ECLI:NL:GHDHA:2020:1285

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
16 juli 2020
Publicatiedatum
16 juli 2020
Zaaknummer
22-000393-17
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor mensenhandel en veroordeling voor valsheid in geschrift in de context van arbeidsuitbuiting van Filipijnse matrozen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 16 juli 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Rotterdam. De verdachte, een rechtspersoon, werd beschuldigd van mensenhandel, mensensmokkel, valsheid in geschrift en deelname aan een criminele organisatie. De zaak betreft de arbeidsomstandigheden van Filipijnse matrozen die op Nederlandse binnenvaartschepen werkten. Het hof oordeelde dat de verdachte niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat er sprake was van uitbuiting in de zin van mensenhandel. De verdachte werd vrijgesproken van het onder 1 tenlastegelegde feit van mensenhandel, maar werd wel veroordeeld voor valsheid in geschrift. Het hof concludeerde dat de verdachte in vereniging met andere rechtspersonen valse arbeidsovereenkomsten had opgemaakt en deze had gebruikt voor aanvragen van tewerkstellings- en verblijfsvergunningen. De verdachte werd veroordeeld tot een geldboete van € 63.000,-. De vorderingen van de benadeelde partijen werden afgewezen, omdat de schade niet als rechtstreeks gevolg van de bewezenverklaarde feiten kon worden aangemerkt. Het hof benadrukte de ernst van de feiten en de impact op de betrokken Filipijnse werknemers, maar kon niet vaststellen dat er sprake was van uitbuiting in de zin van de wet.

