ECLI:NL:GHDHA:2019:1374

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
16 april 2019
Publicatiedatum
5 juni 2019
Zaaknummer
200.238.112/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake bestuurdersaansprakelijkheid en onbetaalde facturen tussen evenementenbedrijf en vennootschappen

In deze zaak heeft [naam] Events B.V. hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de rechtbank Rotterdam, waarin de vordering tegen [geïntimeerde] werd afgewezen. De zaak betreft een geschil over onbetaalde facturen en de vraag of [geïntimeerde], als bestuurder van After Vest, persoonlijk aansprakelijk kan worden gesteld voor de schade die [naam] Events heeft geleden. De rechtbank oordeelde dat de schade al vóór het aangaan van de vaststellingsovereenkomst was ontstaan, waardoor niet voldaan was aan de vereisten voor persoonlijke aansprakelijkheid van een bestuurder. Het hof bevestigde deze conclusie en oordeelde dat de schade van [naam] Events, die voortvloeide uit het onbetaald blijven van een vordering van € 40.000,-, reeds bestond voordat de vaststellingsovereenkomst werd gesloten. Het hof benadrukte dat de onjuiste mededeling van [geïntimeerde] over de vordering van After Vest op Vestival niet tot nieuwe schade heeft geleid, aangezien de vordering al onverhaalbaar was. De grief van [naam] Events werd verworpen en het hof bekrachtigde het vonnis van de rechtbank, waarbij [naam] Events werd veroordeeld in de kosten van het hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht
Zaaknummer: 200.238.112/01
Zaaknummer / rolnummer rechtbank: C/10/509534/HA ZA 16-889

Arrest van 16 april 2019

Inzake

[naam] EVENTS B.V.,

gevestigd te Bloemendaal,
appellante,
hierna te noemen: [naam] Events,
advocaat: mr. P. Wieringa te Zaandam,
tegen:

[geïntimeerde],

wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
hierna te noemen: [geïntimeerde],
advocaat: mr. M. Bonarius te Rotterdam.

Het geding

Bij exploot van 3 augustus 2017 heeft [naam] Events hoger beroep ingesteld tegen het vonnis in verzet van de rechtbank Rotterdam van 3 mei 2017 (hierna: het bestreden vonnis). Bij memorie van grieven (met producties) heeft [naam] Events één grief aangevoerd. [geïntimeerde] heeft de grief bij memorie van antwoord bestreden. Op 18 maart 2019 hebben partijen de zaak voor het hof doen bepleiten. Vervolgens is een datum voor arrest bepaald.

