ECLI:NL:GHDHA:2019:439

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
1 maart 2019
Publicatiedatum
4 maart 2019
Zaaknummer
200.238.295/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding arbeidsovereenkomst wegens ernstig verwijtbaar handelen van werknemer in het kader van huurvoorwaarden

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 1 maart 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over de ontbinding van de arbeidsovereenkomst van [verzoekster] met NNIP Personeel B.V. De werknemer, [verzoekster], had zonder toestemming van de werkgever een familielid in een door de werkgever gehuurd appartement laten verblijven, wat werd gekwalificeerd als ernstig verwijtbaar handelen. De kantonrechter had eerder geoordeeld dat [verzoekster] ernstig verwijtbaar had gehandeld en de arbeidsovereenkomst per 28 februari 2018 had ontbonden. NNIP verzocht om ontbinding zonder vergoeding, terwijl [verzoekster] verzocht om een transitievergoeding en andere vergoedingen. Het hof bevestigde de beslissing van de kantonrechter, oordeelde dat [verzoekster] ernstig verwijtbaar had gehandeld en dat er geen recht op een transitievergoeding bestond. Het hof oordeelde dat de werknemer de huurovereenkomst had gefrustreerd door het verblijf van een niet-geregistreerd familielid en dat dit negatieve gevolgen had voor de werkgever. De werknemer had ook niet adequaat gereageerd op verzoeken van de werkgever om informatie en de sleutels van het appartement terug te geven. Het hof kende [verzoekster] wel een vergoeding toe voor vakantie-uren, maar bevestigde verder de afwijzing van de overige vorderingen van [verzoekster].

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht
Zaaknummer : 200.238.295/01
Zaaknummer rechtbank : 6496719 RP VERZ 17-50644

beschikking van 1 maart 2019

inzake

[naam] ,

wonende te Singapore,
verzoekster,
hierna te noemen: [verzoekster] ,
advocaat: mr. D.G. van der Mark te Amsterdam,
tegen

NNIP Personeel B.V.,

gevestigd te Den Haag,
verweerster,
hierna te noemen: NNIP,
advocaat: mr. A.R. van Ooijen-Blokzijl te Den Haag.

Het geding

Bij beroepsschrift (met producties), ter griffie ingekomen op 30 april 2018, is [verzoekster] , onder formulering van elf grieven, in hoger beroep gekomen van de beschikking van de kantonrechter te Den Haag van 13 februari 2018 (hierna: de bestreden beschikking). NNIP heeft een verweerschrift (met producties) ingediend, welk verweerschrift op 13 december 2018 is ontvangen ter griffie van het hof. Namens [verzoekster] zijn bij brief van 2 januari 2019 nog aanvullende producties aan het hof toegezonden. Op 11 januari 2019 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden. Van die zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat zich bij de stukken bevindt. De schriftelijke opmerkingen van de advocaten van partijen bij e-mails van 25 januari 2019 en 28 januari 2019 zijn aan het proces-verbaal gehecht. Tot slot is een datum voor de beschikking bepaald.

Beoordeling van het hoger beroep

De feiten
1.
De kantonrechter heeft in de bestreden beschikking een aantal feiten vastgesteld. Enkele van deze feiten zijn in hoger beroep in geschil. Het hof zal de feiten opnieuw vaststellen, waarbij rekening zal worden gehouden met grief 1, de grief tegen de feitenvaststelling. Bij die grief heeft [verzoekster] verder dan ook geen belang.
2. Met inachtneming van de hiervoor bedoelde feiten en in aanvulling en correctie daarop kan, met wat verder tussen partijen is komen vast te staan, in hoger beroep worden uitgegaan van het volgende.
2.1
[verzoekster] , geboren op [geboortedatum] , is sinds 1 september 2008 in dienst van NNIP, dan wel aan deze gelieerde ondernemingen. Aan dit dienstverband ligt een op 26 respectievelijk 31 mei 2008 gedateerde arbeidsovereenkomst ten grondslag.
2.2
NNIP is onderdeel van de NN Group N.V., een internationaal opererende verzekeraar en vermogensbeheerder, met onder andere een vestiging in Singapore.
2.3
[verzoekster] bekleedde vanaf 1 september 2015 de functie van Head of Risk Management van de vestiging van de NN Group N.V. in Singapore (hierna: NNIPS).
2.4
In de ‘Position Description’ voor de Risk Manager Singapore staat als ‘Key Responsibility’ onder het kopje ‘General/Governance’ onder meer vermeld:

● Support local management in creating a culture of risk awareness.
(...)
● Implements and ensures adherence to new or adjusted applicable laws & regulations (…) and NNIP risk policies
Onder ‘Personal Attributes’ staat onder andere:

Excellent communication skills
(…)

Honest, reliable and trustworthy with a professional approach to working with sensitive information
2.5
In de Gedragscode 2017 NN Group (hierna: de Gedragscode) is in hoofdstuk 3 (Hoe we omgaan met belangenverstrengeling, fraude …) onder de kopjes ‘Belangenconflicten’ en ‘Fraude’ onder meer het volgende opgenomen:

Voorbeelden van privébelangen zijn financiële of niet-financiële voordelen (geschenken, uitnodigingen, enz.) of de mogelijkheid van een medewerker om anderen (bijvoorbeeld familieleden en vrienden) te bevoordelen.
Wij verwachten dat medewerkers proberen te voorkomen in situaties terecht te komen die zouden kunnen leiden tot verstrengeling van hun privébelangen met hun zakelijke belangen. Zelfs het wekken van de indruk dat hiervan sprake is, kan schadelijke gevolgen hebben. (…) Voor situaties die niet onder deze Gedragscode of de onderliggende regelingen vallen, bieden onze waarden medewerkers houvast bij het nemen van de juiste beslissing. Bij twijfel worden medewerkers geadviseerd het management en/of de Values & Code Desk te raadplegen.
(…)
We accepteren geen overtredingen van de wet, onze regelingen en/of gedragsregels
- zelfs niet in geringe mate - om daarmee een bepaald organisatiebelang te dienen, hoe groot dat belang ook is. De wet, onze regelingen en gedragsregels dienen strikt te worden nageleefd.
Onder fraude verstaan we het opzettelijk misbruik maken van procedures, systemen, bezittingen, producten of diensten door iemand die hiermee beoogt zichzelf of anderen onrechtmatig te verrijken.
(...)
De meeste gevallen van fraude komen aan het licht door waarschuwingen van medewerkers of klanten. We doen daarom een beroep op iedere medewerker om mogelijke gevallen van interne of externe fraude onmiddellijk te melden bij het management, een plaatselijke Risk-medewerker, of de Value & Code Desk.
2.6
De onderlinge afspraken over de uitzending van [verzoekster] naar Singapore zijn vastgesteld in de tussen partijen op 19 augustus 2015 gesloten ‘International Assignment Agreement’ (hierna: de IAA).
2.7
De IAA bepaalt, voor zover voor de beoordeling van het hoger beroep van belang, onder meer:

Ҥ 11 Host Country Housing

The Host Company will pay the costs of accommodation up to a maximum of SGD 4,166.67 per month inclusive of rates and management fees.(…) You will (…) be responsible for any dilapidations levied at the end of your tenancy which are above normal wear and tear. Please note that costs resulting from any action or omission on your part, which puts the Host Company in breach of the terms of the tenancy agreement, will be for your own account. (…)

§ 14 Termination

This Agreement:
(…)
(c) may be terminated immediately in cases of gross misconduct.
2.8
NNIPS heeft in verband met de huisvesting van [verzoekster] in Singapore voor de periode 1 november 2015 tot en met 31 oktober 2017 een huurovereenkomst gesloten voor een appartement in een appartementencomplex ( [het appartementencomplex] ) aan [het adres] te Singapore (hierna: het appartement). De kosten van het appartement bedroegen 3.700 SGD per maand en werden door NNIPS betaald. Een kopie van de huurovereenkomst is via e-mail van 6 oktober 2015 van [de HR medewerker] (hierna: [de HR medewerker] ) van de afdeling Human Resources van NNIP aan [verzoekster] gezonden.
2.9
De huurovereenkomst voor het appartement houdt onder andere het volgende in:

3. The Tenant hereby agrees with the Landlord as follows:
(…)
(f) To permit persons with authority from the Landlord at all reasonable times by prior appointment to enter and view the Premises for the purpose of taking a new tenant during two (2) calendar months immediately preceding the termination of the tenancy.
(…)
(i) Not to assign, sublet or part with the possession of the said Premises or any part thereof without the written consent of the Landlord.
(…)
(s) To permit only occupants who are registered herein to occupy the Premises. The Tenant/ Occupant must produce original/photocopy of documents such as Nric/passport/work permit/employment pass/student pass to prove his/her legal stay in Singapore to the Landlord.
Aan het slot van de huurovereenkomst staan (enkel) [verzoekster] en haar partner genoemd als de ‘Permitted Occupants’ van het appartement.
2.1
[verzoekster] is, vanwege voortdurende geluidsoverlast veroorzaakt door de bouw van een metrostation direct tegenover het hiervoor bedoelde appartementencomplex, op zoek gegaan naar alternatieve woonruimte. In dat verband heeft NNIPS aan [verzoekster] per e-mail op 27 april 2017 geschreven dat “
the obligation towards the upkeep of the apartment (…) still holds though you may have moved to alternative accommodation during the period from 30 June 2017 – 31 October 2017.”
2.11
[verzoekster] heeft per 30 juni 2017 op eigen naam een ander appartement gehuurd. Rond die datum is [verzoekster] van het ene naar het andere appartement verhuisd.
2.12
Gedurende enige tijd in de periode na 30 juni 2017 tot omstreeks 5 september 2017 verbleef [een familielid van verzoekster] , een familielid van (de partner van) [verzoekster] in het appartement. [verzoekster] heeft dat verblijf niet bij NNIP(S) gemeld noch heeft zij daarvoor aan NNIP(S) toestemming verzocht.
2.13
Het familielid heeft voor het verblijf in het appartement een bedrag aan (de partner van) [verzoekster] betaald. Voor bedoeld verblijf is geen huur/vergoeding aan NNIP(S) afgedragen.
2.14
Op 6 juli 2017 heeft [de HR medewerker] aan [verzoekster] in een e-mailbericht het volgende geschreven:
“ [de verhuurster van het appartement][verhuurster van het appartement, hof]
texted me to say that she is aware that you have moved out and had asked for her keys and run through the inventory. Shall we do so now instead of waiting till oct?”
2.15
[verzoekster] heeft op dezelfde dag als volgt geantwoord:

That is a great idea. Which day will the rental payments stop? Then we can plan to do the handover a day or two in advance.
2.16
Op 14 juli 2017 heeft [de HR medewerker] onder meer het volgende aan [verzoekster] bericht:

Have suggested to the LL[hof: Landlord, verhuurster van het appartement],
that if she wants the keys back now, we should do a handover now, pay the remaining rent till Oct and terminate the lease. Thereafter we will not have any obligations to the apartment and she is free to rent it out to others. She has suggested to do the handover in the last week of Jul or first week of Aug. which day is good for you?
2.17
[verzoekster] heeft het bericht dezelfde dag onder meer als volgt beantwoord:

No, this is not ok. I am quite shocked you even suggested this to the landlord. We will keep the keys until the lease ends and will arrange handover with [de verhuurster van het appartement] end of October as agreed.
2.18
In een e-mailbericht van [de HR medewerker] aan [verzoekster] van 7 augustus 2017 staat:

[de verhuurster van het appartement] has messaged me over the weekend (…). Can I check with you so that I get the picture – Do I understand correctly that you have a relative (who is staying in your new apartment) who might be interested in the apartment at [het appartementencomplex] ? She had earlier mentioned that she wanted to arrange (…) for viewing of the apartment to a prospective tenant that she might have (…)
2.19
Op 8 augustus 2017 heeft [de HR medewerker] per e-mail aan [verzoekster] bericht:

I have not heard from you yet on the email below[de e-mail als bedoeld in 2.18, hof]
. I have received a couple of messages from the landlord and understood from her that your relative is now staying at [het appartementencomplex] . The landlord is trying to gain access to the unit for viewing and contractor works but was informed (…) that both of you are not in Sg[Singapore, hof]
until end of Aug. She has since cancelled all the appts. Can you advise what is going on? is the unit sublet to your relative, what about immigration status? how about the part that both of you are not in town until end of Aug? Please note that[NNIPS]
is the tenant and is responsible for all the obligations under the TA[huurovereenkomst, hof],
if there is any breach we are liable as a company.
2.2
Op 14 augustus 2017 heeft [verzoekster] hierop aan [de HR medewerker] via e-mail geantwoord: “
, We can discuss when I am back in the office.” In een e-mailbericht van
18 augustus 2017 heeft [de HR medewerker] vervolgens onder andere geschreven:
“ [de CEO van NNIPS][ [achternaam] , CEO van NNIPS, hof]
has asked you to provide copies of the immigration documents of your spouse’s niece. Kindly provide the original copy of her passport and EP (…) by Monday 21 Aug. (…) the lease at [het adres] is a corporate lease where[NNIPS]
is the contracted tenant. You and your spouse are the permitted occupants agreed between[NNIPS]
and the landlord. (…) Your spouse’s niece should not occupy the unit as she is (a) not a registered occupant and (b) not an employee of[NNIPS].
Also, you have not sought permission from the company for your spouse’s niece to stay at the [het adres].
Please note that assigning, subletting or parting with the premises without written consent of the landlord is a breach of the lease which can allow the landlord to terminate the lease immediately and if there should be any assignment or sublet[NNIPS]
should be the party seeking consent from the landlord. Please also note that[NNIPS]
is
responsible for all the obligations under the tenancy agreement. Hence the occupant (in this case your spouse’s niece) may be treated as an agent of NNIP and NNIP may be responsible for any actions/omissions of that sublet tenant / occupant.
2.21
[verzoekster] heeft [de HR medewerker] op 21 augustus 2017 onder meer als volgt bericht:

I will hand you a copy of [een familielid van verzoekster] EP when I see you. (…) [een familielid van verzoekster] is our guest and as anyone in Singapore, we are allowed to have guests. Further, we have informed the landlord. We will happily return the apartment anytime we get written agreement of ending the lease which includes termination of the payments. If you make sure you get a written agreement with the landlord that includes a date of payments termination, we will make sure the apartment is empty.”
2.22
Vervolgens heeft [de HR medewerker] [verzoekster] op dezelfde dag onder andere het volgende geschreven:

As mentioned, this is a company lease and the company has decided to terminate the lease soonest possible as we do not wish the company to be at risk and be liable to anything that may happen to the premises. Please let me remind you of what took place from the beginning:
(…)
-
On 6 Jul, the landlord (…) informed me that she is aware that you have moved out and wants the keys back, I then informed you of this on 6 and 14 Jul and suggested to you that we return the keys to the landlord, conduct a handover and terminate the lease before 31 Oct 2017 thereby eliminating any obligations on our part as tenant of the apartment. You disagreed, I walked over to you to understand why but you did not want to discuss further and told me that I don’t have to know.
-
On 7 Aug, the landlord forwarded a what’sapp message to me which was from you & spouse telling her that a family member of yours is now staying at the [het adres] apartment, is in the process of making arrangement with her work to stay in SG and if she likes to stay at [het adres] she could be potentially be the landlord’s future tenant. This message from the landlord was the trigger to seek clarification from you to understand if it was true that you have a relative staying at the apartment.
(…) you did not inform us (the tenant of the lease) about the arrangement with your relative, I learnt about it from the landlord. (…) this is a company lease and whatever you do have an impact on the company and may put the company at risk (…). I need to do my part as a custodian of this company lease and this meant ensuring the person staying at [het adres] has proper immigration documents (as she is not the registered occupant). Secondly, carrying out the instructions from the company to terminate this lease asap.
2.23
Vervolgens heeft [de HR medewerker] op 24 augustus 2017 onder andere het volgende aan [verzoekster] geschreven:

We have not yet received the information and the items that we have asked for which are 1) original passport and EP of the person staying at [het adres] ; 2) the keys and access cards to the unit of [het adres] (we have asked you to make arrangement for this to take place and return the keys and access cards). [de CEO van NNIPS] has spoken to you on 16 Aug to provide and return both items 1 & 2 as stated above however you have not complied. A subsequent email was sent to you on 18 Aug to revert to us by 21 Aug, you again did not comply with the request. [de CEO van NNIPS] has reminded you again to do so on 22 Aug. It has been more than a week and we have not yet receive the requested items. Please provide the original passport and EP and return the keys/access cards to the unit at [het adres] bytomorrow (25 Aug).(…)
2.24
Op 28 augustus 2017 heeft [de HR medewerker] [verzoekster] in een e-mailbericht als volgt geïnformeerd:

We spoke this morning and I’ve informed you that the landlord has given 7 Sept to conduct final inspection and handover of unit thereby terminating the lease earlier than 31 Oct 2017. Please make the necessary arrangements at your end to return the keys to me by 31 Aug to facilitate the termination. We will address in a letter to the landlord that following the handover, the lease will terminate on 7 Sept 2017 and we release all obligations we have as tenant of the unit; please note that we are still obliged to make good rental payments remaining on the lease till 31 Oct 2017. (…)
2.25
In antwoord op een e-mailbericht van [verzoekster] van 6 september 2017 aan [de CEO van NNIPS] , waarin [verzoekster] medewerking verzoekt aan het indienen van de aanvraag van [verzoekster] tot verkrijging van een
permanent residence, heeft [de CEO van NNIPS] [verzoekster] op 7 september 2017 onder meer het volgende geschreven:

(…) The company has asked you to return the keys to the apartment which you have vacated and you have not followed-up. We take a serious view on this as your actions are detrimental to the company and you are putting the company at risk. We have explained this to you many times now but we are not getting your cooperation. (…)
2.26
Bij brief van 6 september 2017 van de door NNIPS geïnstrueerde advocaat is [verzoekster] gesommeerd om, zakelijk weergegeven, uiterlijk 8 september 2017 de sleutels van het appartement over te dragen, informatie te verschaffen over het familielid en door het familielid voor het verblijf betaalde bedragen af te dragen. [verzoekster] heeft aan die sommaties geen gehoor gegeven.
2.27
In een telefoongesprek tussen partijen van 7 september 2017 heeft [verzoekster] de vraag of het familielid voor het verblijf in het appartement een vergoeding heeft betaald ontkennend beantwoord.
2.28
Op 11 september 2017 is de toegang tot het appartement geforceerd en zijn de sloten van het appartement op kosten van NNIPS vervangen.
2.29
NNIP(S) heeft de IAA per 18 september 2017 beëindigd tegen 1 november 2017 vanwege
gross misconductaan de zijde van [verzoekster] .
2.3
NNIP heeft zich bij verzoekschrift, binnengekomen op 27 november 2017, tot de kantonrechter gewend en verzocht de arbeidsovereenkomst met [verzoekster] te ontbinden met onmiddellijke ingang, althans op de kortst mogelijke termijn, zonder vergoeding en met veroordeling van [verzoekster] in de proceskosten. NNIP heeft aan het ontbindingsverzoek primair ten grondslag gelegd dat [verzoekster] (ernstig) verwijtbaar heeft gehandeld in de zin van art. 7:669, lid 3 sub e BW en subsidiair dat er sprake is van een verstoorde arbeidsrelatie als bedoeld in art. 7:669, lid 3 sub g BW.
2.31
[verzoekster] heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Volgens [verzoekster] heeft zij niet ernstig verwijtbaar gehandeld en is ook geen sprake van een verstoorde arbeidsrelatie. [verzoekster] heeft, kort gezegd, verzocht, primair, de verzochte ontbinding van de arbeidsovereenkomst af te wijzen, voor recht te verklaren dat de IAA ten onrechte is beëindigd en haar weer toe te laten tot haar werkzaamheden in Singapore en NNIP te veroordelen alle financiële verplichtingen jegens haar, waaronder doorbetaling van het salaris, na te komen en, subsidiair, indien de verzochte ontbinding wordt toegewezen, een opzegtermijn van twee maanden te hanteren, NNIP te veroordelen tot betaling van een billijke vergoeding en een transitievergoeding. Bij wijze van tegenverzoek heeft [verzoekster] , in aanvulling op het primair en subsidiair verzochte, verzocht NNIP ingevolge artikel 7:686a BW te veroordelen tot betaling van verschillende door [verzoekster] gemaakte kosten, al dan niet vermeerderd met wettelijke rente, en de bonus over 2017.
2.32
De kantonrechter heeft in de bestreden beschikking geoordeeld dat [verzoekster] ernstig verwijtbaar heeft gehandeld en heeft de arbeidsovereenkomst ontbonden per 28 februari 2018, NNIP veroordeeld tot betaling van nettosalaris vermeerderd met de wettelijke verhoging van 10%. Aan [verzoekster] is geen transitievergoeding, billijke vergoeding, kostenvergoeding of bonus toegekend en ook met de opzegtermijn is geen rekening gehouden. De verzochte toelating tot de werkzaamheden en verklaring voor recht zijn afgewezen en de proceskosten zijn tussen partijen gecompenseerd.
Het geschil
3.1
In hoger beroep verzoekt [verzoekster] , verkort en zakelijk weergegeven, naast vernietiging van de bestreden beschikking:
- veroordeling van NNIP tot betaling van een transitievergoeding van € 66.210,66 bruto;
- een billijke vergoeding op de voet van artikel 7:671b lid 8, aanhef en onder c, BW van
170.000 SGD netto met wettelijke rente;
- een billijke vergoeding op de voet van artikel 7:683 lid 3 BW ten bedrage van een bruto
maandsalaris vermeerderd met vakantietoeslag met wettelijke rente;
- de bonus over 2017 van € 12.500,- netto met wettelijke rente;
- de gemaakte kosten van 11.106,60 SGD, alsmede, daarenboven, de reiskosten, de kosten
van rechtsbijstand met wettelijke rente;
- het financiële equivalent van 112 vakantie-uren ten bedrage van € 4.254,71 bruto;
vermeerderd met de wettelijke verhoging van artikel 7:625 BW van 50% met wettelijke
rente.
Tevens verzoekt [verzoekster] veroordeling van NNIP in de proceskosten in beide instanties, steeds vermeerderd met wettelijk rente.
3.2
NNIP verzoekt, kort gezegd, afwijzing van het door [verzoekster] verzochte en bekrachtiging van de bestreden beschikking, met veroordeling van [verzoekster] in de kosten in beide instanties.
Ernstig verwijtbaar handelen
4. In deze procedure heeft [verzoekster] 11 grieven gericht tegen de beschikking van de kantonrechter. De grieven 2 tot en met 8 richten zich in de kern, kort gezegd, tegen het oordeel van de kantonrechter dat [verzoekster] ernstig verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 7:671b lid 8, aanhef en sub b, BW, en tegen de feitelijke en juridische overwegingen die de kantonrechter aan dat oordeel ten grondslag heeft gelegd. Deze grieven lenen zich voor gezamenlijke behandeling. In dat kader overweegt het hof het volgende.
5. Uit de parlementaire geschiedenis van de Wet werk en zekerheid blijkt dat de wetgever de lat voor ernstig verwijtbaar handelen aan de zijde van de werknemer hoog heeft gelegd. De regering heeft benadrukt dat het criterium ‘ernstig verwijtbaar handelen of nalaten’ door de rechter met terughoudendheid moet worden toegepast. In de parlementaire geschiedenis is een aantal (niet limitatieve) voorbeelden van ernstig verwijtbaar handelen van de werknemer gegeven. Uit deze voorbeelden en enkele andere passages uit de parlementaire geschiedenis blijkt dat bij ernstig verwijtbaar handelen sprake moet zijn van uitzonderlijke situaties. Het moet gaan om duidelijke en uitzonderlijke gevallen van onrechtmatige gedragingen, die te kwalificeren zijn als duidelijk strijdig met goed werknemerschap en op één lijn te stellen zijn met de gegeven voorbeelden. De gemene deler van deze gedragingen is dat de werknemer zich bewust is dan wel behoort te zijn van het onoorbare karakter van zijn handelen. Is geen sprake van een dergelijk uitzonderlijk geval, dan is er in de regel geen sprake van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten maar van ‘gewoon’ verwijtbaar handelen of nalaten.