Uitspraak

Rolnummer: 22-000393-17
Parketnummer: 10-963079-11
Datum uitspraak: 16 juli 2020
TEGENSPRAAK
Gerechtshof Den Haag
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 10 januari 2017 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte]
gevestigd aan de [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzittingen in hoger beroep van dit hof op
4 oktober 2018 (regie-zitting), 13 mei 2019, 22 tot en met 24 juni 2020 (inhoudelijke behandeling) en 16 juli 2020 (sluiting van het onderzoek en uitspraak).
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaten-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte van het onder
1. tenlastegelegde vrijgesproken en ter zake van het onder 2, 3, 4 en 5 tenlastegelegde veroordeeld tot een geldboete ter hoogte van € 65.000,-. Voorts is beslist omtrent de vorderingen van de benadeelde partijen [betrokkene 1] en [betrokkene 6], als nader omschreven in het vonnis waarvan beroep.
Namens de verdachte en door de officier van justitie is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg - tenlastegelegd dat:
1.
zij op één of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2009 tot en met 17 april 2012 te Delft en/of Werkendam en/althans (elders) in Nederland en/of in de Republiek Singapore en/of in de Republiek der Filipijnen, (telkens) tezamen en in vereniging met [rechtspersoon 3] en/of [rechtspersoon 4] en/of [rechtspersoon 2], althans met één of meer andere rechtspersonen en/of met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) (een) ander(en), te weten een (groot) aantal, althans één of meerdere Filippijnse onderda(a)n(en), waaronder
[betrokkene 1] en/of
[betrokkene 2] en/of
[betrokkene 3] en/of
[betrokkene 4] en/of
[betrokkene 5] en/of
[betrokkene 6]
- door dwang en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of fraude en/of misleiding en/of door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van de kwetsbare positie van die ander(en) heeft geworven en/of vervoerd en/of overgebracht en/of gehuisvest en/of heeft opgenomen, met het oogmerk van uitbuiting van die Filippijnse onderda(a)n(en), en/of
- met één of meerdere van de onder 1° genoemde middel(en), te weten door dwang en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of fraude en/of misleiding en/of door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van de kwetsbare positie van die ander(en) heeft bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid en/of diensten en/of onder de onder 1° genoemde omstandigheden enige handeling(en) heeft ondernomen waarvan [verdachte] en/of [rechtspersoon 3] en/of [rechtspersoon 4] en/of [rechtspersoon 2] en/of die één of meer andere rechtspersonen en/of die één of meer anderen en/of verdachte wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die Filippijnse onderda(a)n(en) zich daardoor beschikbaar stelde(n)/zou(den) stellen tot het verrichten van arbeid en/of diensten en/of
- opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van die bovengenoemde Filippijnse onderda(a)n(en),
immers heeft verdachte tezamen en in vereniging met [rechtspersoon 3] en/of [rechtspersoon 4] en/of [rechtspersoon 2] en/of met die één of meer andere rechtspersonen en/of met die één of meer anderen, althans alleen, toen aldaar (telkens)
- die Filippijnse onderda(an(en) in de Filippijnen geworven en/of (vervolgens) naar Nederland vervoerd en/of overgebracht, terwijl die Filippijnse onderda(a)n(en) niet of nauwelijks de Nederlandse taal sprak(en) hij/zij geen aansluiting kon(den) krijgen met de woon-, werk- en leefgemeenschap en/of geen documenten kon(den) lezen en/of voldoende begrijpen en/of onvoldoende contact kon(den) krijgen met zijn/hun leidingegevende en/of
- die Filippijnse onderda(a)n(en) gehuisvest op (een) Nederlands(s) binnenvaartuig(en) en/of
- de reisbescheiden voor die Filippijnse onderda(a)n(en) verzorgd en/of
- die Filippijnse onderda(a)n(en) hem/hen in eigendom toebehorende dienst- en/of vaarboekje(s), verblijfsvergunning en/of paspoort op straffe van het moeten betalen van een boete en/of het niet krijgen van (een gedeelte van) het loon, zogenaamde Leavepay, in laten leveren bij [verdachte] en/of [rechtspersoon 3] en/of [rechtspersoon 4] en/of [rechtspersoon 2] en/of die één of meer andere rechtspersonen en/of die één of meer anderen en/of bij de schipper van het vaartuig waarop die Filippijnse onderda(a)n(en) te werk was/waren gesteld en/of
- die Filippijnse onderda(a)n(en) hem/hen in eigendom toebehorende dienst- en/of vaarboekje(s), toen hij/zij (tijdelijk) teruggingen naar de Filippijnen, ingehouden waardoor het voor die Filippijnse onderda(a)n(en) niet meer mogelijk was om van werkgever te veranderen en/of
- die Filippijnse onderda(a)n(en) voor de door hen/hem/haar verrichte arbeid en/of diensten, bestaande uit het verrichten van werkzaamheden aan boord van (een) binnenvaartuig(en) per werkdag beneden het wettelijk minimum loon uitbetaald, in elk geval (heel) weinig of onvoldoende betaald, in geval een (aanzienlijk) lager loon betaald dan [verdachte] en/of [rechtspersoon 3] en/of [rechtspersoon 4] en/of [rechtspersoon 2] en/of die één of meer andere rechtspersonen en/of die één of meer anderen aan die bovengenoemde Filippijnse onderda(a)n(en) had(den) moeten betalen en/of die Filippijnse onderda(a)n(en) de opdracht gegeven gedurende langere tijd (ook 's avonds en/of 's nachts) achter elkaar te werken, waarbij werkweken werden gemaakt van (ongeveer) 85 uur of daaromtrent en/of
- die Filippijnse onderda(a)n(en) geen of te weinig voedsel verstrekt en/of
- geen of nagenoeg geen loonstroken verstrekt aan die Filippijnse onderda(a)n(en) en/of
- die Filippijnse onderda(a)n(en) gedurende 8 maanden, althans een (zeer) lange periode op het schip, alwaar die Filippijnse onderda(a)n(en) was/waren tewerkgesteld, laten verblijven zonder die Filippijnse onderda(a)n(en) dat schip kon(den) en/of mocht(en) verlaten en/of
- die Filippijnse onderda(a)n(en) een lager loon uitbetaald dan wat bij het tewerkstellen van legale werknemers het geval zou zijn geweest en/of
- de aanschaf van de werkkleding van één of meer van die Filippijnse onderda(a)n(en) ingehouden van het maandsalaris en/of
- gewerkte overwerkuren niet uitbetaald en/of
- bij ziekte of arbeidsongeschiktheid geen ziektegeld betaald aan die Filippijnse onderda(a)n(en) en/of
- bij het uiten van klachten door die Filippijnse onderda(a)n(en) gedreigd hem/hen naar huis te sturen en/of hem/hen te laten opdraaien voor alle kosten en/of
- bij ziekte of arbeidsongeschiktheid die Filippijnse onderda(a)n(en) op eigen kosten terug gestuurd naar de Filippijnen en/of
- valse of vals opgemaakte loonstroken en/of loongegevens gebruikt voor de aanvraag van (een) tewerkstellingvergunning(en) bij de Imigratie- en Naturalisatie Dienst (IND) en/of (een) verblijfsvergunning(en) bij het Uitvoeringsinstituut Werknemers Verzekeringen (UWV) en/of (een) visum/visa bij de Nederlandse Ambassade en/of
- zich niet gehouden aan de met die Filippijnse onderda(a)n(en) verstrekte en/of voorgestelde arbeidsvoorwaarden;
2.
zij op één of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2009 tot en met 5 oktober 2011 te Delft en/of Werkendam en/althans (elders) in Nederland en/of in de Republiek Singapore en/of in de Republiek der Filipijnen (telkens) tezamen en in vereniging met [rechtspersoon 3] en/of [rechtspersoon 4] en/of [rechtspersoon 2], althans met één of meer andere rechtspersonen en/of met een ander of anderen, althans alleen, al dan niet in de uitoefening van zijn beroep of gewoonte een persoon en/of personen, te weten een (groot) aantal Filippijnse onderdanen, waaronder
[betrokkene 1] en/of
[betrokkene 2] en/of
[betrokkene 3] en/of
[betrokkene 4] en/of
[betrokkene 5] en/of
[betrokkene 6] en/of
één of meer anderen van Filippijnse nationaliteit, in elk geval (een) illega(a)l(e) perso(o)n(en),
- behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van toegang tot of doorreis door en/of
- uit winstbejag behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van verblijf in Nederland en/of een andere lidstaat van de Europese Unie en/of IJsland en/of Noorwegen en/of een staat die is toegetreden tot het op 15 november 2000 te New York tot stand gekomen Protocol tegen de smokkel van migranten over land, over de zee en in de lucht, tot aanvulling van het op 15 november 2000 te New York tot stand gekomen Verdrag tegen transnationale georganiseerde misdaad, of die ander(en) daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft terwijl [verdachte] en/of verdachte en/of haar/zijn mededader(s) wist(en) of ernstige redenen had(den) te vermoeden dat die toegang of die doorreis en/of dat verblijf wederrechtelijk was,
immers heeft verdachte tezamen en in vereniging met die [rechtspersoon 3] en/of [rechtspersoon 4] en/of [rechtspersoon 2], en/of met die één of meer andere rechtspersonen en/of met die ander of anderen, althans alleen, toen aldaar (telkens)
- die Filippijnse onderda(an(en) in de Filippijnen geworven en/of (vervolgens) naar Nederland vervoerd en/of overgebracht en/of
- die Filippijnse onderda(a)n(en) gehuisvest op (een) Nederlands(s) binnenvaartuig(en) en/of
- de reisbescheiden voor die Filippijnse onderda(a)n(en) verzorgd en/of
- die Filippijnse onderda(an(en) één of meer contracten laten tekenen en/of
- een niet door de Filippijnse onderda(a)n(en) getekend en/of vals 'euro'-contract gebruikt voor de aanvraag van (een) tewerkstellingsvergunning(en) en/of verblijfsvergunning(en) van deze Filippijnse onderda(a)n(en) en/of
- valse of vals opgemaakte loonstroken en/of loongegevens gebruikt voor de aanvraag van (een) tewerkstellingvergunning bij de Imigratie- en Naturalisatie Dienst (IND) en/of (een) verblijfsvergunning(en) bij het Uitvoeringsinstituut Werknemers Verzekeringen (UWV) en/of (een) visum/visa bij de Nederlandse Ambassade,
en/of (aldus) het verschaffen van toegang en/of verblijf van genoemde personen in Nederland georganiseerd en/of gecoördineerd en/of gefaciliteerd en zij van dit feit zijn beroep of een gewoonte heeft gemaakt;
3.
zij op één of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2009 tot en met 17 april 2012 te Delft en/of Werkendam en/althans (elders) in Nederland en/of in de Republiek Singapore en/of in de Republiek der Filipijnen, (telkens) tezamen en in vereniging met [rechtspersoon 3] en/of [rechtspersoon 4] en/of [rechtspersoon 2], althans met één of meer andere rechtspersonen en/of met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) een aanvraag tewerkstellingsvergunning, - (elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt of vervalst,
immers heeft [verdachte] tezamen en in vereniging met [rechtspersoon 3] en/of [rechtspersoon 4] en/of [rechtspersoon 2] met die één of meer andere rechtspersonen en/of met die ander of anderen toen aldaar (telkens)
- in de aanvraag om een vergunning als bedoeld in artikel 2 van de wet Arbeid Vreemdelingen (AV320) ten name van [betrokkene 6], gedateerd 10 februari 2009, valselijk en in strijd met de waarheid ingevuld of laten invullen dat die [betrokkene 6] 1.381,20 Euro bruto per maand zou verdienen (ordner 6, pagina 2374 t/m 2376) en/of
- in de aanvraag om een vergunning als bedoeld in artikel 2 van de wet Arbeid Vreemdelingen (AV320) ten name van [betrokkene 2], gedateerd 25 mei 2011, valselijk en in strijd met de waarheid ingevuld of laten invullen dat die [betrokkene 2] 1.424,40 Euro bruto per maand zou verdienen (ordner 6, pagina 2184 t/m 2186) en/of
