ECLI:NL:GHDHA:2018:3163
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake terugvordering ZW-uitkering door UWV en belastingheffing over ontvangen uitkering
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 20 november 2018 uitspraak gedaan in het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag. De belanghebbende, vertegenwoordigd door K.M. van der Boor, had bezwaar gemaakt tegen de aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor het jaar 2015, die was opgelegd door de Inspecteur van de Belastingdienst. De Inspecteur had de Ziektewet (ZW)-uitkering van belanghebbende, ontvangen van het UWV, als inkomen uit werk en woning aangemerkt, wat leidde tot een belastbaar inkomen van € 18.700. De belanghebbende betwistte deze aanslag en stelde dat hij de ZW-uitkering in 2015 geheel of gedeeltelijk had terugbetaald aan het UWV, maar kon dit niet aannemelijk maken.
De rechtbank had eerder het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard, en in hoger beroep bevestigde het Gerechtshof dat de Inspecteur terecht de ZW-uitkering had aangemerkt als belastbaar inkomen. Het Hof oordeelde dat de belanghebbende niet had aangetoond dat hij de uitkering had terugbetaald en dat de Inspecteur de hoorplicht had geschonden door de vooraankondiging van de uitspraak op bezwaar niet aan de gemachtigde te zenden. Desondanks werd de uitspraak op bezwaar in stand gelaten, omdat er geen verschil van mening was over de feiten. De belanghebbende kreeg wel recht op een proceskostenvergoeding en de griffierechten werden vergoed.
De uitspraak van het Hof benadrukt het belang van de hoorplicht in belastingzaken en de noodzaak voor belanghebbenden om bewijs te leveren voor hun stellingen, vooral als het gaat om terugvorderingen van uitkeringen.