Beoordeling in hoger beroep

1.1
In hoger beroep is niet opgekomen tegen de juistheid van de feiten die in het bestreden vonnis zijn vermeld. Deze feiten zullen ook voor het hof als uitgangspunt gelden. Met inachtneming daarvan, en van hetgeen verder vast is komen te staan, gaat het in deze zaak om het volgende.
1.2
[naam] Events drijft een onderneming die zich bezig houdt met publiekscatering,
materiaalverhuur en levering van dranken aan evenementen en festivals.
1.3
[geïntimeerde] is middels Revolt Holding B.V. (hierna: Revolt Holding) [functienamen]
van Revolt Evenementen B.V. (hierna: Revolt Evenementen). Revolt Holding is tezamen met A&R Holding B.V. aandeelhouder en bestuurder
van About Last Night B.V. (hierna: About Last Night). About Last Night is enig aandeelhouder en bestuurder van After Vest.
1.4
After Vest en Revolt Evenementen hebben facturen van [naam] Events (in verband met leveringen van [naam] Events) onbetaald gelaten. [naam] Events heeft ter zake van deze openstaande facturen conservatoir derdenbeslag gelegd.
1.5
Op 7 juli 2016 hebben [naam] Events, Revolt Evenementen en After Vest een overeenkomst gesloten met betrekking tot de openstaande facturen (hierna: de vaststellingsovereenkomst). Naar aanleiding daarvan heeft [geïntimeerde] diezelfde dag per e-mail aan [naam] Events bericht:
“We hebben vandaag afgesproken met elkaar over de vorderingen van Revolt en After Vest.
- (…)
- We hebben afgesproken dat we van alle rekeningen van Aftervest BV nu 20k overmaken vanuit Aftervest.
- Aftervest betaald 20k aan [naam], de overige vordering van 40k wordt verhaald op het eerst volgende Vestival evenement begin september.
- (...)”
1.6
De advocaat van [naam] Events heeft de afspraken uit de hiervoor weergegeven e-mail op 8 juli 2016 nader uitgewerkt tot de volgende regeling (waarin per abuis Revolt Evenementen in plaats van After Vest is genoemd):
“(...) Revolt Evenementen B.V.[toevoeging hof: partijen zijn het er over eens dat bedoeld is: After Vest]
heeft een vordering van ongeveer € 105.000,00 op de organisatoren van het evenement Vestival d.d. 4 september 2016. Een bedrag ad 40.000.00 is bestemd voor [naam]. Ook dit bedrag moet rechtstreeks vanuit Vestival naar [naam] worden overgemaakt.”
1.7
De in de vaststellingsovereenkomst genoemde betaling van € 20.000,- door After Vest heeft plaatsgevonden, maar de eveneens genoemde betaling van € 40.000,- door de organisatoren van het evenement Vestival (hierna te noemen: Vestival) is uitgebleven.
De procedure in eerste aanleg
2.1
[naam] Events heeft bij dagvaarding van 2 juni 2016 - dus nog vóór het sluiten van de vaststellingsovereenkomst - geldvorderingen ingesteld tegen Revolt Evenementen, After Vest en [geïntimeerde]. Daaraan heeft [naam] Events onder meer ten grondslag gelegd dat Revolt Evenementen en After Vest facturen van [naam] Events onbetaald lieten. De vorderingen zijn toegewezen bij verstekvonnis van 27 juli 2016.
2.2
Revolt Evenementen, After Vest en [geïntimeerde] hebben verzet ingesteld tegen het verstekvonnis. De procedure tegen Revolt Evenementen is vervolgens doorgehaald in verband met een schikking, de procedure tegen After Vest en [geïntimeerde] is voortgezet.
2.3
Na eiswijziging in de verzetprocedure heeft [naam] Events gevorderd (voor zover in hoger beroep nog van belang):
- hoofdelijke veroordeling van After Vest en [geïntimeerde] tot betaling aan [naam] Events van € 40.000,-, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente en kosten.
2.4
[naam] Events heeft aan de onder 2.3 genoemde vordering ten grondslag gelegd dat: (i) After Vest wanprestatie heeft gepleegd omdat het onderdeel van de vaststellingsovereenkomst dat € 40.000,- door Vestival aan [naam] Events zou worden betaald, niet is nagekomen, en