- in de aanvraag om een vergunning als bedoeld in artikel 2 van de wet Arbeid Vreemdelingen (AV320) ten name van [betrokkene 1], gedateerd 29 juli 2009, valselijk en in strijd met de waarheid ingevuld of laten invullen dat die [betrokkene 1] 1.398,60 Euro bruto per maand zou verdienen (ordner 6, pagina 2238 t/m 2240) en/of
- in de aanvraag om een vergunning als bedoeld in artikel 2 van de wet Arbeid Vreemdelingen (AV320) ten name van [betrokkene 3], gedateerd 11 juni 2009, valselijk en in strijd met de waarheid ingevuld of laten invullen dat die [betrokkene 3] 1.613,76 Euro bruto per maand zou verdienen (ordner 5, pagina 1961 t/m 1963) en/of
- in de aanvraag om een vergunning als bedoeld in artikel 2 van de wet Arbeid Vreemdelingen (AV320) ten name van [betrokkene 4], gedateerd 27 juli 2010, valselijk en in strijd met de waarheid ingevuld of laten invullen dat die [betrokkene 4] 1.625,85 Euro bruto per maand zou verdienen (ordner 5, pagina 2090 t/m 2092) en/of
- in de aanvraag om een vergunning als bedoeld in artikel 2 van de wet Arbeid Vreemdelingen (AV320) ten name van [betrokkene 5], gedateerd 17 maart 2009, valselijk en in strijd met de waarheid ingevuld of laten invullen dat die [betrokkene 5] 1.381,20 Euro bruto per maand zou verdienen (ordner 5, pagina 1859 t/m 1961),
zulks (telkens) met het oogmerk om die/dat geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
4.
zij op één of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2009 tot en met 17 april 2012 te Delft en/of Werkendam en/althans (elders) in Nederland en/of in de Republiek Singapore en/of in de Republiek der Filipijnen, (telkens) tezamen en in vereniging met [rechtspersoon 3] en/of [rechtspersoon 4] en/of [rechtspersoon 2], althans met één of meer andere rechtspersonen en/of met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) meerdere contracten of employment, - (elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt of vervalst, zulks (telkens) met het oogmerk om die/dat geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken, immers heeft [verdachte] tezamen en in vereniging met [rechtspersoon 3] en/of [rechtspersoon 4] en/of [rechtspersoon 2] en/of met die één of meer andere rechtspersonen en/of met die ander of anderen toen aldaar (telkens)
- ( in) het contract of employment gedateerd 1 april 2009: * valselijk en in strijd met de waarheid ingevuld of laten invullen dat [betrokkene 6] een maandelijks salaris zou ontvangen van EUR 1,381.20 en/of
* valselijk en in strijd met de waarheid dat contract of employment voorzien van een valse datum, immers werd (de inhoud van) dat contract of employment vermeld in de aanvraag van een vergunning als bedoeld in artikel 2 van de wet Arbeid Vreemdelingen van [betrokkene 6] gedateerd 10 februari 2009 en/of
* valselijk en in strijd met de waarheid dat contract of employment voorzien van een digitale handtekening die moest doorgaan voor een door die [betrokkene 6] eigenhandig geplaatste handtekening, in elk geval voorzien van een niet door die [betrokkene 6] op dat contract of employment geplaatste handtekening en/of (ordner 6-blz. 2374 t/m 2378)
- in het contract of employment gedateerd 1 juni 2011:
* valselijk en in strijd met de waarheid ingevuld of laten invullen dat [betrokkene 2] een maandelijks salaris zou ontvangen van EUR 1,424.40 en/of
* valselijk en in strijd met de waarheid dat contract of employment voorzien of laten voorzien van een valse datum, immers werd (de inhoud van) dat contract of employment vermeld in de aanvraag van
een vergunning als bedoeld in artikel 2 van de wet Arbeid Vreemdelingen van [betrokkene 2] van 25 mei 2011 en/of
* valselijk en in strijd met de waarheid dat contract of employment voorzien van een digitale handtekening die moest doorgaan voor een door die [betrokkene 2] eigenhandig geplaatste hantekening, in elk geval voorzien van een niet door die [betrokkene 2] op dat contract of employment geplaatste handtekening en/of (ordner 6-blz. 2184 t/m 2189)
- in het contract of employment gedateerd 1 juli 2010:
* valselijk en in strijd met de waarheid ingevuld of laten invullen dat [betrokkene 1] een maandelijks salaris zou ontvangen van EUR 1,658.63 en/of
* valselijk en in strijd met de waarheid dat contract of employment voorzien of laten voorzien van een valse datum, immers werd (de inhoud van) dat contract of employment vermeld in de aanvraag van een vergunning als bedoeld in artikel 2 van de wet Arbeid Vreemdelingen van [betrokkene 1] van 7 juni 2010 en/of
* valselijk en in strijd met de waarheid dat contract of employment voorzien van een digitale handtekening die moest doorgaan voor een door die [betrokkene 1] eigenhandig geplaatste handtekening, in elk geval voorzien van een niet door die [betrokkene 1] op dat contract of employment geplaatste handtekening en/of (ordner 6-blz. 2244 t/m 2248)
- in het contract of employment gedateerd 1 juli 2009:
* valselijk en in strijd met de waarheid ingevuld of laten invullen dat [betrokkene 3] een maandelijks salaris zou ontvangen van EUR 1,613.76 en/of
* valselijk en in strijd met de waarheid dat contract of employment voorzien of laten voorzien van een valse datum, immers werd (de inhoud van) dat contract of employment vermeld in de aanvraag van een vergunning als bedoeld in artikel 2 van de wet Arbeid Vreemdelingen van [betrokkene 3] van 11 juni 2009 en/of
* valselijk en in strijd met de waarheid dat contract of employment voorzien van een digitale handtekening die moest doorgaan voor een door die [betrokkene 3] eigenhandig geplaatste handtekening, in elk geval voorzien van een niet door die [betrokkene 3] op dat contract of employment geplaatste handtekening en/of (ordner 5-blz. 1961 t/m 1965)
- in het contract of employment gedateerd 1 juli 2011:
* valselijk en in strijd met de waarheid ingevuld of laten invullen dat [betrokkene 4] een maandelijks salaris zou ontvangen van EUR 1,642.63 en/of
* valselijk en in strijd met de waarheid dat contract of employment voorzien of laten voorzien van een valse datum, immers werd (de inhoud van) dat contract of employment vermeld in de aanvraag van een vergunning als bedoeld in artikel 2 van de wet Arbeid Vreemdelingen van [betrokkene 4] van 3 juni 2011 en/of
* valselijk en in strijd met de waarheid dat contract of employment voorzien van een digitale handtekening die moest doorgaan voor een door die [betrokkene 4] eigenhandig geplaatste handtekening, in elk geval voorzien van een niet door die [betrokkene 4] op dat contract of employment geplaatste handtekening en/of (ordner 5-blz. 2084 tot en met 2088)
- in het contract of employment gedateerd 23 november 2010:
* valselijk en in strijd met de waarheid ingevuld of laten invullen dat [betrokkene 5] een maandelijks salaris zou ontvangen van EUR 1,673.89 en/of
* valselijk en in strijd met de waarheid dat contract of employment voorzien van een digitale handtekening die moest doorgaan voor een door die [betrokkene 5] eigenhandig geplaatste handtekening, in elk geval voorzien van een niet door die [betrokkene 5] op dat contract of employment geplaatste handtekening ( ordner 5-blz.1886),
zulks (telkens) met het oogmerk om die/dat geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
5.
zij op één of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2009 tot en met 17 april 2012 te Delft en/of Werkendam en/althans (elders) in Nederland en/of in de Republiek Singapore en/of in de Republiek der Filipijnen (telkens)heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit [verdachte] en/of [rechtspersoon 3] en/of [rechtspersoon 4] en/of [rechtspersoon 2], althans met één of meer andere rechtspersonen en/of met [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 3] en/of met een ander of anderen, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk:
- het (telkens) plegen van mensenhandel al dan niet tezamen en in vereniging, als bedoeld in artikel 273 F van het Wetboek van Strafrecht en/of
- het (telkens) plegen van mensensmokkel, al dan niet als beroep of gewoonte en/of tezamen en in vereniging, als bedoeld in artikel 197a Wetboek van Strafrecht en/of
- het (telkens) al dan niet tezamen en in vereniging opzettelijk vervalsen of valselijk opmaken van (een) aanvra(a)g(en) tewerkstellingsvergunningen en/of (een) arbeidscontract(en) en/of gebruik maken en/of doen of laten maken van die valselijk opgemaakte en/of vervalste aanvra(a)g(en) tewerkstellingsvergunning en/of arbeidscontract(en), als bedoeld in artikel 225 lid 1 en/of 2 van het Wetboek van Strafrecht en/of
- het (telkens) al dan niet tezamen en in vereniging plegen van witwassen, al dan niet gepleegd als gewoonte, als bedoeld in artikel 420bis en/of 420ter van het Wetboek van Strafrecht.
Vordering van de advocaten-generaal
De advocaten-generaal hebben gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder 1, 2, 3, 4 en 5 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een geldboete ter hoogte van
€ 300.000,-.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Verweer inzake de geldigheid van de dagvaarding (feiten 1 en 2)
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat de dagvaarding partieel nietig dient te worden verklaard. Daartoe is aangevoerd – zakelijk weergegeven en overeenkomstig de ter terechtzitting in hoger beroep overgelegde pleitnotities - dat door het opnemen van het onderdeel ‘waaronder’ in de onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten, het aan de verdachte gemaakte verwijt te onbepaald is en dat onduidelijk is waartegen de verdachte zich heeft te verweren. De tenlastelegging voldoet in zoverre dan ook niet aan de eisen die artikel 261 Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) aan een dagvaarding stelt, in het bijzonder de eis dat deze de opgave van het feit dat ten laste wordt gelegd, dient te behelzen.
Het openbaar ministerie heeft zich bij repliek op het standpunt gesteld dat de dagvaarding, bezien tegen de achtergrond van het procesdossier, voldoende concreet is en duidelijk maakt welke feitelijke gedragingen het strafbare feit uitmaken. Het gaat primair om ‘een groot aantal Filipijnse onderdanen’ (werkzaam in de Nederlandse binnenvaart voor [naam samenwerkingsverband] in de tenlastegelegde periode), dan wel subsidiair om de veertien bemanningsleden die in het onderzoek [dossier I] zijn gehoord en ‘met naam en rugnummer’ zijn terug te vinden in het dossier. De dagvaarding voldoet derhalve aan de in artikel 261 Sv neergelegde eisen, aldus het openbaar ministerie.
Het hof is, met de verdediging, van oordeel dat de dagvaarding ten aanzien van het onderdeel ‘waaronder’, zoals onder de feiten 1 en 2 is ten laste gelegd, onvoldoende feitelijk en gespecificeerd is, ook bezien tegen de achtergrond van het dossier. Het is voor het hof niet duidelijk wie met de aldus aangeduide personen dan nog meer zouden worden bedoeld, anders dan de in de tenlastelegging met naam genoemde personen. De dagvaarding voldoet derhalve op dat onderdeel van de tenlastelegging niet aan de eisen die artikel 261 Sv daaraan stelt.
De dagvaarding zal dan ook ten aanzien van dat onderdeel nietig worden verklaard. Dit onderdeel zal daarom verder onbesproken blijven in dit arrest.

