Uitspraak
strategischesamenwerking) en 2.11 (bij brief van 8 februari 2016 is niet de
samenwerkingopgezegd maar de
overeenkomst) waartegen de grieven I en II van het principaal appel zijn gericht. Met inachtneming van die grieven en van hetgeen in hoger beroep verder als onbestreden is komen vast te staan, gaat het in deze zaak om het volgende:
U heeft aangegeven dat u in uw volgende dienstbetrekking (Burando) geheel andere werkzaamheden dan de huidig gaat uitvoeren, ik ga er vanuit dat u het non-concurrentie zult naleven”. Vanaf 15 december 2015 was [appellant] vrijgesteld van werkzaamheden. Per 1 januari 2016 is [appellant] bij Burando Rental in dienst getreden in de functie van [functienaam 2] voor de duur van één jaar, tot 31 december 2016.
3.De procedure in eerste aanleg
4.Hoger beroep
verwanteproducten zoals omschreven in het concurrentiebeding. In dit verband moet worden meegenomen dat [appellant] in het verleden, tijdens zijn dienstverband bij Ipco, in zijn mails aan potentiele klanten niet alleen de Purgit RVRS opnam maar ook de VPS en de Ecoscrub (productie 35 en 36 bij de initiële dagvaarding) voor emissie reductie. Dat Ipco de RVRS niet langer (in Europa op exclusieve basis) verhandelt als gevolg van het verlies van het Hilliard contract aan Burando (Rental), leidt niet tot de door [appellant] betoogde uitleg van het beding dat het hem daarom vrijstaat zijn activiteiten met betrekking tot de RVRS aansluitend aan zijn arbeidsovereenkomst met Ipco, in een vrijwel naadloze overgang voor Burando (Rental) voort te zetten. [appellant] had in redelijkheid moeten begrijpen dat juist bij het verlies van exclusiviteit met betrekking tot de RVRS, Ipco er onverkort belang bij had dat haar enige medewerker die zich met de RVRS bezighield niet in dienst zou treden van de concurrent die het exclusiviteitscontract voor Europa (in plaats van Ipco) had verkregen of ging verkrijgen en voor Hilliard ging uitvoeren teneinde haar – Ipco - op het terrein van de dampverwerking concurrentie aan te doen. Uit de eigen stellingen van [appellant] blijkt bovendien dat hij eind december 2015 wist dat Burando exclusiviteit zou verwerven inzake de verkoop van de Purgit producten; dit was dus nog vóór zijn feitelijke indiensttreding bij Burando Rental. Door zijn indiensttreding per 1 januari 2016 bij Burando - die op dat moment de Europese exclusiviteit met betrekking tot de RVRS had verkregen - en de verder onbetwiste voortgezette betrokkenheid van [appellant] bij het verhandelen van de RVRS, was [appellant] vanaf die datum, naar het oordeel van het hof, ook ten aanzien van de Purgit producten (de RVRS) in overtreding van zijn concurrentiebeding. Ook hier geldt dat de verkoop/verhuur-activiteiten met betrekking tot de RVRS kwalificeren als “het verhandelen van producten” zoals hiervoor onder 4.7 is overwogen. In zoverre bouwt grief VII voort op het hiervoor verworpen, onjuiste standpunt dat deze activiteiten slechts aan te merken zijn als “dienstverlening” en buiten het beding vallen. De grieven VI, VII en IX falen.
overnamevan de activiteiten van Ipco door Burando of dat Burando de markt op eigen kracht heeft betreden (grief VIII). Ook maakt niet uit of [appellant] betrokken is geweest bij de afspraken tussen Burando en Hilliard Emissions/ Purgit (grief VIII) of een rol heeft gehad in de overstap van Hilliard/Purgit van Ipco naar Burando (grief X). Ook deze grieven falen.
opnieuw rechtdoende:
- veroordeelt [appellant] tot betaling van € 60.000,- aan op overtreding van het concurrentiebeding gestelde boete, berekend tot 19 mei 2017;
- veroordeelt [appellant] in de kosten van het geding in het principaal hoger beroep, aan de zijde van Ipco tot op heden begroot op € 5.200,- aan verschotten en € 3.222,- aan salaris advocaat en op € 131,- aan nasalaris voor de advocaat, nog te verhogen met € 68,- indien niet binnen veertien dagen na aanschrijving in der minne aan dit arrest is voldaan en vervolgens betekening van dit arrest heeft plaatsgevonden;
- veroordeelt Ipco in de kosten van het incidenteel appel, aan de zijde van [appellant] tot op heden begroot op € 1.611,- aan salaris advocaat;
- verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst het meer of anders gevorderde af.