ECLI:NL:GHDHA:2020:1257
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing verzoek tot faillietverklaring; beoordeling van pluraliteit van schuldeisers in nalatenschap
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de beschikking van de rechtbank Den Haag van 14 april 2020, waarin het verzoek van de appellanten om de geïntimeerde in staat van faillissement te verklaren, werd afgewezen. De appellanten, die de zoons en erfgenamen zijn van de erflater die op 12 juli 2019 is overleden, hebben in hoger beroep verzocht deze beschikking te vernietigen en alsnog het faillissement van de geïntimeerde uit te spreken. De rechtbank had overwogen dat niet voldaan was aan het vereiste van pluraliteit van schuldeisers, wat betekent dat de geïntimeerde niet in de situatie verkeerde dat hij had opgehouden te betalen.
De mondelinge behandeling vond plaats op 15 juni 2020, waarbij de appellanten bijgestaan werden door hun advocaat, mr. S.M. Mosterd-de Wit, en de geïntimeerde door mr. R.J.C. Florijn. De appellanten voerden aan dat de rechtbank ten onrechte had overwogen dat zij met elkaar vereenzelvigd dienden te worden, omdat zij gezamenlijk als erfgenamen optraden en gerechtigd waren tot het innen van een vordering die voortvloeit uit één schuld van de geïntimeerde aan de erflater. De appellanten stelden dat de vereiste pluraliteit van schuldeisers was komen vast te staan, omdat de geïntimeerde naast hun vorderingen ook een schuld van € 92.550,50 aan een andere schuldeiser onbetaald liet.
Het hof oordeelde dat ook in hoger beroep niet was gebleken van de vereiste pluraliteit van schuldeisers. De door de appellanten opgevoerde steunvordering was voldaan en de stelling dat door het opstellen van de akte meerdere vorderingen waren ontstaan, werd niet gevolgd. Het hof concludeerde dat de vordering van de appellanten voortvloeit uit één schuld van de geïntimeerde aan de erflater, en dat de verdeling van de nalatenschap tussen de erfgenamen geen pluraliteit van schuldeisers doet ontstaan. De beschikking van de rechtbank werd bekrachtigd en de appellanten werden veroordeeld in de kosten van het geding.