1.Algemeen

Het hof stelt op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vast. Dit zal als uitgangspunt dienen voor de verdere beantwoording van de bewijsvragen.
De vennootschappen [verdachte], statutair gevestigd te [plaats 1A] en kantoor houdende te [plaats 1A] en [plaats 1B], [rechtspersoon 2], gevestigd te [plaats 2], (hierna ook: [rechtspersoon 2]), [rechtspersoon 3], gevestigd te [plaats 3] (hierna ook: [rechtspersoon 3]) en [rechtspersoon 4], gevestigd op de [plaats 4] (hierna ook: [rechtspersoon 4]), dreven in de tenlastegelegde periode tezamen een uitzendorganisatie, onder meer gericht op de tewerkstelling van Filipijnse uitzendkrachten als bemanningsleden op Nederlandse binnenvaartschepen. Het hof zal dit samenwerkingsverband hierna aanduiden als [naam samenwerkingsverband].
[rechtspersoon 3], waarvan de [medeverdachte 1] directeur, enig aandeelhouder en enig werknemer was, bestuurde [naam samenwerkingsverband] en factureerde aan de inleners (hierna ook genoemd: de schippers). De van de schippers ontvangen gelden werden, na aftrek van commissie, doorgeleid naar [rechtspersoon 2].
[rechtspersoon 4], dat eveneens werd bestuurd door de [medeverdachte 1], was een vennootschap die - vanwege onder meer fiscale redenen - is aangewend voor de facturering aan de schippers. Deze vennootschap werd tevens opgevoerd als ‘principal’ in de hierna nog te noemen ‘POEA-contracten’ [1] , de Filipijnse arbeidscontracten met de uitzendkrachten.
[rechtspersoon 2] fungeerde als agent van [rechtspersoon 3] en was onder meer belast met het in opdracht van [rechtspersoon 3] werven, contracteren en uitbetalen van de Filipijnse uitzendkrachten
.De sollicitatiegesprekken in Manilla werden namens [naam samenwerkingsverband] gevoerd door de [medeverdachte 1] en soms ook door de [medeverdachte 2], maar de [medeverdachte 1] bepaalde uiteindelijk welke kandidaten als uitzendkracht te werk werden gesteld op de Nederlandse binnenvaartschepen
.
[verdachte] te [plaats 1A] en [plaats 1B], waarvan de [medeverdachte 2] directeur en (middellijk) enig aandeelhouder was
,fungeerde eveneens als agent voor [rechtspersoon 3] en was onder meer belast met – kort gezegd - de acquisitie van inleners (schippers), het onderhouden van contact met de schippers, het (faciliteren van) aanvragen van machtigingen tot voorlopig verblijf (hierna: MVV), tewerkstellingsvergunningen (hierna ook: TWV) en reguliere verblijfsvergunningen (hierna: VVR) voor de uitzendkrachten en het verrichten van andere benodigde administratieve en logistieke werkzaamheden, zoals het (doen) vervoeren en begeleiden van de uitzendkrachten naar de binnenvaartschepen en weer naar het vliegveld, indien de uitzendkrachten terug naar de Filipijnen gingen. [verdachte] genereerde inkomsten door haar kosten, vermeerderd met een winstopslag, aan [rechtspersoon 3] te factureren. De [medeverdachte 2] bepaalde samen met de [medeverdachte 1] het beleid binnen [verdachte]
[rechtspersoon 3], [rechtspersoon 2] en [verdachte] hadden elk toegang tot een database die is ontwikkeld door de [medeverdachte 1], waarin gegevens en documenten werden opgeslagen betreffende de inleners en de uitzendkrachten.
Uit het bovenstaande maakt het hof op dat essentiële en met elkaar verweven taken van de uitzendorganisatie waren verdeeld over de genoemde vennootschappen, terwijl sprake was van centrale aansturing, een (deels) gezamenlijke administratie en noodzakelijkerwijs onderlinge afstemming en samenwerking. De vennootschappen handelden daarbij als één onderneming, door het hof aangeduid als [naam samenwerkingsverband].
Het hof is op grond van het voorgaande van oordeel dat gedragingen binnen de sfeer van de uitzendorganisatie [naam samenwerkingsverband] strafrechtelijk in beginsel aan alle genoemde, daarvan deel uitmakende vennootschappen, waaronder met name ook aan [verdachte] als de feitelijke uitvoerder van het uitzendwerk, kunnen worden toegerekend.

