ECLI:NL:GHDHA:2020:1869
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Navorderingsaanslagen inkomstenbelasting na saneringsovereenkomst en algemene heffingskorting
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag, waarin de navorderingsaanslagen inkomstenbelasting voor de jaren 2012 en 2013 zijn opgelegd. Belanghebbende, die samen met twee vennoten een vennootschap onder firma dreef, ontving in 2012 en 2013 de algemene heffingskorting. Door financiële problemen van de vof werd in 2015 een bewindvoerder aangesteld en in 2017 werd een saneringsvoorstel gedaan, dat door de Ontvanger werd aanvaard. Echter, in 2018 werd vastgesteld dat belanghebbende niet meer voldeed aan de voorwaarden voor de algemene heffingskorting, wat leidde tot navorderingsaanslagen. De centrale vraag in deze procedure is of de saneringsovereenkomst in de weg staat aan het opleggen van deze navorderingsaanslagen. Het Hof oordeelt dat de saneringsovereenkomst enkel betrekking had op de belastingschulden tot 31 mei 2017 en niet op de navorderingsaanslagen die na deze datum zijn opgelegd. De vaststellingsovereenkomst staat derhalve niet in de weg aan de navorderingsaanslagen. Het Hof bevestigt de uitspraak van de Rechtbank en verklaart het hoger beroep ongegrond.