Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
beschikking van 29 oktober 2019
[appellant],
Rijnsflowers B.V.,
Het geding
De feiten en procedure in eerste aanleg
Per 31 december 2016 zal de koopprijs van het klantenbestand worden vastgesteld op 4 maal de over 2016 berekende prestatie-afhankelijke bonus (zie punt 5). Mochten partijen besluiten om de samenwerking per 1 januari 2017 niet voort te zetten, zal dit bedrag uiterlijk 31 december 2017 middels 4 kwartaalbetalingen worden voldaan. Indien partijen de samenwerking wel continueren zal de bovengenoemde koopprijs jaarlijks met ¼ dalen totdat deze op 31 december 2020 € 0,- zal bedragen. Mochten partijen in de periode tussen 1 januari 2017 en 31 december 2020 toch besluiten om de samenwerking te beëindigen, zal de koopprijs van het klantenbestand evenredig volgens onderstaand voorbeeld worden berekend.
Voorbeeld:
Na ontvangst van de eventuele koopprijs of na 31 december 2020 is het de heer [appellant] niet meer geoorloofd het hierboven genoemde overgenomen klantenbestand te benaderen c.q. te beleveren, al dan wel direct of indirect middels tussenkomst van welke partij dan ook, anders dan Rijnsflowers B.V. op straffe van een direct opeisbare boete van € 25.000 alsmede € 1.000 per dag dat het vergrijp voortduurt. (…)”
De procedure in hoger beroep
- Rijnsflowers te bevelen op grond van art. 843a Rv inzage te verlenen in de bescheiden genoemd in zijn beroepschrift op pagina 21 onder punt 1 t/m 6;
- te oordelen dat de overeengekomen prestatie-afhankelijke provisie dient te worden gekwalificeerd als loon;
- te oordelen dat Rijnsflowers het aan [appellant] toekomende recht op inzake in haar boeken, bescheiden of andere gegevensdragers heeft geschonden;
- de aan [appellant] toekomende prestatie-afhankelijke provisie over 2016, 2017 en 2018 opnieuw te berekenen dan wel door een deskundige te laten berekenen, primair op grond van de ex art. 843a Rv gevorderde bescheiden en subsidiair op basis van de in het beroepschrift gestelde gegevens;
- Rijnsflowers te veroordelen tot betaling aan [appellant] van een bedrag ad € 221.118,52, althans een in goede justitie te bepalen bedrag, als koopsom voor het Klantenbestand;
- Rijnsflowers te veroordelen tot betaling aan [appellant] van een bedrag ad € 216.426,19, althans een in goede justitie te bepalen bedrag, ter zake aan hem toekomende provisie/prestatieafhankelijk loon, vermeerderd met 50% wettelijke verhoging, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 31 januari 2017;
- Rijnsflowers te veroordelen in de kosten van de procedure, zowel in eerste aanleg als in hoger beroep.
De beoordeling
(ook) op wat partijen over en weer hebben verklaard en uit elkaars verklaringen en gedragingen, overeenkomstig de zin die zij daaraan in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs mochten toekennen, hebben afgeleid, en wat zij redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Daarbij spelen alle omstandigheden van het geval een rol. Gesteld noch gebleken is dat partijen bij de totstandkoming van de Samenwerkingsovereenkomst met elkaar hebben gesproken over de exacte wijze van berekening van de prestatie-afhankelijke bonus. Bij de uitleg komt het in dit geval dus in het bijzonder aan op de taalkundige uitleg van de bewoordingen van de Samenwerkingsovereenkomst en hoe partijen die redelijkerwijs hebben mogen opvatten.
earn out regeling’, waarbij de koopsom van het Klantenbestand afhankelijk is gesteld van de toekomstige prestaties van de overgenomen onderneming (het Klantenbestand). De periode waarover [appellant] recht heeft op provisie is ook beperkt tot vijf jaar (tot 31 december 2020). Dat de hoogte van de provisieregeling – en dus de koopprijs van het Klantenbestand – mede afhankelijk is gesteld van de in het kader van de arbeidsovereenkomst geleverde prestaties van [appellant] in het beleveren van het overgedragen Klantenbestand, maakt nog niet dat sprake is van loon.