2.Feiten 3 en 4: valsheid in geschrift

2.1.
Algemeen
Het is de (beoogd) werkgever op grond van de Wet arbeid vreemdelingen verboden om een vreemdeling in Nederland arbeid te laten verrichten zonder TWV van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekering, divisie WERKbedrijf, voorheen het Centrum voor Werk en Inkomen, (hierna te noemen: UWV).
Het hof stelt vast dat [verdachte], als de agent in Nederland van [rechtspersoon 2], belast was met het voor de uitzendkrachten indienen van aanvragen bij het UWV ter afgifte van een TWV voor het verrichten van werkzaamheden aan boord van Nederlandse binnenvaartschepen.
In de in feit 3 van de tenlastelegging genoemde, door de [medeverdachte 2] ondertekende, aanvraagformulieren voor de in de tenlastelegging genoemde personen is onder het kopje ‘gegevens arbeidsplaats’ telkens ingevuld dat de uitzendkracht bij een 40-urige werkweek een bruto maandloon zou gaan verdienen van een in de aanvraag nader genoemd bedrag. Dat bedrag was naar het hof begrijpt telkens afgestemd op het op dat moment geldende bruto minimumloon per maand conform de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag (hierna ook te noemen: het minimumloon).
In de aanvragen is daarbij telkens verwezen naar een bijgevoegd
contract of employmentwaarin dezelfde gegevens staan vermeld. Het hof stelt vast dat de zes in de tenlastelegging genoemde personen de in de respectievelijke
contracts of employmentvermelde bedragen echter nooit met [naam samenwerkingsverband] zijn overeengekomen. Het hof overweegt hieromtrent het volgende.
[betrokkene 6], [betrokkene 1], [betrokkene 4] en [betrokkene 5] hebben allen verklaard de
contracts of employmentnooit (zelf) te hebben ondertekend. Gevraagd naar hun contract met [naam samenwerkingsverband] hebben deze vier uitzendkrachten en [betrokkene 2] telkens verklaard dat zij alleen het (Filipijnse) POEA-contract hadden en dat zij alleen dat contract in Manilla hebben ondertekend.
[betrokkene 3] heeft weliswaar verklaard het Nederlandse contract in Manilla te hebben ondertekend, maar dat was nadat hem was verteld dat dit contract een formaliteit was voor de Nederlandse overheid en dat hij volgens het zogenaamde POEA-contract zou worden betaald. Hij heeft in dit verband verklaard dat hij gewoon overal een handtekening onder heeft gezet, omdat hij werk nodig had.
Weliswaar werd de genoemde personen in Manilla voorgehouden dat zij een salaris zouden gaan ontvangen dat méér bedroeg dan het maandelijkse salaris dat (in dollars) stond vermeld in de met de uitzendkrachten afgesloten, en door hen ondertekende, POEA-contracten (hierna ook: het POEA-salaris), welk salaris telkens een beduidend lager bedrag betrof dan het in het
contract of employmentvermelde bedrag, maar over de vraag hoeveel meer dat precies was, of tot welk concreet bedrag het POEA-salaris maandelijks zou worden aangevuld, is aan deze personen bij het aangaan van de arbeidsovereenkomst geen duidelijkheid verschaft.
Ook indien wordt aangenomen dat aan voornoemde personen bij het zetten van hun digitale handtekening op een tablet via een formulier te kennen zou zijn gegeven dat deze onder meer zou worden gaan gebruikt voor de ondertekening van ‘
a Dutch employment contract, as per attached sample, which complies with the Dutch national (gross) minimum wage’, zoals door de verdediging is gesteld, kan dat aan het voorgaande niet af doen, nu de betreffende Filipijnse uitzendkrachten met de omvang van het alsdan in Nederland geldende bruto minimumloon niet bekend kunnen worden verondersteld.
2.2.
Conclusie ten aanzien van de valsheid met betrekking tot het (bruto) maandloon
Naar het oordeel van het hof staat daarmee vast dat zowel in de TWV-aanvragen, als in de bij die aanvragen meegezonden
contracts of employment, valselijk en in strijd met de waarheid is vermeld dat met de desbetreffende zes in de tenlastelegging genoemde personen was overeengekomen, dat zij het daarin genoemde bruto maandloon zouden verdienen, zoals onder feit
3 primair ten laste is gelegd, respectievelijk het daarin genoemde maandelijks salaris zouden ontvangen, zoals onder feit 4 primair ten laste is gelegd.
2.3.
Aanvullende overweging met betrekking tot het onder feit 4 tenlastegelegde
In de onder feit 4 genoemde
contracts of employmentvan [betrokkene 6], [betrokkene 1] en [betrokkene 5] zijn onder het kopje ‘
signed at Manila(…).’ tevens de handtekeningen van deze personen opgenomen. Op grond van de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen, waaronder met name de getuigenverklaringen van de [naam samenwerkingsverband]-medewerkers [getuige 1] en [getuige 2], stelt het hof vast dat het een of meer medewerker(s) van [verdachte] is/zijn geweest die de onder dit feit genoemde
contracts of employmentbij het uitprinten daarvan al dan niet automatisch heeft/hebben voorzien van de digitale handtekeningen van deze uitzendkrachten, welke handtekeningen zich bevonden in de database van [naam samenwerkingsverband] ten behoeve van de vervaardiging van de (overige) voor de uitzending benodigde documenten.
Daarnaast is in de onder feit 4 genoemde
contracts of employmentvan [betrokkene 6], [betrokkene 2], [betrokkene 1], [betrokkene 3] en [betrokkene 4] telkens, aan het slot achter de zinsnede
‘signed at Manila’een (toekomstige) datum vermeld, die gelegen is na de datum van de bijbehorende TWV-aanvraag.
Uit het voorgaande volgt dat tevens valselijk en in strijd met de waarheid:
- de in de tenlastelegging onder 4 genoemde
contracts of employmentvan [betrokkene 6], [betrokkene 2], [betrokkene 1], [betrokkene 3] en [betrokkene 4] zijn voorzien van een valse datum;
- de in de tenlastelegging onder 4 genoemde
contracts of employmentvan [betrokkene 6], [betrokkene 1] en [betrokkene 5] zijn voorzien van een digitale handtekening die moest doorgaan voor een door die personen telkens eigenhandig in Manilla op de in die contracten genoemde datum geplaatste handtekening.
2.4.
Oogmerk tot misleiding
2.4.1.
Bruto maandloon
Het hof overweegt dat op grond van de Wet arbeid vreemdelingen het voor de verkrijging van een TWV essentieel is dat de vreemdeling met de desbetreffende werkzaamheden een bedrag gaat verdienen dat ten minste gelijk is aan het minimumloon en dat [naam samenwerkingsverband] als professionele uitzendorganisatie, werkzaam op de Nederlandse arbeidsmarkt, daarmee bekend verondersteld mag worden.
Tegen de achtergrond daarvan kan het naar het oordeel van het hof niet anders zijn dan dat de verwijzing in de TWV-aanvragen naar de
contracts of employmenten het daarin vermelde bruto maandloon is geschied met het oogmerk om het UWV, dat wist noch kon weten dat hetgeen in deze
contracts of employmentten aanzien van het bruto maandloon stond vermeld niet met de uitzendkrachten was overeengekomen, op dat punt te misleiden.
Of uiteindelijk aan de betreffende uitzendkrachten bedragen zijn uitbetaald die overeenkomen met, of meer bedragen dan, de in de
contracts of employmentgenoemde bedragen is, wat daar ook van zij, voor het voorgaande niet van belang. Immers, ook achteraf kunnen deze uitzendkrachten geen partij zijn geworden bij een (arbeids)contract waarvan zij de essentialia niet kenden.
De hierop betrekking hebbende verweren behoeven dan ook voor de beoordeling van de feiten 3 en 4 geen verdere bespreking.
2.4.2.
Datering en ondertekening
De datering en de ondertekening van een contract zijn wezenlijke onderdelen van hetgeen een contract in het algemeen beoogt te bewijzen, namelijk dat op die datum door de in het contract genoemde partijen (is bekrachtigd dat) is overeengekomen hetgeen in het contract staat vermeld. Dit kan voor een ieder als bekend worden verondersteld.
Doordat desondanks in de betreffende contracten telkens opzettelijk een onjuiste datum en/of een valse handtekening is opgenomen en de contracten vervolgens zijn gebruikt ter onderbouwing van bij het UWV ingediende aanvragen, acht het hof het voor een bewezenverklaring van valsheid in geschrift vereiste oogmerk om de lezer van het contract op die punten te misleiden, wettig en overtuigend bewezen. Of het UWV tot op heden al dan niet specifieke gevolgen heeft verbonden aan de in het contract vermelde datum en/of handtekening, is voor deze beoordeling niet van belang.
2.5.
Toerekening aan en opzet van [verdachte]
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen ten aanzien van de feiten 3 en 4 en onder 1. ten aanzien van [naam samenwerkingsverband], is het hof van oordeel dat de betreffende gedragingen hebben plaatsgevonden in de sfeer van de uitzendorganisatie [naam samenwerkingsverband] en onder de gegeven omstandigheden in redelijkheid ook aan [verdachte], de feitelijke uitvoerder van het uitzendwerk, kunnen worden toegerekend.
Het hof stelt vast dat de hiervoor vastgestelde valsheden rechtstreeks voortvloeiden uit een werkwijze die in de tenlastegelegde periode binnen de uitzendorganisatie [naam samenwerkingsverband] beleidsmatig voorgeschreven was en structureel werd toegepast. Dit beleid hield, kort gezegd, in dat geschriften, telkens voorstellende een (ondertekend) arbeidscontract, door een geautomatiseerd werk werden gefabriceerd, waarmee tewerkstellingsvergunningen en vervolgens verblijfsvergunningen werden aangevraagd. Gelet hierop acht het hof het opzet van [verdachte] op het onder de feiten 3 en 4 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.
2.6
Partiële vrijspraak van het tenlastegelegde onder feit 4
Nu onder de in de tenlastelegging onder feit 4 vermelde
contracts of employmentvan de uitzendkrachten [betrokkene 2] en [betrokkene 4] geen (digitale) handtekening is gezet en de uitzendkracht [betrokkene 3] heeft verklaard zijn
contract of employmentzelf te hebben ondertekend (zij het dat hem daarbij was voorgehouden dat hij betaald zou worden volgens het POEA-contract) zal [verdachte] partieel worden vrijgesproken van het onder feit 4 primair ten laste gelegde, te weten voor zover de daarin tenlastegelegde valsheid ziet op de handtekeningen van de uitzendkrachten [betrokkene 2], [betrokkene 4] en [betrokkene 3].
2.7.
Verweer inzake de betrouwbaarheid van de verklaringen (feiten 3 en 4)
2.7.1.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft ter terechtzitting in hoger beroep onder verwijzing naar de door haar ingebrachte rapportage van 22 januari 2019 van de rechtspsycholoog dr. A. Vredeveldt – kort en zakelijk weergegeven en zoals nader toegelicht in de ter terechtzitting overgelegde pleitnotities – het verweer gevoerd dat de verklaringen die de in de tenlastelegging genoemde zes personen hebben afgelegd onbetrouwbaar zijn en dat hun verklaringen daarom niet voor het bewijs kunnen worden gebezigd.
2.7.2.
Beoordeling door het hofIn hetgeen de verdediging ter onderbouwing van haar verweer heeft aangevoerd ziet het hof geen aanleiding om te twijfelen aan de verklaringen van deze personen, voor zover die zien op hun ontkenning dat met hen ooit is overeengekomen dat zij, overeenkomstig hetgeen in het
contract of employmentstaat opgenomen, bij een 40-urige werkweek het daarin vermelde bruto maandloon en 8% vakantiegeld zouden gaan verdienen. Dat de verklaringen van sommigen van de uitzendkrachten op onderdelen tegenstrijdigheden bevatten over de loonbedragen die zij in de loop van hun tewerkstelling feitelijk ontvingen, maakt dat niet anders. Dat raakt immers niet aan de vraag of zij met [naam samenwerkingsverband] het in het
contract of employmentvermelde bruto maandloon waren
overeengekomen. Bovendien verklaren de zes uitzendkrachten op dit punt eensluidend. Het verweer wordt daarom verworpen.

3.Feit 2: verschaffen wederrechtelijk(e) toegang tot/verblijf in Nederland

3.1.
Inleiding
Dit tenlastegelegde feit behelst in de kern genomen het verwijt – kort samengevat – van strafbare betrokkenheid bij het behulpzaam zijn bij het verschaffen van toegang en/of verblijf van de in de tenlastelegging genoemde Filipijnse onderdanen in Nederland, terwijl de verdachte wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat de toegang en/of het verblijf wederrechtelijk was, aangezien die aan hen waren verleend op grond van valse gegevens.
3.2.
Partiële vrijspraak
Het hof stelt vast dat het dossier ten aanzien van de Filipijnse onderdanen [betrokkene 1] en [betrokkene 2] geen daadwerkelijk verleende MVV of VVR bevat voor de in de tenlastelegging genoemde periode, noch een andere vorm van (steun)bewijs voor een op basis van valse gegevens verleende vergunning strekkende tot toegang tot en/of verblijf in Nederland.
Op grond van het vorenstaande is het hof van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat [betrokkene 1] en [betrokkene 2] in (een deel van) de tenlastegelegde periode wederrechtelijk toegang tot en/of verblijf in Nederland hebben gehad. Dit brengt mee dat [verdachte] van die onderdelen van de tenlastelegging dient te worden vrijgesproken.
3.3.
Verweer inzake artikel 197a van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr)
3.3.1.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft ter terechtzitting in hoger beroep betoogd dat – kort en zakelijk weergegeven en zoals nader toegelicht in de ter terechtzitting overgelegde pleitnotities – van wederrechtelijke toegang in de zin van artikel 197a Sr niet kan worden gesproken, indien zich enkel de situatie voordoet dat de werkgever een lager loon heeft uitbetaald aan de werknemer dan door de werkgever is opgegeven in de aanvraag voor een die werknemer betreffende tewerkstellingsvergunning. Wederrechtelijke toegang dient in de benadering van de verdediging zo te worden uitgelegd dat het alleen ziet op situaties waarin is geprobeerd ‘stiekem iemand wederrechtelijke toegang tot Nederland te verlenen’ waarbij ‘juist bewust is nagelaten om contactmomenten met de diverse overheidsorganen (zoals het UWV en de IND) te hebben’.
Voorts heeft de verdediging betoogd – kort en zakelijk weergegeven en zoals nader toegelicht in de ter terechtzitting overgelegde pleitnotities - dat het onder feit 2 tenlastegelegde niet wettig en overtuigend kan worden bewezen nu de MVV’s en VVR’s niet op basis van valse of onjuiste gegevens of onder valse voorwendselen zijn verkregen zodat geen sprake is van wederrechtelijke toegang.
3.3.2.
Beoordeling door het hof
Het onder 2 tenlastegelegde feit is toegesneden op de strafbaarstellingen zoals neergelegd in artikel 197a lid 1 en 2 Sr.
Het begrip wederrechtelijkheid in de onderscheiden leden moet worden begrepen in die zin dat een persoon aan nationaal of internationaal recht geen titel kan ontlenen om toegang tot Nederland te krijgen dan wel in Nederland te verblijven. [2]
Uit vaste rechtspraak van de Hoge Raad volgt dat het behulpzaam zijn bij het indienen van een op valse gegevens gebaseerde aanvraag tot het verkrijgen van een verblijfsvergunning kan worden beschouwd als het verlenen van hulp bij het verschaffen van wederrechtelijk verblijf in Nederland. [3] In het verlengde daarvan ligt een verblijf dat is gegrond op een met valse gegevens verkregen TWV van het UWV voor een persoon die niet afkomstig is uit de EU. Van een op basis van valse gegevens verkregen TWV kan sprake zijn indien in de aanvraag daartoe valselijk en in strijd met de waarheid wordt vermeld dat een loon is overeengekomen dat ten minste gelijk is aan het loon als bedoeld in de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag (hierna: WML).
[verdachte] heeft (in vereniging) aanvragen voor tewerkstellingsvergunningen en
contracts of employmentvalselijk opgemaakt, op de wijze als hiervoor is overwogen met betrekking tot de feiten 3 en 4. Mede op basis van deze valse informatie in de aanvragen voor de tewerkstellingsvergunningen en in de
contracts of employmentzijn tewerkstellingsvergunningen voor en vervolgens verblijfsvergunningen afgegeven aan een aantal van de in de tenlastelegging genoemde personen. Vaststaat dat deze vergunningen niet zouden zijn verleend indien de verstrekker op de hoogte was geweest van de valsheid van de betreffende informatie in de aanvraag. Met deze vergunningen hebben vier van de in de tenlastelegging genoemde personen zich wederrechtelijk toegang tot en verblijf in Nederland kunnen verschaffen. [verdachte] heeft deze personen hierbij (in vereniging) gefaciliteerd.
Dit alles heeft [verdachte] gedaan in de uitoefening van haar werkzaamheden binnen de uitzendorganisatie [naam samenwerkingsverband], een onderneming met winstoogmerk.
Of de TWV op een later moment, gelegen na de inreis in Nederland, al dan niet is ingetrokken, is – anders dan door de verdediging is bepleit - niet beslissend voor de vraag of sprake is geweest van wederrechtelijke toegang en/of verblijf in de zin van art. 197a lid 1 en 2 Sr. De wederrechtelijke toegang tot en vervolgens het wederrechtelijke verblijf in Nederland hebben zich dan immers al voorgedaan.
Het hof verwerpt gelet op het voorgaande derhalve het verweer in beide onderdelen.
3.4.
Toerekening aan en opzet van [verdachte]
Gelet op hetgeen hiervoor ten aanzien van feit 2 en hetgeen onder 1. ten aanzien van [naam samenwerkingsverband] is overwogen, is het hof van oordeel dat de betreffende gedragingen hebben plaatsgevonden in de sfeer van de uitzendorganisatie [naam samenwerkingsverband] en onder de gegeven omstandigheden in redelijkheid ook aan [verdachte], als de vennootschap die feitelijk de voorbereidingen trof voor het uitzendwerk, kunnen worden toegerekend.
Het hof stelt vast dat voornoemde handelwijze in de tenlastegelegde periode binnen de uitzendorganisatie [naam samenwerkingsverband] beleidsmatig voorgeschreven was en structureel werd toegepast. Dit beleid hield, kort gezegd, in dat valse gegevens ten grondslag werden gelegd aan aanvragen voor het verschaffen van toegang tot en/of verblijf in Nederland. Gelet hierop acht het hof het opzet van [verdachte] op het onder feit 2 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.
3.5.
Conclusie ten aanzien van de feiten 2, 3 en 4Gelet op al het vorenstaande acht het hof het onder 2, 3 en 4 aan de verdachte tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen op de wijze als hierna vermeld.

