Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
beschikking van 28 februari 2018
[naam],
Gemeente Delft, t.h.o.d.n. Werkse!,
Het geding
Beoordeling van het hoger beroep
gelet op het bij of krachtens de Wet Sociale Werkvoorziening bepaalde, alsmede gelet op titel 7:10 Burgerlijk Wetboek; verklaren hierbij een arbeidsovereenkomst onder de volgende voorwaarden te zijn aangegaan”. Op de arbeidsovereenkomst is de cao Sociale Werkvoorziening van toepassing (de cao). Het salaris van [appellant] bedroeg laatstelijk € 1.923,- bruto per maand, exclusief 8% vakantietoeslag en 3,75% eindejaarsuitkering.
– de werkomgeving dient schoon- en prikkelarm te zijn zonder veel stof, rook, prikkelende gassen of dampen” en verder “(…)
Bovenstaande aanpassingen zijn noodzakelijk voor u om te kunnen werken”.Ook wordt in het bijbehorende Rapportageformulier melding gemaakt van het volgende:
“Aanvrager[[appellant]]
heeft naast zijn psychische beperkingen ook lichamelijke beperkingen. Hij heeft last van chronische ontstekingen aan de luchtwegen en daarvoor gebruikt hij dagelijks onderhoudsmedicijnen”.
beperkt, namelijk geen stof en ook niet met dampende en prikkelende aeriolen laten werken”. Ook staat vermeld: “
stoffige plaatsen reinigen. Soms scherpe lucht b.v. alcohollucht of chloor. De lucht van urine of feces kan voorkomen bij schoonmaakwerker. Er is niet constant sprake van werken in deze omgeving. Er is veel afwisseling door werk in verschillende ruimtes. De belasting is overlegd met de verzekeringsarts. Deze heeft (…) gesteld dat een functie als schoonmaker geschikt is. Daarom is de belasting akkoord.”
Helaas ben ik nog ziek en niet in staat om een gesprek te voeren, (…)” en “
Ik heb ook aangegeven om een afspraak te maken bij de bedrijfsarts om zo medisch informatie opgevraagd kan worden van me huidig medisch staat”.
rekening houdend met zijn beperkingen passende werkzaamheden te verrichten conform het aantal uren van zijn arbeidscontract. Voor de beperkingen wens ik te verwijzen naar de WSW-indicatie en het laatste schrijven aan de zijde van UWV inzake beslissing op bezwaar d.d. 5-12-16. Ik adviseer de leidinggevende van betrokkene dan ook betrokkene op korte termijn uit te nodigen voor een gesprek op de vestiging om zo in goed onderling overleg te komen tot een concrete invulling van de aangepaste werkzaamheden” en “
Ik adviseer werkgever en werknemer in gesprek te blijven met elkaar om te onderzoeken of er ander mogelijkheden zijn dan welke de WVP voorstaat waarin beide partijen zich kunnen vinden”.
Werknemer maakt zich zorgen over zijn gezondheid. Vanwege specifieke klachten is hij bang dat het werk hem zal schaden. Uit het verhaal van de werkgever kan echter worden opgemaakt dat er zeer zorgvuldig gewerkt wordt en dat men erg terughoudend is in het toepassen van schoonmaakmiddelen. Het blijkt dat er vooral met water wordt gewerkt en microvezeldoekjes waardoor er geen stofdeeltjes in de ruimte komen waar gewerkt wordt. Daarnaast kan werkgever zo nodig nog verder maatwerk bieden door bepaalde objecten (werkplaatsen) niet te laten schoonmaken door betreffende werknemer en gedurende de interne opleiding gekeken kan worden in hoeverre nog meer voorzieningen moeten worden getroffen (bv geen latex handschoenen)”.
U heeft volhard, ondanks de andersluidende oordelen van de bedrijfsarts en het UWV, in uw weigering om werkzaamheden bij de afdeling Schoonmaak te verrichten. Gelet op het voorgaande leg ik u, wegens de aanhoudende weigering werkzaamheden te verrichten, met onmiddellijke ingang de disciplinaire straf van onverwijlde opzegging van de arbeidsverhouding als bedoeld in artikel 10.1, lid 1 onder h cao SW op. Uw dienstverband bij Werkse! is daarmee ten einde gekomen”.
gelet op het bij of krachtens de Wet Sociale Werkvoorziening bepaalde, alsmede gelet op titel 7:10 Burgerlijk Wetboek”(cursivering hof), is aangegaan. Op grond van deze door (de voorganger van) Werkse! opgestelde bewoordingen heeft [appellant] erop mogen vertrouwen dat de bepalingen van titel 7:10 BW op zijn arbeidsovereenkomst van toepassing zijn en geldt de uitzondering zoals geformuleerd in artikel 7:615 BW, zodat titel 7:10 BW op de arbeidsovereenkomst met [appellant] van toepassing is. Het voorgaande leidt er toe dat de incidentele grieven falen.
.In het deskundigenoordeel van het UWV van 1 maart 2017 wordt geconcludeerd dat de werkzaamheden passend zijn. In de arbeidsdeskundige rapportage die daaraan ten grondslag ligt staat dat werknemer voor zijn gezondheid vreest en dat blijkens opgave van de werkgever er zeer zorgvuldig gewerkt wordt, dat men erg terughoudend is in het toepassen van schoonmaakmiddelen, dat er vooral met water wordt gewerkt en microvezeldoekjes waardoor er geen stofdeeltjes in de ruimte komen waar gewerkt wordt, en dat de werkgever zo nodig nog verder maatwerk kan bieden en tijdens de opleiding gekeken kan worden in hoeverre nog meer voorzieningen moeten worden getroffen. Nu [appellant] hier geen andersluidende medisch oordeel tegenover heeft gesteld, de door de werkgever opgegeven werkwijze niet voldoende gemotiveerd heeft betwist, hij geen onderbouwing heeft geven voor zijn stelling dat de enkele WSW-indicatie al voldoende moet zijn om hem niet op de afdeling schoonmaak te plaatsen, en evenmin is gebleken dat het deskundigenoordeel op onjuiste uitgangspunten berust, neemt het hof dit deskundigenoordeel – dat in lijn is met de beslissing op bezwaar en het oordeel van de bedrijfsarts – over.