Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
1.Het geding
2.De feiten
Grief 1behoeft in zoverre geen verdere bespreking. Aldus gaat het hof uit van het volgende.
het eeuwigdurend recht van erfpacht van een perceel grond, gelegen aan de Rembrandtstraat 27 te Leiden (…) met de rechten van de erfpachter op de daarop gestichte opstallen, te weten een café-restaurant met aanhorigheden
3.De beoordeling van het hoger beroep
787.028 tot - € 1.362.546,-, dat voor de hand ligt dat er jaarlijks verliezen werden geleden die tot de daling van het eigen vermogen hebben geleid, en dat geen jaarrekeningen over de jaren 2013 tot en met 2016 beschikbaar zijn, maar duidelijk is dat alle financiers (waaronder ING en brouwer InBev) zich in die periode hebben teruggetrokken en hun kredietfaciliteiten hebben beëindigd. Voorts staat vast dat in mei 2015 na door de belastingdeurwaarder gelegd beslag een executieverkoop van de inventaris van De Grote Beer heeft plaatsgevonden. De curator heeft verder gesteld – en met het in eerste aanleg overgelegde faillissementsrekest uit 2016 en de daarbij behorende producties (prod. 8 bij inleidende dagvaarding) onderbouwd – dat [onderneming] in 2015 technisch failliet was mede omdat toen al een aanzienlijke belastingschuld, van tenminste € 1.435.000,-, bestond. Klaver Holding heeft weliswaar gesteld dat zij meende dat de belastingschuld door suppletieaangiften aanzienlijk zou kunnen worden teruggebracht, maar zij heeft deze stellingen ook in hoger beroep niet, althans onvoldoende, inzichtelijk gemaakt, geconcretiseerd en onderbouwd. Zoals ook de rechtbank heeft overwogen, geven de brieven van de fiscaal adviseurs [fiscaal adviseur 1] (brief van 29 mei 2017) en [fiscaal adviseur 2] (brief van 25 augustus 2016) onvoldoende concrete aanwijzingen op grond waarvan Klaver Holding en [onderneming] (ten tijde van de onderhavige rechtshandeling) mochten aannemen dat de gehele schuld aan de Belastingdienst na correctie aanzienlijk zou worden teruggebracht. Dat de belastingschuld te hoog was uitgevallen als gevolg van fouten van [boekhouder], de voormalige boekhouder van [onderneming], heeft Klaver Holding ook in hoger beroep nagelaten te concretiseren en te onderbouwen. Bij het voorgaande komt nog dat in 2017 door de fiscus verricht onderzoek ten aanzien van de Btw-aangiften heeft uitgewezen dat [onderneming] over de jaren 2012 t/m 2015 niet te veel maar juist te weinig omzet heeft opgegeven, op grond waarvan de fiscus een naheffingsaanslag van € 150.000,- heeft opgelegd. Tegen deze achtergrond heeft Klaver Holding dan ook onvoldoende gemotiveerd betwist – en staat daarmee vast – dat [onderneming] op 25 augustus 2015 een zeer aanzienlijke belastingschuld, van meer dan € 1,4 miljoen, had.