6. Met inachtneming van dat wat hiervoor is overwogen, is het hof met de kantonrechter van oordeel dat de handelwijze van [verzoekster] voldoende ernstig is geweest om te kwalificeren als ernstig verwijtbaar handelen. Daartoe geldt het volgende.
6.1
Uit de met [verzoekster] gevoerde correspondentie over (de afwikkeling van) de huur van het appartement (zie 2.8 en 2.14 tot en met 2.26) blijkt dat: (i) [verzoekster] ervan op de hoogte was en/of er meermaals op is gewezen dat; (a) NNIPS de rechtmatige huurder van het appartement was en welke verplichtingen in dat verband daarmee op NNIP(S) rustte, (b) NNIPS de maandelijkse huur voor het appartement betaalde, (c) dat verblijf van anderen dan [verzoekster] en haar partner in het appartement zonder voorafgaande toestemming van de verhuurster niet was toegestaan, (d) NNIP(S), in verband met de verhuizing van [verzoekster] naar het andere appartement (van welk appartement zij uiteindelijk ook de huur aan [verzoekster] vergoedde), de huurovereenkomst voor het appartement [het adres] ter vermijding van verdere kosten in samenspraak met de verhuurster eerder dan 31 oktober 2017 wenste te beëindigen en de verhuurster bezichtigingen had gepland, en (e) het handelen van [verzoekster] negatieve gevolgen zou kunnen hebben voor NNIP(S), (ii) [verzoekster] zonder voorafgaande toestemming van de verhuurster of melding bij NNIP(S) een familielid in het appartement heeft laten verblijven; (iii) [verzoekster] vragen van NNIP(S) naar het verblijf van het familielid niet, niet tijdig of niet volledig heeft beantwoord; en (iv) [verzoekster] , ondanks herhaalde en dringende verzoeken (ook door de advocaat van NNIPS) de papieren van het familielid niet heeft verstrekt maar bovenal de sleutels van het appartement niet heeft overgedragen.
6.2
In aanvulling op hetgeen hierboven is overwogen overweegt het hof nog het volgende.
6.2.1
Nu [verzoekster] voor het einde van de huurovereenkomst was verhuisd, was de wens van NNIPS, die de rechtmatige huurder van het appartement was en de maandelijkse huur betaalde, om te bewerkstelligen dat de huur eerder dan 31 oktober 2017 zou eindigen begrijpelijk. De uit die wens voortvloeiende verzoeken van NNIPS aan [verzoekster] om de sleutels van het appartement over te dragen, zijn dan ook niet meer dan redelijk. [verzoekster] is echter blijven volharden in haar weigering aan die verzoeken te voldoen. Door haar handelwijze heeft zij een voortijdige beëindiging van de huurovereenkomst gefrustreerd. De weigering van [verzoekster] om mee te werken aan sleuteloverdracht vindt geen rechtvaardiging in de door [verzoekster] gestelde aansprakelijkheid voor het appartement die op haar zou rusten. Ter onderbouwing van de stelling dat zij hoofdelijk aansprakelijk zou blijven voor het appartement tot 31 oktober 2017 terwijl dat in de tussentijd aan een ander zou kunnen worden verhuurd, beroept [verzoekster] zich op een e-mail van 27 april 2017. Uit die e-mail kan echter niet meer worden afgeleid dan dat [verzoekster] verantwoordelijk zou zijn voor het onderhoud (
the upkeep) ook als zij een ander appartement zou betrekken. Bedoelde verantwoordelijkheid hield volgens §11 van de IAA (slechts) in dat [verzoekster] bepaalde gebruiks- en verzekeringskosten zou moeten blijven betalen. Dat zij hoofdelijk aansprakelijk zou zijn voor (de staat van) het appartement en dat die aansprakelijkheid zou doorlopen als de huurovereenkomst voortijdig zou eindigen, kan in bedoeld e-mailbericht niet worden gelezen.
6.2.2
Terwijl [verzoekster] het appartement zelf niet meer bewoonde, heeft zij in strijd met artikel 3 aanhef en onder s van de huurovereenkomst zonder voorafgaande toestemming van de verhuurster of melding aan NNIP(S) een niet als permitted occupant geregistreerd persoon in het appartement laten verblijven. Hierdoor iHheeft [verzoekster] NNIPS als rechtmatige huurder van het appartement blootgesteld aan aansprakelijkheid onder de huurovereenkomst. Verder heeft [verzoekster] na herhaalde verzoeken van NNIP(S) de papieren van dat familielid niet aan NNIP(S) gegeven.
6.2.3
Het familielid heeft tegen een door (de partner van) [verzoekster] ontvangen maar niet aan de verhuurster of NNIP(S) afgedragen vergoeding, in het appartement verbleven. Blijkens de eigen stellingen van [verzoekster] betrof dit geen huur maar een geringe vergoeding van zo’n € 85,-- voor gemaakte kosten voor gas/water/licht. Het hof is van oordeel dat dit betekent dat het familielid geprofiteerd heeft van het genot van het appartement zonder huur te hoeven betalen, terwijl NNIPS voor het appartement een huurbedrag van 3.000,-- SGD per maand aan de verhuurster verschuldigd was. Deze handelwijze van [verzoekster] is in strijd met de Gedragscode. Als Head of Risk Management had [verzoekster] de taak om het risicobewustzijn binnen NNIPS te bevorderen en toe te zien op de naleving van onder andere de Gedragscode. Ook afgezien van de Gedragscode had [verzoekster] als goed werknemer zich bewust kunnen en moeten zijn van de onoorbaarheid van haar handelen.
6.2.4
