Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
Zaaknummer rechtbank : 7546593 HA VERZ 19-20
Gerechtshof Den Haag
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 14 januari 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vraag of er een arbeidsovereenkomst tot stand is gekomen tussen verzoeker en verweerster. Verzoeker, die solliciteerde naar de functie van floormanager bij verweerster, stelde dat hij op basis van de communicatie met verweerster gerechtvaardigd vertrouwen had dat er een arbeidsovereenkomst was aangegaan per 14 december 2018. Het hof heeft vastgesteld dat verzoeker in de periode voor 1 januari 2019 werkzaamheden heeft verricht, maar dat de afspraken die zijn gemaakt niet duiden op een definitieve arbeidsovereenkomst. De communicatie tussen partijen, waaronder e-mails van verzoeker en de hoofd horeca van verweerster, gaf geen eenduidige bevestiging van een arbeidsovereenkomst. Het hof concludeert dat verzoeker niet gerechtvaardigd heeft vertrouwd op de totstandkoming van een arbeidsovereenkomst en dat de periode van werkzaamheden als een proefperiode kan worden gekarakteriseerd. De eerdere beschikking van de kantonrechter, die verweerster had veroordeeld tot betaling van achterstallig loon en buitengerechtelijke kosten, werd door het hof bekrachtigd. Verzoeker werd veroordeeld in de kosten van het hoger beroep.