(ii) [geïntimeerde] onrechtmatig jegens [naam] Events heeft gehandeld omdat hij als indirect bestuurder namens After Vest afspraken heeft gemaakt terwijl hij wist dat After Vest deze niet kon nakomen (de zogenoemde Beklamelnorm). [geïntimeerde] heeft meegedeeld dat After Vest een vordering had op Vestival en dat Vestival € 40.000,- daarvan rechtstreeks aan [naam] Events zou betalen. De vordering van After Vest op Vestival zou een vordering tot schadevergoeding wegens onrechtmatig gebruik van een beeldmerk van After Vest betreffen. Niet After Vest maar About Last Night blijkt echter eigenaar van dit beeldmerk zodat After Vest geen vordering op Vestival heeft. [geïntimeerde] wist dit toen hij de vaststellingsovereenkomst namens After Vest sloot, althans hij had dit moeten weten.
2.5
De rechtbank heeft de vordering van [naam] Events tegen After Vest toegewezen en die tegen [geïntimeerde] afgewezen. Ten aanzien van de toewijzing van de vordering tegen After Vest is overwogen, samengevat, dat After Vest erkent dat betaling van een bedrag van € 40.000,- door Vestival aan [naam] Events is uitgebleven, dat daarmee vaststaat dat After Vest haar verplichting onder de vaststellingsovereenkomst niet is nagekomen en dat die nakoming blijvend onmogelijk is omdat niet After Vest maar About Last Night een vordering had op Vestival, en dat [naam] Events daardoor schade heeft geleden bestaande uit het onbetaald blijven van de vordering van [naam] Events voor een bedrag van € 40.000,- (r.o. 4.6 tot en met r.o. 4.9 van het bestreden vonnis). Ten aanzien van de afwijzing van de vordering tegen [geïntimeerde] is overwogen:
“4.17 Nu reeds (…) is overwogen dat After Vest de op haar rustende verplichting niet kon en in de toekomst ook niet kan nakomen omdat niet zij, maar About Last Night rechthebbende (…) is, is daarmee tevens gegeven dat [geïntimeerde] reeds bij het moment dat hij After Vest de vaststellingsovereenkomst deed aangaan, wist of behoorde te begrijpen dat After Vest de verplichting daaronder niet zou kunnen nakomen. (…)
4.18.
Voor persoonlijke aansprakelijkheid van een bestuurder is eveneens vereist dat deze wist of behoorde te begrijpen dat de schuldeiser als gevolg van zijn handelen schade zou lijden. Dat [geïntimeerde] in het kader van het sluiten van de vaststellingsovereenkomst onjuiste informatie heeft verstrekt over de vordering die After Vest zou hebben, brengt echter niet mee dat [naam] Events schade heeft geleden, althans er zijn door [naam] Events geen feiten of omstandigheden gesteld waaruit dat kan worden afgeleid. Weliswaar heeft [naam] Events het bedrag van € 40.000,- als schade opgevoerd, maar dit ziet op een vordering die zij reeds had voordat zij de vaststellingsovereenkomst met After Vest aanging. Deze schade is dus niet ontstaan als gevolg van het aangaan van de vaststellingsovereenkomst met After Vest. Derhalve dient geconcludeerd te worden dat er niet is voldaan aan de vereisten voor persoonlijke aansprakelijkheid van een bestuurder.”
De procedure in hoger beroep; de grief tegen het bestreden vonnis
3.1
De grief richt zich tegen de afwijzing van de vordering tegen [geïntimeerde] op de grond dat [naam] Events de schade al vóór het aangaan van de vaststellingsovereenkomst had geleden (r.o. 4.18 van het bestreden vonnis). Volgens [naam] Events heeft de rechtbank de Beklamelnorm verkeerd toegepast. Het gaat in deze zaak om de verplichting van After Vest om ervoor te zorgen dat [naam] Events werd voldaan uit de vordering van After Vest op Vestival. De rechtbank heeft terecht overwogen dat [geïntimeerde] bij het aangaan van deze verplichting wist of moest begrijpen dat After Vest deze verplichting niet kon nakomen. De schade die door het handelen van [geïntimeerde] is veroorzaakt ligt besloten in de veroordeling van After Vest die is gegrond op de niet-nakoming van de vaststellingsovereenkomst, aldus [naam] Events.
De beoordeling van de grief