Verder is [verzoekster] niet transparant geweest ten aanzien van het verblijf van het familielid in het door haar werkgever voor haar gehuurde appartement waar zij zelf niet meer in woonde maar waar NNIPS nog wel de huur voor droeg. Nadat dit bij NNIP(S) bekend was geworden en zij om opheldering werd gevraagd, had van [verzoekster] verwacht mogen worden dat zij zoveel mogelijk openheid van zaken zou betrachten en tegemoet zou komen aan de redelijke verzoeken van NNIP(S) om informatie ten aanzien van het familielid, het overhandigen van een kopie van de immigratiepapieren en een spoedige overdracht van de sleutels. De e-mail correspondentie met [verzoekster] laat echter zien dat zij eerst geen antwoord wil geven op de door NNIP aan haar gestelde vragen in de e-mails van 7 en 8 augustus 2017, dat zij vervolgens, blijkens de e-mail van 18 augustus 2017 geen opvolging geeft aan de op 16 augustus 2017 door de CEO van NNIPS met haar gemaakte afspraak om het paspoort en EP van het familielid te verstrekken en de sleutels te overhandigen. Sterker nog, in de e-mail van [verzoekster] , van 21 augustus 2017 aan [de HR medewerker] , stelt [verzoekster] zich op het standpunt dat het overhandigen van de gevraagde informatie wel komt als ze [de HR medewerker] weer ziet en dat het familielid een gast is en het is toegestaan om gasten te hebben. Ten aanzien van de sleutels schrijft [verzoekster] dat pas als er een schriftelijke verklaring komt dat de huurbetalingen eindigen, zij bereid is (de sleutels van) het appartement terug te geven. Zoals hiervoor is overwogen, heeft zij zich ten onrechte op dat standpunt gesteld. Op 22 augustus 2017 heeft de CEO van NNIPS nogmaals tevergeefs om de sleutels verzocht, en ook aan de e-mail van 24 augustus 2017 van NNIP(S) met verzoek om de sleutels uiterlijk 25 augustus 2017 te overhandigen, geeft [verzoekster] geen gehoor. Op 28 augustus 2017 informeert NNIP(S) [verzoekster] dat de huurovereenkomst eerder zal eindigen en dat op 7 september 2017 de inspectie zal plaatsvinden met verzoek om de sleutels uiterlijk op 31 augustus 2017 in te leveren. Ook dat laat [verzoekster] na. Bovendien laat [verzoekster] na NNIP(S) te informeren of het appartement dan leeg is en het familielid vertrokken zal zijn, hetgeen NNIPS noodzaakt een advocaat in te schakelen die zowel [verzoekster] als het familielid moet sommeren het appartement te ontruimen en de sleutels in te leveren. [verzoekster] blijft dat weigeren in de wetenschap dat NNIPS aldus niet in staat is bij het einde van de huurovereenkomst de sleutels aan de verhuurster te overhandigen. Kort na 7 september 2017 vertrekt [verzoekster] voor haar geplande vakantie zonder dat zij de sleutels had afgegeven. Als gevolg hiervan moesten de sloten van het appartement geforceerd worden en heeft NNIPS daarvoor kosten moeten maken. [verzoekster] heeft aan redelijke verzoeken van haar werkgever, die nota bene het door haar werkgever voor haar gehuurde appartement betroffen, geen gehoor gegeven en is daarin blijven volharden. Ze heeft haar werkgever blootgesteld aan aansprakelijkheid onder de huurovereenkomst en heeft een familielid van haar partner bevoordeeld door dit familielid – in strijd met de huurovereenkomst - in een appartement van haar werkgever te laten verblijven, daar geen voorafgaande toestemming voor te vragen of melding van te maken en ook nadien daarover geen volledige openheid van zaken te geven of informatie te verstrekken wanneer het familielid het appartement weer zou verlaten. Tot op het laatst is [verzoekster] blijven weigeren de sleutels van het voor haar door NNIP(S) gehuurde appartement terug te geven. Door het gedrag van [verzoekster] is haar positie in Singapore volstrekt onhoudbaar geworden. Van dit gedrag van [verzoekster] valt haar, zeker gezien ook haar functie van Head of Risk Management een ernstig verwijt te maken. [verzoekster] had een senior functie met als taak het voorkomen van aansprakelijkheidsrisico’s voor haar werkgever waarbij integer en betrouwbaar handelen, onder andere conform de haar bekende Gedragscode, van essentieel belang waren. [verzoekster] had zich dan ook terdege bewust behoren te zijn van het onoorbare karakter van haar handelwijze. Het verweer dat NNIP(S) haar vooraf schriftelijk had moeten waarschuwen dat zij in strijd handelde met de Gedragscode gaat dan ook niet op. Ten slotte weegt het hof mee dat [verzoekster] ook na de beëindiging van de IAA er geen enkele blijk van heeft gegeven dat zij de laakbaarheid van haar gedrag inzag en zij evenmin een meer verzoenlijke opstelling heeft aangenomen. Het hof is dan ook van oordeel dat [verzoekster] ernstig verwijtbaar heeft gehandeld.
7. Het voorgaande betekent naar het oordeel van het hof, dat de kantonrechter de arbeidsovereenkomst terecht heeft ontbonden op grond van verwijtbaar handelen van [verzoekster] en haar handelwijze als ernstig verwijtbaar heeft aangemerkt. De persoonlijke omstandigheden van [verzoekster] - zij raakte volledig murw van de e-mails en voelde zich ernstig geïntimideerd door de CEO van NNIPS, dit in combinatie met stress en medische klachten en afgezet tegen een lang dienstverband van tien jaar waarin zij goed heeft gefunctioneerd - leiden, wat daar ook van zij, mede tegen de achtergrond van de beschikking van de Hoge Raad van 8 februari 2019 (ECLI:NL:HR:2019:203), niet tot een ander oordeel over de verwijtbaarheid. Dat geldt evenzeer voor de omstandigheid dat zij thans op een ongunstiger lokaal contract in Singapore werkt en geen zekerheid heeft ten aanzien van de continuering daarvan. Van ernstig verwijtbaar handelen aan de zijde van NNIP is geen sprake. Integendeel, NNIP(S) heeft nog veel geduld betracht en [verzoekster] volop in de gelegenheid gesteld om de kwestie met betrekking tot het appartement op te lossen. Zoals hiervoor is overwogen was de positie van [verzoekster] in Singapore volstrekt onhoudbaar geworden en is begrijpelijk dat NNIP(S) de inlening heeft beëindigd. Of daarbij in juridische zin sprake was van