4.Feit 1: mensenhandel

4.1.
Standpunt verdediging
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdediging vrijspraak bepleit ten aanzien van het onder feit 1 tenlastegelegde feit, nu volgens de verdediging niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat sprake is geweest van uitbuiting. Daartoe is aangevoerd – zakelijk weergegeven en zoals weergegeven in de ter terechtzitting overgelegde pleitnotities - dat, anders dan door het openbaar ministerie is gesteld, aan de zes in de tenlastelegging bij naam genoemde personen conform het minimumloon en zelfs daarboven is betaald. Gesteld is dat de in de Filipijnse POEA-contracten achter ‘basic salary’ en ‘guaranteed overtime’ vermelde bedragen opgeteld, tezamen met andere bonussen en toelagen, het loon voor de genoemde zes personen vormden voor een 40-urige werkweek.
4.2.
Beoordeling door het hof
4.2.1.
Juridisch kader
De onder feit 1 aan de verdachte tenlastegelegde gedragingen zijn toegesneden op de in artikel 273f, lid 1 onder sub 1, sub 4 en sub 6 Sr neergelegde strafbare feiten van mensenhandel.
Deze bepaling luidde, voor zover hier van belang, in de periode waarop de tenlastelegging betrekking heeft als volgt:
Als schuldig aan mensenhandel wordt (…)gestraft:
1°. degene die een ander door dwang, geweld of een
andere feitelijkheid of door dreiging met geweld of een andere feitelijkheid, door afpersing, fraude, misleiding, dan wel door misbruik van een kwetsbare positie of door het geven of ontvangen van betalingen of voordelen om de instemming van een persoon te verkrijgen die zeggenschap over die ander heeft, werft, vervoert, overbrengt, huisvest of opneemt, met het oogmerk van uitbuiting van die ander of de verwijdering van diens organen; (…)
4°. degene die een ander met een van de onder 1° genoemde middelen dwingt of beweegt zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten of zijn organen beschikbaar te stellen dan wel onder de onder 1° genoemde omstandigheden enige handeling onderneemt waarvan hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat die ander zich daardoor beschikbaar stelt tot het verrichten van arbeid of diensten of zijn organen beschikbaar stelt; (…)
6°. degene die opzettelijk voordeel trekt uit de uitbuiting van een ander;
Het strafbare feit van mensenhandel is gericht op de bescherming van de lichamelijke en psychische integriteit van een persoon.
Vooropgesteld moet worden dat het in artikel 273f, lid 1 Sr voorkomende bestanddeel ‘uitbuiting’ in de wet niet is gedefinieerd, anders dan door de niet-limitatieve opsomming in het tweede lid van een aantal vormen van uitbuiting, waaronder gedwongen of verplichte arbeid of diensten. Dit laat onverlet dat volgens vaste rechtspraak van uitbuiting in het kader van het verrichten van arbeid of diensten ook sprake kan zijn indien men daartoe niet is gedwongen of verplicht.
De vraag of - en zo ja, wanneer - sprake is van ‘uitbuiting’ in de zin van de onderhavige bepaling, is niet in algemene termen te beantwoorden, maar is sterk verweven met de omstandigheden van het geval. Bij de beantwoording van die vraag komt in een geval als het onderhavige onder meer betekenis toe aan de aard en duur van de tewerkstelling, de beperkingen die zij voor de betrokkene meebrengt en het economisch voordeel dat daarmee door de tewerksteller wordt behaald. Bij de weging van deze en andere relevante factoren dienen de in de Nederlandse samenleving geldende maatstaven als referentiekader te worden gehanteerd. [4]
In dit verband is nog van belang dat ‘uitbuiting’ moet worden aangemerkt als een impliciet bestanddeel van artikel 273f, lid 1 aanhef en onder sub 4, Sr, nu de in die bepaling bedoelde gedragingen eerst dan als ‘mensenhandel’ kunnen worden bestraft indien uit de bewijsvoering volgt dat is voldaan aan de voorwaarde dat zij zijn begaan onder omstandigheden waarbij uitbuiting kan worden verondersteld. [5]
4.2.2.
Beoordeling van de tenlastelegging
Met de verdediging, en anders dan het openbaar ministerie, is het hof van oordeel dat ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde sprake is van een impliciet cumulatieve tenlastelegging met betrekking tot elk in de tenlastelegging bij naam genoemde persoon.
Het hof gaat op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting uit van de volgende feiten en omstandigheden.
- De levensstandaard op de Filipijnen ligt aanzienlijk lager dan in Nederland. In de Filipijnse maatschappij is sprake van een scherpe tegenstelling tussen arm en rijk, waarbij een groot deel van de bevolking onder het bestaansminimum leeft. De gemiddelde inkomens liggen aanzienlijk lager dan in Nederland. Dat geldt ook voor de inkomens voor het werken op schepen als (licht)matroos of stuurman.
- De zes in de tenlastelegging opgenomen personen, te weten: [betrokkene 1], [betrokkene 2], [betrokkene 3], [betrokkene 6], [betrokkene 4] en [betrokkene 5], zijn allen afkomstig uit de Filipijnen. Zij waren onbekend met de Nederlandse taal. Ze spraken wel (een mondje) Engels.
- Deze zes personen zijn in de Filipijnen geworven door [naam samenwerkingsverband] om te gaan werken op Nederlandse binnenvaartschepen. Deze zes personen zijn ook daadwerkelijk naar Nederland afgereisd en hebben via [naam samenwerkingsverband] op Nederlandse binnenvaartschepen gewerkt in – in ieder geval - de tenlastegelegde periode.
- Deze zes personen hebben bij [rechtspersoon 2] een Filipijns POEA-contract voor de te verrichten werkzaamheden op de Nederlandse binnenvaart getekend voor (delen van) de in de tenlastelegging opgenomen periode.
- In deze POEA-contracten is onder andere opgenomen dat de betrokkene een daarin bepaald basissalaris in dollars voor een werkweek van 40-44 uren (‘basic salary’) en een daarin bepaald bedrag voor 85 afgekochte overuren per maand (‘guaranteed overtime’) zou gaan verdienen. Voorts blijkt daaruit dat voor sommigen van de uitzendkrachten bovendien een uurloon voor gewerkte ‘excessieve overuren’ (‘excessive overtime’) – dus bovenop de 85 afgekochte overuren – was afgesproken.
- [verdachte] heeft bij het aanvragen van de benodigde tewerkstellings- en verblijfsvergunningen voor de zes hiervoor genoemde personen gebruik gemaakt van fictieve (concept-) arbeidsovereenkomsten, te weten de zogenoemde
contracts of employment. In deze fictieve overeenkomsten waren loonbedragen in euro’s opgenomen, welke bedragen waren afgestemd op het voor dat jaar geldende minimumloon. De uitzendkrachten zijn dergelijke contracten echter nooit overeengekomen met [naam samenwerkingsverband].
- Deze zes personen hebben in ieder geval
in 2009 – gelet op de rapportage forensisch boekenonderzoek van Contzé & Partners uit welke rapportage kan worden afgeleid wat de girale en per cheque aan de uitzendkracht gedane betalingen zijn geweest en wat de eventuele, op verzoek van de uitzendkracht door de schipper aan boord van het schip gedane, contante loonbetalingen (‘Pay on board’) zijn geweest – netto loonbetalingen ontvangen die ongeveer tussen de 25 % en 35 % onder het in dat jaar geldende netto minimumloon lagen voor een werkweek van 40 uren.
- Deze zes personen kregen niet maandelijks de beschikking over hun loonstroken met een specificatie van het aan hen uitbetaalde loon.
- Niet kan worden verondersteld dat deze zes personen bekend waren met de ten tijde van de tenlastegelegde feiten in Nederland geldende regelgeving rondom het minimumloon en het maken van overuren, en de Nederlandse procedures rondom de verlening van tewerkstellings- en verblijfsvergunningen.
Voor de beoordeling van de vraag of sprake is geweest van uitbuiting dient het hof zich mede te buigen over de aard en de duur van de tewerkstelling en de overige arbeidsomstandigheden. In dat kader is onder meer van belang of er, naast de fulltime werkweek, overuren werden gemaakt en indien dat antwoord bevestigend luidt, in welke mate daarvan sprake was en hoe hoog het daartegenover staande loon bedroeg.
Het hof stelt dienaangaande het volgende vast.
De zes in de tenlastelegging genoemde personen zijn over het door hen verrichte overwerk en de daartegenover staande beloning meermalen gehoord, sommigen ook door de rechter-commissaris en/of de raadsheer-commissaris en/of op de terechtzitting in hoger beroep. Deze zes personen verklaren allemaal over zichzelf dat zij lange werkdagen moesten maken en dat ze meer uren hebben gewerkt dan de in Manilla afgesproken 40 à 44 uur per week. De verklaringen zijn daarover niet duidelijk bij alle personen, maar het hof begrijpt dat het de schipper moet zijn geweest die de opdracht daartoe gaf. Met betrekking tot de afspraken over eventueel te werken overuren lopen de verklaringen van deze personen uiteen. Sommigen zouden daarover afspraken hebben gemaakt met [naam samenwerkingsverband] (in de vorm van afgekochte overuren voor een vast bedrag waarbij de schipper kon bepalen of al dan niet werd overgewerkt), anderen zouden daarover geen afspraken met [naam samenwerkingsverband] hebben gemaakt, althans verklaren daar niet over. Sommige personen kregen voor overuren betaald door de schipper en weer anderen zouden (heel veel) extra moeten werken, maar kregen daar niet extra voor betaald, noch door [naam samenwerkingsverband] noch door de schipper. Soms verklaren de uitzendkrachten tegenstrijdig in hun verklaringen bij de SIOD en de rechter- en/of raadsheer-commissaris met betrekking tot de vragen of en door wie is uitbetaald voor de gewerkte overuren. Niet volgt uit de verklaringen van deze personen of anderszins, met uitzondering van één persoon, dat zij [naam samenwerkingsverband] in de tenlastegelegde periode op de hoogte hebben gesteld van hun (te) lange werkdagen tijdens hun verblijf op de schepen.
De slotsom voor het hof is dat de verklaringen van de zes personen onvoldoende duidelijk maken in welke mate er is overgewerkt, wat de gemaakte afspraken over de te maken overuren zijn geweest en de betaling ervan, door wie de betaling plaatsvond en in hoeverre [naam samenwerkingsverband] wetenschap had van de duur van de werkdagen en -weken.
De rapportage Forensisch boekenonderzoek en de aanvulling opgesteld door Contzé en Partners geeft, zoals reeds overwogen, onder andere inzicht in de door [naam samenwerkingsverband] (girale, contante en per cheque) gedane betalingen aan de zes personen per gewerkte dag over de jaren 2009, 2010, 2011 en 2012. Op basis van dit rapport kan echter niet worden vastgesteld hoeveel uren per dag werd gewerkt in die periode en in hoeverre de uitbetaalde bedragen (mede) zagen op – ten opzichte van een 40-urige of 44-urige werkweek – gemaakte overuren.
Uit het voorgaande volgt dat niet kan worden vastgesteld voor welke periode, op welk schip en bij welke schipper is overgewerkt, en of dat al dan niet is gebeurd in het kader van eventueel afgekochte overuren, dan wel in de vorm van daarbovenop nog gemaakte overuren. De verklaringen van getuige [getuige 3] (werkzaam op het kantoor in [plaats 1B] bij [verdachte]) en de [medeverdachte 1] lopen op dit punt uit elkaar en dit geldt ook voor de verklaringen van de zes hiervoor genoemde personen. De getuige [getuige 3] stelt dat er standaard 85 overuren per maand werden afgekocht, ongeacht of de betrokken personen die overuren nu maakten of niet. Daarentegen is door de [medeverdachte 1] ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat het bedrag dat in het POEA-contract stond vermeld onder het kopje ‘guaranteed overtime’ deel uitmaakte van het salaris dat met de betrokken werknemer was afgesproken en dat dat bedrag niet zag op afgekochte (eventueel te maken) overuren.
Naar het oordeel van het hof kan op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting dan ook niet wettig en overtuigend worden bewezen dat bij de uitzendkrachten sprake was van overmatig overwerk waarvoor zij niet werden betaald conform de WML en evenmin dat (mede) daardoor ook buiten 2009 onderbetaling door [naam samenwerkingsverband] heeft plaatsgevonden.
Voorts kan, naar het oordeel van het hof, op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting niet wettig en overtuigend worden bewezen dat de arbeidsomstandigheden onveilig waren en/of dat de huisvesting en sanitaire voorzieningen ondermaats waren. Het dossier biedt daarover (te) weinig informatie.
Evenmin is, nu het hof onvoldoende inzicht heeft kunnen krijgen in het verdienmodel van [naam samenwerkingsverband], het hof duidelijk geworden hoe groot het economisch voordeel is geweest dat door [naam samenwerkingsverband] is behaald als gevolg van het (in 2009) verrichten van betalingen die onder het voor de genoemde zes personen geldende minimumloon bleven. In meer algemene zin overweegt het hof dat de positie van de schippers in dit onderzoek onderbelicht is gebleven.
Nu naar het oordeel van het hof ook overigens niet is gebleken van omstandigheden die kunnen bijdragen aan het oordeel dat in de tenlastegelegde periode sprake is geweest van een situatie van uitbuiting in de zin van het onder feit 1 tenlastegelegde, is de enkele vaststelling dat in 2009 sprake is geweest van onderbetaling van de voornoemde zes personen – ofschoon deze voor sommigen van hen aanzienlijk was – onvoldoende om te komen tot het oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat sprake is geweest van uitbuiting.
Het hof acht derhalve niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder feit 1 primair en subsidiair ten laste is gelegd.
Ten overvloede merkt het hof het volgende op. Het hof stelt vast dat door de inhoud van de POEA-contracten voor de genoemde zes personen minst genomen veel onduidelijkheid is geschapen rondom hun rechten en verplichtingen. De zes betrokkenen waren daardoor onbekend met het voor hen in Nederland geldende minimumloon, de regels omtrent de omvang van een maximale werkweek, de (betaling van) overuren en de regels met betrekking tot het recht op vakantie(geld). Deze zes personen kwamen daardoor ten opzichte van de schippers in een kwetsbare positie te verkeren. Deze mede door de verdachte gecreëerde onduidelijkheid voor deze zes personen valt [naam samenwerkingsverband] aan te rekenen, omdat [naam samenwerkingsverband] als professionele uitzendorganisatie deze personen uitleende aan deze schippers. Voor het hof staat buiten kijf dat sprake is geweest van slecht werkgeverschap.

