusie uit het bovenstaande mag zijn dat cliënte geen noodzaak ziet tot enig herstel op haar kosten uit te voeren. Anderzijds acht cliënte het meer dan geboden dat het haar toekomende inmiddels wordt voldaan."
De brief is enkele dagen later per e-mail ook aan de advocaten van de diverse bij de bouw van Hotel Banks betrokken partijen gestuurd, inclusief de advocaat van Hotel Banks zelf.
16. Naar het oordeel van het hof kan deze brief niet worden aangemerkt als schriftelijke aanmaning in de zin van artikel 3:317 lid 1 BW. De brief, afkomstig van de advocaat van VKN, is gericht aan Germijns in reactie op zijn (tussen)verslag. Deze deskundige kan, anders dan bijvoorbeeld de door VKN genoemde verzekeringsmaatschappij van de wederpartij in het arrest van het Gerechtshof Amsterdam van 29 september 2015, niet worden aangemerkt als partij die optreedt ten behoeve van Hotel Banks; het is een door de rechtbank benoemde deskundige die de rechtbank adviseert over de schade van Hotel Banks. Dat deze brief per e-mail is doorgestuurd aan de advocaten van alle betrokken partijen maakt dat niet anders. Hotel Banks mocht, nu de brief niet aan haar gericht was, redelijkerwijs aannemen dat deze doorzending louter ter kennisneming is geschied. Er is dus geen sprake van een aan de schuldenaar gerichte stuitingsbrief. Nog afgezien daarvan is de strekking van de brief dat VKN het niet eens is met bepaalde uitgangspunten van de deskundige in verband met de eventuele aansprakelijkheid van VKN jegens Hotel Banks. Dat aan het slot van de brief, na elf pagina’s opmerkingen over de uitgangspunten van de deskundige, terloops en in een enkele zin wordt opgemerkt dat VKN het meer dan geboden acht dat het haar toekomende wordt voldaan, maakt dat niet anders. Dat is niet een voldoende duidelijke waarschuwing aan Hotel Banks dat zij er ook na het verstrijken van de verjaringstermijn rekening mee moet houden dat zij de beschikking houdt over haar gegevens en bewijsmateriaal, opdat zij zich tegen een dan mogelijkerwijs alsnog door VKN ingestelde vordering kan verweren.
17. Datzelfde geldt voor de e-mailberichten van 5 november 2010 en 17 juni 2011. Ook deze mails zijn gericht aan de deskundige. De strekking van de mails is de wens van VKN dat de deskundige op de kortst mogelijke termijn een eindrapport uitbrengt. Ter ondersteuning hiervan merkt mr. [appellant sub 2] in zijn mail aan Germijns van 5 november 2010 (de mail van 17 juni 2011 is een rappel) onder meer op:
"Door Hotel Banks is aan facturen van mijn cliënte goed €36.000 exclusief kosten en rente, onvoldaan gelaten. Zolang uw conceptrapport waarin cliënte ten onrechte wordt beticht te kort te zijn geschoten in de nakoming van haar verplichtingen niet gecorrigeerd is, wordt cliënte ten onrechte bemoeilijkt om Hotel Banks succesvol voor de tussenpartijen competente rechter, de rechtbank te Den Haag, te dagen om voldoening van het haar toekomende te krijgen. Cliënte lijdt daardoor schade.
Als ik de correspondentie betreffende de openstaande geschilpunten zie zal het nog wel even duren voordat uw onderzoek voltooid is. Met het oog op de belangen van mijn cliënte verzoek ik u om rekening houdend met de weerlegging van de verwijten aan het adres van mijn cliënte met betrekking tot haar werkzaamheden op de kortst mogelijke termijn een eindrapport uit te brengen."
Ook deze mails zijn niet een aan de schuldenaar gerichte verklaring; dat deze mails in kopie aan de advocaten van alle andere betrokken partijen, waaronder Hotel Banks, zijn gegaan, maakt dat niet anders. Ook ten aanzien van deze mails moet ervan worden uitgegaan dat deze louter ter kennisneming aan hen zijn toegestuurd. In de mails valt overigens niet expliciet te lezen dat VKN jegens Hotel Banks aanspraak maakt op betaling van de genoemde facturen.
18. De conclusie is dat de brief van 3 november 2009 en de mails van 5 november 2010 en 17 juni 2011 niet een voldoende duidelijke waarschuwing zijn aan VKN in de bovenbedoelde zin, ook niet als deze worden bezien in samenhang met de brieven van 21 en 22 december 2006, 11 januari 2007, 9 maart 2007, 3 november 2009 en 17 juni 2011. VKN heeft vanaf 2007 tot 2012 Hotel Banks nimmer op voldoende duidelijke wijze erop gewezen dat zij zich haar recht op nakoming voorbehoudt. Grief 2 faalt daarom.
19. Voor zover VKN overigens betoogt dat de brieven van 21 en 22 december 2006, 11 januari 2007 en 9 maart 2007 ook op zichzelf bezien de verjaring hebben gestuit, faalt dit betoog reeds nu deze brieven gelet op het voorgaande niet binnen vijf jaar nadien zijn gevolgd door een nadere stuitingshandeling.
20. Met grief 3 stelt VKN dat het beroep van Hotel Banks op verjaring naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Zij wijst erop dat Hotel Banks het gerechtelijk onderzoek heeft geïnitieerd, waardoor alle betrokken partijen eerst verweer moesten voeren tegen de uitkomst van dat onderzoek en moesten wachten tot het onderzoek was geëindigd en Hotel Banks de vertragende factor derhalve heeft veroorzaakt. Het hof verwerpt dit betoog. Op zichzelf stond het deskundigenonderzoek er niet aan in de weg dat VKN in Nederland een procedure startte tegen Hotel Banks, en al helemaal niet dat zij Hotel Banks tijdig een stuitingsbrief zond. Dat het onderzoek van Germijns zo lang heeft geduurd is overigens niet aan Hotel Banks te wijten, althans VKN heeft daarover niets gesteld. Dat door VKN herhaaldelijk aanspraak is gemaakt op betaling van de facturen is nu juist niet komen vast te staan, zodat daarvan in dit kader niet kan worden uitgegaan. Dat, zoals VKN ten slotte stelt, op initiatief van Hotel Banks is gesproken over een minnelijke regeling heeft evenmin tot gevolg dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat Hotel Banks zich thans op verjaring beroept. Ook grief 3 faalt derhalve. (…)"
21. De conclusie is dat alle grieven falen. (…)"