3.2
Het gaat in deze zaak om de vraag of [geïntimeerde] als bestuurder van After Vest onrechtmatig jegens [naam] Events heeft gehandeld. Bij de beantwoording daarvan heeft de rechtbank terecht het volgende voorop gesteld:
Indien een vennootschap tekortschiet in de nakoming van een verbintenis of een onrechtmatige daad pleegt, is uitgangspunt dat alleen de vennootschap aansprakelijk is voor daaruit voortvloeiende schade. Onder bijzondere omstandigheden is evenwel, naast aansprakelijkheid van die vennootschap, ook ruimte voor aansprakelijkheid van een bestuurder van de vennootschap. Voor het aannemen van zodanige aansprakelijkheid is vereist dat die bestuurder ter zake van de benadeling persoonlijk een ernstig verwijt kan worden gemaakt. Aldus gelden voor het aannemen van aansprakelijkheid van een bestuurder naast de vennootschap hogere eisen dan in het algemeen het geval is. Een hoge drempel voor aansprakelijkheid van een bestuurder tegenover een derde wordt gerechtvaardigd door de omstandigheid dat ten opzichte van de wederpartij primair sprake is van handelingen van de vennootschap en door het maatschappelijk belang dat wordt voorkomen dat bestuurders hun handelen in onwenselijke mate door defensieve overwegingen laten bepalen.
Het antwoord op de vraag of de bestuurder persoonlijk een ernstig verwijt als zojuist bedoeld kan worden gemaakt, is afhankelijk van de aard en ernst van de normschending en de overige omstandigheden van het geval. Indien de bestuurder namens de vennootschap een verbintenis is aangegaan en de vordering van de schuldeiser onbetaald blijft en onverhaalbaar blijkt, kan persoonlijke aansprakelijkheid van de bestuurder worden aangenomen indien deze bij het aangaan van die verbintenis wist of redelijkerwijze behoorde te begrijpen dat de vennootschap niet aan haar verplichtingen zou kunnen voldoen en geen verhaal zou bieden, behoudens door de bestuurder aan te voeren omstandigheden op grond waarvan de conclusie gerechtvaardigd is dat hem persoonlijk ter zake van de benadeling geen ernstig verwijt kan worden gemaakt (zie onder meer HR 6 oktober 1989, ECLI:NL:HR:1989:AB9521, NJ 1990/286 (Beklamel)). In de kern houdt dit zogenoemde “Beklamelcriterium” de eis in dat de bestuurder bij het aangaan van de verbintenis wist of behoorde te begrijpen dat de schuldeiser van de vennootschap als gevolg van zijn handelen schade zou lijden (zie HR 5 september 2014, ECLI:NL:HR:2014:2627).
3.3
[naam] Events stelt zij dat € 40.000,- schade heeft geleden omdat [geïntimeerde] namens After Vest een verplichting is aangegaan (het zorgdragen voor de betaling van € 40.000,- door Vestival aan [naam] Events) waarvan hij wist dat deze niet kon worden nagekomen. Het hof is met de rechtbank van oordeel dat de schade die [naam] Events vordert, al was geleden vóór het aangaan van de vaststellingsovereenkomst, zodat de rechtbank terecht heeft overwogen (in r.o. 4.18 van het bestreden vonnis) dat niet is voldaan aan de vereisten voor persoonlijke aansprakelijkheid van een bestuurder. Het hof licht dit toe.
3.4
De in de vaststellingsovereenkomst opgenomen verplichting dat de vordering van [naam] Events tot een bedrag van € 40.000,- rechtstreeks door Vestival zou worden betaald, ziet niet op een nieuwe geldvordering van [naam] Events maar betreft slechts
de wijze waaropeen deel van de bestaande vordering van [naam] Events op After Vest aan [naam] Events zou worden betaald. Het feit dat die wijze van betaling is uitgebleven, heeft [naam] Events niet in een slechtere positie gebracht dan de positie waarin zij vóór het aangaan van de vaststellingsovereenkomst al verkeerde. Toen al was After Vest niet in staat de vordering (althans het deelbedrag van € 40.000,-) te voldoen (vgl. pleitnota [naam] Events onder 18 en 21). [naam] Events had dus al een onverhaalbare vordering op After Vest van € 40.000,- en die heeft zij nog steeds. De aan [geïntimeerde] verweten gedraging - het namens After Vest aangaan van een vaststellingsovereenkomst waarvan bij aanvang duidelijk was, althans had moeten zijn, dat After Vest die niet kon nakomen - heeft dus niet tot schade geleid.