5.Feit 5: criminele organisatie

Het hof is op grond van hetgeen in het voorgaande is vastgesteld en overwogen van oordeel dat de onder 2, 3 en 4 bewezenverklaarde feiten misdrijven betreffen, die rechtstreeks zijn voortgevloeid uit een werkwijze, die in de tenlastegelegde periode binnen de uitzendorganisatie [naam samenwerkingsverband] beleidsmatig voorgeschreven was en structureel werd toegepast. Dit beleid, kort gezegd inhoudende dat geschriften, telkens voorstellende een (ondertekend) arbeidscontract, door een geautomatiseerd werk werden gefabriceerd, waarmee tewerkstellingsvergunningen en vervolgens verblijfsvergunningen werden aangevraagd, diende de bedrijfsmatige belangen van de uitzendorganisatie [naam samenwerkingsverband], te weten een efficiënte bedrijfsvoering en winstmaximalisatie, maar had als intrinsiek en voorzienbaar gevolg dat misdrijven zoals de bewezenverklaarde feiten zouden worden gepleegd. Op grond van het voorgaande is het hof van oordeel dat sprake was van een organisatie die tot oogmerk had het plegen van misdrijven, als bedoeld in artikel 140 Sr.
Van deelneming aan een organisatie als bedoeld in artikel 140 Sr kan slechts dan sprake zijn, indien de verdachte behoort tot het samenwerkingsverband en een aandeel heeft in, dan wel ondersteunt, gedragingen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het in dat artikel bedoelde oogmerk. Op grond van hetgeen hiervoor onder 1. ten aanzien van de verdachte als onderdeel van de uitzendorganisatie [naam samenwerkingsverband] is vastgesteld, in samenhang met de bewezenverklaring van de onder 2, 3 en 4 tenlastegelegde feiten, is het hof van oordeel dat de verdachte heeft deelgenomen aan de organisatie als bedoeld in artikel 140 Sr.
Het voorgaande leidt tot het oordeel dat het onder 5 ten laste gelegde wettig en overtuigend is bewezen.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2, 3, 4 en 5 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
2.
zij
op één of meerdere tijdstip(pen)in
of omstreeksde periode van 1 januari 2009 tot en met 5 oktober 2011 te Delft en/of Werkendam en
/althans (elders
)in Nederland
en/of in de Republiek Singaporeen/of in de Republiek der Filipijnen
(telkens)tezamen en in vereniging met [rechtspersoon 3] en
/of[rechtspersoon 4]en
/of[rechtspersoon 2],
althans met één of meer andere rechtspersonen en/of met een ander of anderen, althans alleen, al dan nietin de uitoefening van
haarberoep of gewoonte
een persoon en/ofpersonen, te weten
een (groot) aantaldeFilipijnse onderdanen
, waaronder
[betrokkene 1] en/of
[betrokkene 2] en/of
[betrokkene 3] en
/of
[betrokkene 4] en
/of
[betrokkene 5] en
/of
[betrokkene 6] en
/of
één of meer anderen van Filippijnse nationaliteit, in elk geval (een) illega(a)l(e) perso(o)n(en),
- behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van toegang tot of doorreis door en/of
- uit winstbejag behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van verblijf in Nederland
en/of een andere lidstaat van de Europese Unie en/of IJsland en/of Noorwegen en/of een staat die is toegetreden tot het op 15 november 2000 te New York tot stand gekomen Protocol tegen de smokkel van migranten over land, over de zee en in de lucht, tot aanvulling van het op 15 november 2000 te New York tot stand gekomen Verdrag tegen transnationale georganiseerde misdaad, of die ander(en) daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaftterwijl
[verdachte] en/ofverdachte en
/ofhaar
/zijnmededader
(s
)wist
(en
)of ernstige redenen had
(den
)te vermoeden dat die toegang of die doorreis en/of dat verblijf wederrechtelijk was,
immers heeft verdachte tezamen en in vereniging met
die[rechtspersoon 3] en/of
[rechtspersoon 4]en/of [rechtspersoon 2]
, en/of met die één of meer andere rechtspersonen en/of met die ander of anderen, althans alleen, toen aldaar (telkens)
- die Filipijnse onderda
(an
(en
)in de Filipijnen geworven en/of
(vervolgens
)naar Nederland vervoerd
en/of overgebrachten/of
- die Filipijnse onderda
(a)n
(en
)gehuisvest op
(een)Nederlands
(e)binnenvaartuig
(en
)en/of
- de reisbescheiden voor die Filipijnse onderda
(a)n
(en
)verzorgd en/of
- die Filippijnse onderda(an(en) één of meer contracten laten tekenen en/of
-
een niet door de Filippijnse onderda(a)n(en) getekend en/ofvals
e'euro'-contract
engebruikt voor de aanvra
ag
envan
(een)tewerkstellingsvergunning
(en
)en/of verblijfsvergunning
(en
)van deze Filipijnse onderda
(a)n
(en
)en/of
- valse
of vals opgemaakte loonstroken en/ofloongegevens gebruikt voor de aanvra
ag
envan
(een)tewerkstellingsvergunning
en bij het Uitvoeringsinstituut Werknemers Verzekeringen (UWV)en/of
(een)verblijfsvergunning
(en
)bij de Immigratie- en Naturalisatie Dienst (IND)en/of (een) visum/visa bij de Nederlandse Ambassade,
en
/of (aldus
)het verschaffen van toegang en/of verblijf van genoemde personen in Nederland
georganiseerd en/of gecoördineerd en/ofgefaciliteerd
en zij van dit feit zijn beroep of een gewoonte heeft gemaakt;
3.
zij
op één of meerdere tijdstip(pen)in
of omstreeksde periode van 1 januari 2009 tot en met
25 mei 2011te Delft en/of Werkendam
en/althans (elders) in Nederland en/of in de Republiek Singapore en/of in de Republiek der Filipijnen, (telkens)tezamen en in vereniging met [rechtspersoon 3] en
/of[rechtspersoon 4]en
/of[rechtspersoon 2],
althans met één of meer andere rechtspersonen en/of met een ander of anderen, althans alleen, (telkens
)een aanvraag tewerkstellingsvergunning, -
(elk
)zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt
of vervalst,
immers heeft [verdachte] tezamen en in vereniging met [rechtspersoon 3] en
/of[rechtspersoon 4]en
/of[rechtspersoon 2]
met die één of meer andere rechtspersonen en/of met die ander of anderen toen aldaar (telkens
)
- in de aanvraag om een vergunning als bedoeld in artikel 2 van de wet Arbeid Vreemdelingen (AV320) ten name van [betrokkene 6], gedateerd 10 februari 2009, valselijk en in strijd met de waarheid ingevuld of laten invullen dat die [betrokkene 6] 1.381,20 Euro bruto per maand zou verdienen
(ordner 6, pagina 2374 t/m 2376)en
/of
- in de aanvraag om een vergunning als bedoeld in artikel 2 van de wet Arbeid Vreemdelingen (AV320) ten name van [betrokkene 2], gedateerd 25 mei 2011, valselijk en in strijd met de waarheid ingevuld of laten invullen dat die [betrokkene 2] 1.424,40 Euro bruto per maand zou verdienen
(ordner 6, pagina 2184 t/m 2186)en
/of
- in de aanvraag om een vergunning als bedoeld in artikel 2 van de wet Arbeid Vreemdelingen (AV320) ten name van [betrokkene 1], gedateerd 29 juli 2009, valselijk en in strijd met de waarheid ingevuld of laten invullen dat die [betrokkene 1] 1.398,60 Euro bruto per maand zou verdienen
(ordner 6, pagina 2238 t/m 2240)en
/of
- in de aanvraag om een vergunning als bedoeld in artikel 2 van de wet Arbeid Vreemdelingen (AV320) ten name van [betrokkene 3], gedateerd 11 juni 2009, valselijk en in strijd met de waarheid ingevuld of laten invullen dat die [betrokkene 3] 1.613,76 Euro bruto per maand zou verdienen
(ordner 5, pagina 1961 t/m 1963)en
/of
- in de aanvraag om een vergunning als bedoeld in artikel 2 van de wet Arbeid Vreemdelingen (AV320) ten name van [betrokkene 4], gedateerd 27 juli 2010, valselijk en in strijd met de waarheid ingevuld of laten invullen dat die [betrokkene 4] 1.625,85 Euro bruto per maand zou verdienen
(ordner 5, pagina 2090 t/m 2092)en
/of
- in de aanvraag om een vergunning als bedoeld in artikel 2 van de wet Arbeid Vreemdelingen (AV320) ten name van [betrokkene 5], gedateerd 17 maart 2009, valselijk en in strijd met de waarheid ingevuld of laten invullen dat die [betrokkene 5] 1.381,20 Euro bruto per maand zou verdienen
(ordner 5, pagina 1859 t/m 1961),
zulks
(telkens
)met het oogmerk om
die/dat geschrift
(en)als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
4.
zij
op één of meerdere tijdstip(pen)in
of omstreeksde periode van 1 januari 2009 tot en met
1 juli 2011te Delft en/of Werkendam
en/althans (elders) in Nederland en/of in de Republiek Singapore en/of in de Republiek der Filipijnen, (telkens
)tezamen en in vereniging met [rechtspersoon 3] en
/of[rechtspersoon 4]en
/of[rechtspersoon 2],
althans met één of meer andere rechtspersonen en/of met een ander of anderen, althans alleen, (telkens)meerdere contracten of employment, -
(elk
)zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt
of vervalst, zulks
(telkens
)met het oogmerk om
die/dat geschrift
(en)als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken,
immers heeft [verdachte] tezamen en in vereniging met [rechtspersoon 3] en
/of[rechtspersoon 4]en
/of[rechtspersoon 2]
en/of met die één of meer andere rechtspersonen en/of met die ander of anderen toen aldaar (telkens
)
- ( in) het contract of employment gedateerd 1 april 2009: * valselijk en in strijd met de waarheid ingevuld of laten invullen dat [betrokkene 6] een maandelijks salaris zou ontvangen van EUR 1,381.20 en
/of
* valselijk en in strijd met de waarheid
dat contract of employmentvoorzien van een valse datum
, immers werd (de inhoud van) dat contract of employment vermeld in de aanvraag van een vergunning als bedoeld in artikel 2 van de wet Arbeid Vreemdelingen van [betrokkene 6] gedateerd 10 februari 2009en
/of
* valselijk en in strijd met de waarheid
dat contract of employmentvoorzien van
een digitale handtekening die moest doorgaan voor een door die [betrokkene 6] eigenhandig geplaatste handtekening, in elk geval voorzien vaneen niet door die [betrokkene 6] op dat contract of employment geplaatste handtekening en
/of (ordner 6-blz. 2374 t/m 2378)
-
(in
)het contract of employment gedateerd 1 juni 2011:
* valselijk en in strijd met de waarheid ingevuld of laten invullen dat [betrokkene 2] een maandelijks salaris zou ontvangen van EUR 1,424.40 en
/of
* valselijk en in strijd met de waarheid
dat contract of employment voorzien of latenvoorzien van een valse datum
, immers werd (de inhoud van) dat contract of employment vermeld in de aanvraag van
een vergunning als bedoeld in artikel 2 van de wet Arbeid Vreemdelingen van [betrokkene 2] van 25 mei 2011en
/of
* valselijk en in strijd met de waarheid dat contract of employment voorzien van een digitale handtekening die moest doorgaan voor een door die [betrokkene 2] eigenhandig geplaatste hantekening, in elk geval voorzien van een niet door die [betrokkene 2] op dat contract of employment geplaatste handtekening en/of (ordner 6-blz. 2184 t/m 2189)
-
(in
)het contract of employment gedateerd 1 juli 2010:
* valselijk en in strijd met de waarheid ingevuld of laten invullen dat [betrokkene 1] een maandelijks salaris zou ontvangen van EUR 1,658.63 en
/of
* valselijk en in strijd met de waarheid
dat contract of employment voorzien of latenvoorzien van een valse datum
, immers werd (de inhoud van) dat contract of employment vermeld in de aanvraag van een vergunning als bedoeld in artikel 2 van de wet Arbeid Vreemdelingen van [betrokkene 1] van 7 juni 2010en
/of
* valselijk en in strijd met de waarheid
dat contract of employmentvoorzien van
een digitale handtekening die moest doorgaan voor een door die [betrokkene 1] eigenhandig geplaatste handtekening, in elk geval voorzien vaneen niet door die [betrokkene 1] op dat contract of employment geplaatste handtekening en
/of (ordner 6-blz. 2244 t/m 2248)
-
(in
)het contract of employment gedateerd 1 juli 2009:
* valselijk en in strijd met de waarheid ingevuld of laten invullen dat [betrokkene 3] een maandelijks salaris zou ontvangen van EUR 1,613.76 en
/of
* valselijk en in strijd met de waarheid
dat contract of employment voorzien of latenvoorzien van een valse datum
, immers werd (de inhoud van) dat contract of employment vermeld in de aanvraag van een vergunning als bedoeld in artikel 2 van de wet Arbeid Vreemdelingen van [betrokkene 3] van 11 juni 2009en
/of
* valselijk en in strijd met de waarheid dat contract of employment voorzien van een digitale handtekening die moest doorgaan voor een door die [betrokkene 3] eigenhandig geplaatste handtekening, in elk geval voorzien van een niet door die [betrokkene 3] op dat contract of employment geplaatste handtekening en/of (ordner 5-blz. 1961 t/m 1965)
-
(in
)het contract of employment gedateerd 1 juli 2011:
* valselijk en in strijd met de waarheid ingevuld of laten invullen dat [betrokkene 4] een maandelijks salaris zou ontvangen van EUR 1,642.63 en
/of
* valselijk en in strijd met de waarheid
dat contract of employment voorzien of latenvoorzien van een valse datum
, immers werd (de inhoud van) dat contract of employment vermeld in de aanvraag van een vergunning als bedoeld in artikel 2 van de wet Arbeid Vreemdelingen van [betrokkene 4] van 3 juni 2011en
/of
* valselijk en in strijd met de waarheid dat contract of employment voorzien van een digitale handtekening die moest doorgaan voor een door die [betrokkene 4] eigenhandig geplaatste handtekening, in elk geval voorzien van een niet door die [betrokkene 4] op dat contract of employment geplaatste handtekening en/of (ordner 5-blz. 2084 tot en met 088)
-
(in
)het contract of employment gedateerd 23 november 2010:
* valselijk en in strijd met de waarheid ingevuld of laten invullen dat [betrokkene 5] een maandelijks salaris zou ontvangen van EUR 1,673.89 en
/of
* valselijk en in strijd met de waarheid
dat contract of employmentvoorzien van
een digitale handtekening die moest doorgaan voor een door die [betrokkene 5] eigenhandig geplaatste handtekening, in elk geval voorzien vaneen niet door die [betrokkene 5] op dat contract of employment geplaatste handtekening
( ordner 5-blz.1886),
zulks
(telkens
)met het oogmerk om
die/dat geschrift
(en)als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
5.
zij
op één of meerdere tijdstip(pen)in
of omstreeksde periode van 1 januari 2009 tot en met
5 oktober 2011te Delft en/of Werkendam en
/althans (elders
)in Nederland en/of in de Republiek Singapore en/of in de Republiek der Filipijnen
