5.5.De artikelen 34, 37 en 38 van het Verdrag van Wenen inzake diplomatiek verkeer van 18 april 1961 (Trb. 1962, 159; hierna: het Verdrag van Wenen), voor zover hier van belang, luiden:
“Artikel 34
Een diplomatieke ambtenaar is vrijgesteld van alle belastingen en rechten, zowel persoonlijke als zakelijke, hetzij landelijke, gewestelijke of gemeentelijke belastingen, met uitzondering van:
( a) indirecte belastingen die normaal in de prijs van goederen of diensten begrepen zijn;
( b) belastingen en rechten op particulier onroerend goed dat gelegen is op het grondgebied van de ontvangende staat tenzij hij dit onroerend goed onder zich heeft ten behoeve van de zendstaat voor de werkzaamheden van de zending;
( c) door de ontvangende staat met inachtneming van de bepalingen van lid 4 van artikel 39 geheven successierechten en rechten van overgang;
( d) belastingen en rechten op particulier inkomen welks bron is gelegen in de ontvangende staat en vermogensbelastingen op in bedrijven in de ontvangende staat belegd vermogen;
( e) heffingen wegens bepaalde verleende diensten;
(ƒ) registratie-, griffie- en hypotheekrechten en zegelrecht met betrekking tot onroerend goed, met inachtneming van de bepalingen van artikel 23.”
1. (...)
2. Leden van het administratieve en technische personeel van de zending, alsmede inwonende gezinsleden, genieten, indien zij geen onderdaan zijn van, of niet duurzaam verblijf houden in, de ontvangende staat, de in de artikelen 29 t/m 35 omschreven voorrechten en immuniteiten, met dien verstande dat de immuniteit van de burger- en administratiefrechtelijke bevoegdheid van de ontvangende staat omschreven in lid 1 van artikel 31 zich niet uitstrekt tot handelingen die geen ambtshandelingen zijn. Zij genieten voorts de in artikel 36, lid 1, omschreven voorrechten met betrekking tot goederen die worden ingevoerd ten tijde dat zij zich voor het eerst inrichten.
3-4. (...).”
1. Behalve voorzover een ontvangende staat aanvullende voorrechten en immuniteiten verleent, geniet een diplomatieke ambtenaar die onderdaan is van, of duurzaam verblijf houdt in, die staat slechts immuniteit van rechtsmacht en onschendbaarheid ten aanzien van officiële handelingen verricht in de uitoefening van zijn functie.
2. (...).”