3.5
Het betoog van [naam] Events dat de rechtbank haar vordering tegen After Vest heeft toegewezen op de grond dat After Vest de vaststellingsovereenkomst niet is nagekomen (r.o. 4.8 van het bestreden vonnis), en niet op de (oorspronkelijk door [naam] Events genoemde) grondslag dat After Vest facturen onbetaald heeft gelaten, leidt niet tot een ander oordeel. Het gaat er niet om op welke grondslag de vordering van [naam] Events op After Vest is toegewezen, het gaat er om dat de vordering reeds bestond ten tijde van het aangaan van de vaststellingsovereenkomst en toen al onverhaalbaar was. De schade van [naam] Events van € 40.000,- wegens het onbetaald blijven van de vordering was toen al ingetreden. De onjuiste mededeling van [geïntimeerde] c.q. de niet-nakoming van de vaststellingsovereenkomst heeft daarin geen verandering gebracht.
3.6
De door [naam] Events tijdens pleidooi gemaakte vergelijking van de situatie waarin [naam] Events thans verkeert met de situatie waarin zij zou verkeren indien After Vest wèl een vordering op Vestival zou hebben gehad (zie pleitnota onder 27) is een onjuiste vergelijking. Indien de aan [geïntimeerde] verweten gedraging wordt weggedacht, dan zou [geïntimeerde] geen onjuiste mededeling hebben gedaan en zouden After Vest en [naam] Events dus geen betaling van € 40.000,- door Vestival zijn overeengekomen. Ook in die situatie zou sprake zijn van een onverhaalbare vordering van [naam] Events op After Vest van
€ 40.000,-, net zoals nu het geval is.
3.7
De verwijzing naar het arrest van de Hoge Raad van 24 maart 2017 (ECLI:NL:HR:2017:484) (pleitnota [naam] Events onder 30) kan [naam] Events niet baten. In dat arrest deed zich de situatie voor dat de bestuurder had bewerkstelligd of toegelaten dat de vennootschap verplichtingen aanging die zij niet kon nakomen en dat
daardoorschade werd geleden. Die situatie doet zich hier niet voor omdat, zoals overwogen, de schade van [naam] Events reeds voorafgaand aan het sluiten van de vaststellingsovereenkomst is ingetreden.
3.8
Aan het door [naam] Events bij pleidooi naar voren gebrachte verwijt dat [geïntimeerde] meerdere ondernemingen heeft waarmee hij geld verdient, maar niets ten gunste van [naam] Events regelt, gaat het hof voorbij. Niet alleen is dit te laat naar voren gebracht, zonder nadere toelichting, die ontbreekt, is [geïntimeerde] niet gehouden om het geld dat hij met andere ondernemingen verdient aan te wenden ter delging van de schuld van After Vest. Ook de stelling van [naam] Events dat zij [geïntimeerde] “ter wille is geweest” door een claim van € 20.000,- tegen [geïntimeerde] in privé te laten vallen is pas bij pleidooi, en daarmee te laat naar voren gebracht, en overigens heeft [naam] Events niet duidelijk gemaakt welke gevolgtrekking daaraan volgens haar zou moeten worden verbonden.
3.9
De conclusie is dat de grief faalt en dat het bestreden vonnis dient te worden bekrachtigd. Nu [naam] Events in het ongelijk wordt gesteld zal zij in de kosten van het hoger beroep worden veroordeeld.

Beslissing

Het hof:
- bekrachtigt het tussen partijen gewezen vonnis in verzet van 3 mei 2017 van de rechtbank Rotterdam;
- veroordeelt [naam] Events in de kosten van het hoger beroep, aan de zijde van [geïntimeerde] tot op heden begroot op € 726,- aan verschotten en € 5.877,- aan salaris advocaat;
- verklaart de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.E. Honée, J.I. de Vreese-Rood en J.N. de Blécourt en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 16 april 2019 in aanwezigheid van de griffier.