gross misconductkan in het midden blijven nu dit niet tot het oordeel kan leiden – gelet op de zware maatstaf die daaraan ten grondslag ligt – dat NNIP(S) door onder deze omstandigheden de IAA te beëindigen, ter zake ernstig verwijtbaar heeft gehandeld. Gelet daarop heeft [verzoekster] geen recht op een billijke vergoeding. Gelet op het ernstig verwijtbaar handelen van [verzoekster] lag herplaatsing niet in de rede en heeft zij evenmin aanspraak op een transitievergoeding. Als het einde van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werknemer kan de rechter in zeer uitzonderlijke gevallen alsnog een transitievergoeding toekennen. Niet gesteld of gebleken is dat van een dergelijk uitzonderlijk geval sprake is. Het niet toekennen van een transitievergoeding is dan ook niet naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar. De omstandigheden op grond waarvan de arbeidsovereenkomst is ontbonden, leiden er ook toe dat er geen reden was om bij die ontbinding uit te gaan van de voor [verzoekster] geldende opzegtermijn. Een vergoeding voor het niet in achtnemen daarvan, wordt dan ook afgewezen.
8. De conclusie is dat de grieven 2 tot en met 8 falen.
Bonus
9. Grief 9 valt het oordeel van de kantonrechter aan dat [verzoekster] geen recht heeft op een bonus over het jaar 2017. Ook deze grief is tevergeefs voorgesteld. In het bonusbeleid van NNIP, zoals vastgelegd in art. 5.4.3 van de toepasselijke NN Cao, is immers als voorwaarde voor het toekennen van een bonus opgenomen dat de medewerker op 1 april van een bepaald jaar in dienst moet zijn om in aanmerking te komen voor uitbetaling van een variabele beloning over het jaar daarvoor. Dit betekent dat waar [verzoekster] op 1 april 2018 niet meer bij NNIP in dienst was, zij geen aanspraak heeft op een bonus over het jaar 2017. Ook dit deel van het verzoek wordt afgewezen.
Kosten
10. Grief 10 komt op tegen het oordeel van de kantonrechter dat verder door [verzoekster] gevorderde kosten (ad € 11.106,60 SGD) niet voor vergoeding in aanmerking komen. De grief slaagt niet. [verzoekster] betwist niet de stelling van NNIP dat de door [verzoekster] opgevoerde kosten volgens het declaratiereglement van NNIP niet voor vergoeding in aanmerking komen. Op welke grond NNIP de kosten desondanks moet vergoeden, heeft [verzoekster] onvoldoende toegelicht. Anders dan [verzoekster] betoogt, kan ook niet worden gekomen tot het oordeel dat NNIP de verschuldigdheid van de kosten heeft erkend of heeft berust in toewijzing van de kosten. NNIP heeft immers in een stadium van de procedure enkel aangeboden, in haar ogen onverplicht, om extra onkosten te vergoeden, dit ter vermijding van verder oplopende (proces)kosten. De door [verzoekster] gestelde erkenning of berusting kan daaruit echter niet worden afgeleid. Het verzoek wordt op dit punt dus niet toegewezen.
Vakantie-uren
11.1
[verzoekster] verzoekt financiële vergoeding van vakantie-uren ter hoogte van
€ 4.254,71 bruto. Tussen partijen is in geschil of NNIP [verzoekster] op dit punt nog iets is verschuldigd. Het hof is van oordeel dat aan de berekening van het bedrag dat NNIP stelt aan [verzoekster] te hebben afgedragen geen belang toekomt. [verzoekster] heeft betwist dat uitbetaling heeft plaatsgevonden overeenkomstig die berekening. NNIP heeft daarop nagelaten haar berekening nader toe te lichten. Zo heeft NNIP onvoldoende toegelicht op welke grond van het aantal door haar (voor de periode dat [verzoekster] in Singapore werkzaam was) genoemde vakantiedagen moet worden uitgegaan. Bij de berekening van het loon moet bovendien worden uitgegaan van het laatst verdiende Nederlandse brutoloon en vakantietoeslag (HvJ EU 15 september 2011, C-155/10, ECLI:EU:C:2011:588 (Williams/British Airways)). Verder is tussen partijen niet in geschil dat [verzoekster] structureel overuren heeft gemaakt, zodat ook de vergoeding van het overwerk bij de berekening van het loon moet worden betrokken (HvJ EU 13 december 2018, C-385/17), ECLI:EU:C:2018:1018 (Hein/Albert Holzkamm)). Dit alles betekent dat het hof uitgaat van de berekening die [verzoekster] in het geding heeft gebracht en het verzochte bedrag zal toewijzen.
11.2
Ook de verzochte vermeerdering met de wettelijke verhoging is toewijsbaar. Gelet op de omstandigheden waaronder de arbeidsovereenkomst is ontbonden, zal het hof de wettelijke verhoging matigen tot 10%. De wettelijke rente over de toegekende vergoeding en wettelijke verhoging zal worden toegewezen als verzocht.
Slotsom
12
.Gelet op vorenstaande moet de conclusie zijn dat waar de grieven falen dan wel het beoogde doel missen, de bestreden beschikking zal worden bekrachtigd, ook wat betreft de veroordeling van [verzoekster] in de kosten van de procedure in eerste aanleg. Daarnaast zal de vordering ter zake van de gevorderde vakantie-uren, welke vordering eerst in hoger beroep is ingesteld, worden toegewezen als na te melden.
Proceskosten
13. [verzoekster] had, om vergoeding van haar vakantie-uren te krijgen, hoe dan ook in hoger beroep moeten komen van de bestreden beschikking. Het hof ziet daarin aanleiding om in hoger beroep de proceskosten tussen partijen te compenseren.

Beslissing

Het hof:
- bekrachtigt de beschikking van de kantonrechter te Den Haag van 13 februari 2018;
- veroordeelt NNIP tot betaling van € 4.254,71 bruto ter zake van 112 vakantie-uren, vermeerderd met de wettelijke verhoging van artikel 7:625 BW van 10%, en beide bedragen vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag der opeisbaarheid tot aan de dag der volledige voldoening;
- compenseert de proceskosten in hoger beroep, in die zin dat iedere partij zijn eigen kosten draagt;
- verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mrs. S.R. Mellema, M.D. Ruizeveld en A.R. Houweling en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 1 maart 2019 in aanwezigheid van de griffier.