(telkens)heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit [verdachte] en
/of[rechtspersoon 3] en
/of[rechtspersoon 4]en
/of[rechtspersoon 2]
, althans met één of meer andere rechtspersonenen
/of met[medeverdachte 2] en
/of[medeverdachte 1] en
/of[medeverdachte 3]
en/of met een ander of anderen, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk:
- het (telkens) plegen van mensenhandel al dan niet tezamen en in vereniging, als bedoeld in artikel 273 F van het Wetboek van Strafrecht en/of
- het
(telkens)plegen van mensensmokkel,
al dan nietals beroep of gewoonte en/of tezamen en in vereniging, als bedoeld in artikel 197a Wetboek van Strafrecht en
/of
- het
(telkens) al dan niettezamen en in vereniging opzettelijk
vervalsen ofvalselijk opmaken van
(een)aanvra
(a)g
(en
)tewerkstellingsvergunningen en
/of (een)arbeidscontract
(en
)en/of gebruik maken en/of doen of laten maken van die valselijk opgemaakte
en/of vervalsteaanvra
(a)g
(en
)tewerkstellingsvergunning
enen
/ofarbeidscontract
(en
), als bedoeld in artikel 225 lid 1 en/of 2 van het Wetboek van Strafrecht
en/of
- het (telkens) al dan niet tezamen en in vereniging plegen van witwassen, al dan niet gepleegd als gewoonte, als bedoeld in artikel 420bis en/of 420ter van het Wetboek van Strafrecht.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van mensensmokkel, gepleegd door een rechtspersoon die daarvan een beroep of gewoonte maakt, meermalen gepleegd;
en
medeplegen van een ander uit winstbejag behulpzaam zijn bij het zich verschaffen van verblijf in Nederland, terwijl hij weet of ernstige redenen heeft te vermoeden dat dat verblijf wederrechtelijk is, begaan door een rechtspersoon die daarvan een beroep of gewoonte maakt, meermalen gepleegd.
Het onder 3 en 4 bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van valsheid in geschrift, gepleegd door een rechtspersoon, meermalen gepleegd.
Het onder 5 bewezen verklaarde levert op:
deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven, gepleegd door een rechtspersoon.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft in vereniging met de overige van de uitzendorganisatie [naam samenwerkingsverband] deel uitmakende vennootschappen strafbare feiten gepleegd, te weten: mensensmokkel, het uit winstbejag behulpzaam zijn van vreemdelingen bij het zich verschaffen van verblijf in Nederland en valsheid in geschrift.
De verdachte heeft als onderdeel van de uitzend-organisatie [naam samenwerkingsverband], ten aanzien van de zes in de bewezenverklaring bij naam genoemde Filipijnse uitzendkrachten, die door [naam samenwerkingsverband] in de Nederlandse binnenvaart te werk waren gesteld, arbeidscontracten valselijk opgemaakt. Deze valse contracten en de daarin vermelde valse loongegevens zijn vervolgens door de verdachte gebruikt voor de aanvragen van de verschillende vergunningen die nodig waren om de Filipijnse onderdanen op de Nederlandse binnenvaartschepen te laten wonen en werken. Zo dienden de contracten en de daarin vermelde loongegevens als onderbouwing van de aanvragen tot verlening van tewerkstellingsvergunningen bij het UWV. Ook zijn deze contracten en loongegevens en de op basis daarvan afgegeven tewerkstellingsvergunningen ten grondslag gelegd aan de verschillende verblijfsaanvragen voor de in de bewezenverklaring met name genoemde uitzendkrachten bij de IND. Als gevolg hiervan zijn aan deze uitzendkrachten ten onrechte tewerkstellingsvergunningen en vergunningen tot (voorlopig) verblijf, te weten MVV’s en VVR’s, verleend.
De verdachte heeft, door deze in de bedrijfsvoering van [naam samenwerkingsverband] besloten liggende handelwijze van het wederrechtelijk toegang laten verlenen, laten verblijven en tewerkstellen van Filipijnse onderdanen in Nederland, misbruik gemaakt van het vertrouwen dat Nederlandse overheidsinstanties, zoals het UWV en de IND, in de juistheid van bepaalde geschriften en documenten moeten kunnen stellen. Maar ook heeft de verdachte het overheidsbeleid bij de bestrijding van illegaal verblijf in Nederland in ernstige mate ondermijnd. Dit handelen van de verdachte is met name zeer laakbaar geweest voor wat betreft het jaar 2009. Ten aanzien van die periode is immers, op grond van de door de verdediging verstrekte loongegevens, komen vast te staan dat niet alleen op formele gronden (vanwege valsheid van verstrekte documenten), maar ook materieel gezien (vanwege bewijsbare onderbetaling), geen tewerkstellingsvergunningen en/of verblijfsvergunningen zouden zijn verleend.
Het hof weegt in het nadeel van de verdachte mee dat op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat deze werkwijze niet alleen is gevolgd met betrekking tot de in de bewezenverklaring met name genoemde uitzendkrachten, maar dat [naam samenwerkingsverband] op deze wijze gedurende meerdere jaren tientallen Filipijnse uitzendkrachten in Nederland tewerk heeft gesteld.
Tot slot heeft de verdachte zich ook schuldig gemaakt aan deelname aan een criminele organisatie. De uitzendorganisatie [naam samenwerkingsverband], waar de verdachte deel van uitmaakte, vormde immers, samen met de medeverdachten [medeverdachte 1], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3], een criminele organisatie, gericht op het plegen van de voornoemde misdrijven.
Justitiële Documentatie
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 3 juni 2020, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten.
Op te leggen straf
Het hof is – alles afwegende - van oordeel dat in beginsel een geheel onvoorwaardelijke geldboete ter hoogte van € 70.000,- een passende en geboden reactie vormt.
Het hof stelt evenwel vast dat de redelijke termijn, als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag voor de bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden is overschreden. Deze termijn vangt aan op het moment dat vanwege de Nederlandse Staat jegens de verdachte een handeling is verricht waaruit deze in redelijkheid de verwachting kan ontlenen dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door het openbaar ministerie een strafvervolging in zal worden ingesteld. De [medeverdachte 2], directeur en (middellijk) enig aandeelhouder van de verdachte
,is op 17 april 2012 in verzekering gesteld. Het hof zal deze datum aanmerken als het moment waarop de redelijke termijn een aanvang heeft genomen.
Nu het hof arrest heeft gewezen op 16 juli 2020, bestrijkt de totale duur van de procedure een periode van ruim 8 jaar Dat maakt dat de redelijke termijn in aanzienlijke mate is overschreden. Het hof is van oordeel dat deze overschrijding niet geheel voor rekening van het openbaar ministerie komt. Desalniettemin ziet het hof aanleiding een matiging van 10% toe te passen en zal het hof in plaats van de hiervoor overwogen geldboete ter hoogte van € 70.000,-, een geldboete ter hoogte van
€ 63.000,- opleggen.
Het hof heeft bij de vaststelling van de geldboete rekening gehouden met de draagkracht van de verdachte.
Vordering tot schadevergoeding van [betrokkene 1]
In het onderhavige strafproces heeft [betrokkene 1] zich als benadeelde partij gevoegd en namens hem is een vordering ingediend tot vergoeding van geleden schade als gevolg van het aan de verdachte tenlastegelegde, tot een bedrag van in totaal € 17.462,00, bestaande uit
€ 14.962,- aan geleden materiële schade en € 2.500,- aan geleden immateriële schade.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag.
De advocaten-generaal hebben geconcludeerd tot volledige toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, met vermeerdering van de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij is namens de verdachte betwist.
Beoordeling van de vordering
De benadeelde partij heeft aangevoerd dat zij (materiële en immateriële) schade heeft geleden ten gevolge van, zo begrijpt het hof, hetgeen de verdachte onder de feiten 1 tot en met 5 ten laste is gelegd.
Bij de beoordeling van de vordering stelt het hof voorop dat een benadeelde partij ingevolge het bepaalde in artikel 361, tweede lid, aanhef en onder a en b, Sv in het strafproces alleen dan ontvankelijk is in haar vordering indien de verdachte enige straf of maatregel wordt opgelegd (dan wel toepassing wordt gegeven aan het bepaalde in artikel 9a Sr)
enindien haar rechtstreeks schade is toegebracht door het bewezen verklaarde feit.
Voor de beantwoording van de vraag of sprake is van een zodanig ‘rechtstreeks’ verband tussen de geleden schade en het bewezen verklaarde feit als in dat artikel bedoeld zijn de concrete omstandigheden van het geval bepalend. [6]
Voor zover de vordering ziet op schade geleden ten gevolge van hetgeen de verdachte onder 1 is ten laste gelegd, dient de benadeelde partij daarin derhalve niet-ontvankelijk te worden verklaard, nu de verdachte van het onder 1 tenlastegelegde feit integraal wordt vrijgesproken.
Voor het overige is op grond van de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep, waaronder mede begrepen de door de advocaat van de benadeelde partij gegeven toelichting op de vordering, naar het oordeel van het hof niet komen vast te staan dat de gestelde schade is aan te merken als een rechtstreeks gevolg van het onder 2, 3, 4 en/of 5 bewezenverklaarde, zodat zij ook in zoverre in haar vordering niet-ontvankelijk zal worden verklaard.
Vordering tot schadevergoeding van [betrokkene 6]
In het onderhavige strafproces heeft [betrokkene 6] zich als benadeelde partij gevoegd en namens hem is een vordering ingediend tot vergoeding van geleden schade als gevolg van het aan de verdachte tenlastegelegde, tot een bedrag van in totaal € 28.385,00, bestaande uit € 25.885,- aan geleden materiële schade en € 2.500,- aan geleden immateriële schade.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag.
De advocaten-generaal hebben geconcludeerd tot gedeeltelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, te weten tot een bedrag van
€ 17.808,40 aan materiële schade en een bedrag van
€ 2.500,- aan immateriële schade, een en ander te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Voorts hebben de advocaten-generaal geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij in het overige deel van de vordering.
De vordering van de benadeelde partij is namens de verdachte betwist.
Beoordeling van de vordering
De benadeelde partij heeft aangevoerd dat zij (materiële en immateriële) schade heeft geleden ten gevolge van, zo begrijpt het hof, hetgeen de verdachte onder de feiten 1 tot en met 5 ten laste is gelegd.
Bij de beoordeling van de vordering stelt het hof voorop dat een benadeelde partij ingevolge het bepaalde in artikel 361, tweede lid, aanhef en onder a en b, Sv in het strafproces alleen dan ontvankelijk is in haar vordering indien de verdachte enige straf of maatregel wordt opgelegd (dan wel toepassing wordt gegeven aan het bepaalde in artikel 9a Sr)
enindien haar rechtstreeks schade is toegebracht door het bewezen verklaarde feit. Voor de beantwoording van de vraag of sprake is van een zodanig ‘rechtstreeks’ verband tussen de geleden schade en het bewezen verklaarde feit als in dat artikel bedoeld zijn de concrete omstandigheden van het geval bepalend. [7]
Voor zover de vordering ziet op schade geleden ten gevolge van hetgeen de verdachte onder 1 is ten laste gelegd, dient de benadeelde partij daarin derhalve niet-ontvankelijk te worden verklaard nu de verdachte van het onder 1 tenlastegelegde feit integraal wordt vrijgesproken.
Voor het overige is op grond van de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep, waaronder mede begrepen de door de advocaat van de benadeelde partij gegeven toelichting op de vordering, naar het oordeel van het hof niet komen vast te staan dat de gestelde schade is aan te merken als een rechtstreeks gevolg van het onder 2, 3, 4 en/of 5 bewezenverklaarde, zodat zij ook in zoverre in haar vordering niet-ontvankelijk zal worden verklaard.
Kostenveroordeling
Dit brengt mee dat de benadeelde partijen dienen te worden veroordeeld in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met de verdediging tegen die vorderingen heeft moeten maken, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 24, 47, 51, 57, 140, 197a en 225 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 2, 3, 4 en 5 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 2, 3, 4 en 5 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 63.000,00 (drieënzestigduizend euro).
Vordering van de benadeelde partij [betrokkene 1]
Verklaart de benadeelde partij [betrokkene 1]
niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Verwijst de benadeelde partij in de door verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Vordering van de benadeelde partij [betrokkene 6]
Verklaart de benadeelde partij [betrokkene 6]
niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Verwijst de benadeelde partij in de door verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door mr M.I. Veldt-Foglia,
mr. A.E.A.M. van Waesberghe en mr. M.A.J. van de Kar, in bijzijn van de griffiers mr. W. Jansen en mr. L.A. Haas.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 16 juli 2020.

Voetnoten

1.Dit zijn de contracten zoals voorgeschreven door de Philippine Overseas Employment Administration voor de zeevaart. Deze werden ook gebruikt door [naam samenwerkingsverband] voor de personen die op de binnenvaart op Nederlandse schepen werden gecontracteerd.
2.Kamerstukken II 1990-1991, 22 142, nr. 3, p. 11.
3.Zie HR 31 mei 2016, ECLI:NL:HR:2016:1008. En voorts ook reeds rechtbank Den Haag 23 april 2009, LJN BI3173 waarbij het wat betreft de wederrechtelijkheid van het verblijf ging om een verblijfstitel die op grond van onjuiste informatie was verleend en die niet zou zijn verleend zonder die onjuiste informatie.
4.Zie HR 27 oktober 2009, ECLI:NL:HR:2009:BI7099, rov. 2.6.1.
5.Zie HR 5 april 2016, ECLI:NL:HR:2016:556
6.Zie HR 28 mei 2019, ECLI:NL:HR:2019:793 en HR 22 april 2014, ECLI:NL:HR:2014:959.
7.Zie HR 28 mei 2019, ECLI:NL:HR:2019:793 en HR 22 april 2014, ECLI:NL:HR:2014:959.