Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
uitspraak van de meervoudige kamer van 3 juli 2017 in de zaak tussen
Procesverloop
€ 44.383,29 bruto van eiser teruggevorderd.
€ 40.909,88) voorlopig niet kan terugbetalen en heeft verweerder eiser verzocht het bijgevoegde formulier ‘Inkomens- en Vermogensonderzoek’ ingevuld aan hem te retourneren.
Overwegingen
- het dienstverband van eiser is nooit aangemeld bij de Belastingdienst en eiser komt niet voor in de loonaangiften van de werkgever;
- de beëindigingsovereenkomst van het dienstverband, werd door eiser of de werkgever overhandigd, nadat de aanvraag ZW-uitkering is afgewezen op grond dat het dienstverband niet is beëindigd;
- de arbeidsovereenkomst en de loonstroken bevatten gegevens die met elkaar in tegenspraak zijn. Deze tegenstrijdigheden zijn opgenomen onder subkop 5.3 van het onderzoeksrapport;
- de verklaring van [naam 1] over de loonstroken van eiser komt in grote mate overeen met de door verweerder geconstateerde tegenstrijdigheden. Verweerder heeft daarbij benadrukt dat [naam 1] zijn verklaring heeft afgelegd zonder kennis te nemen van de bevindingen van verweerders rapporteur;
- uit onderzoek bij de drie opdrachtgevers van de werkgever waarvoor eiser zou hebben gewerkt, te weten [opdrachtgever] , [opdrachtgever] en [opdrachtgever] , is aannemelijk geworden dat eiser in de periode van 28 oktober 2013 tot en met 18 november 2013 geen werkzaamheden voor deze opdrachtgevers heeft verricht.
7 oktober tot en met 3 november 2013 beslaat, reeds is aangegeven dat de datum van uitdiensttreding 18 november 2013 betreft. De rechtbank volgt verweerder in diens conclusie dat dit erop wijst dat op het tijdstip van het vervaardigen van de loonstrook aan de vervaardiger al bekend was dat het dienstverband tussen eiser en de werkgever op
18 november 2013 met onmiddellijke ingang zou worden beëindigd. Daarbij acht de rechtbank nog van belang dat van deze beëindiging op de tweede loonstrook geen melding wordt gemaakt.
16 oktober 2015, uitleg heeft gegeven over de werkzaamheden voor de werkgever, is niet als een objectief en verifieerbaar gegeven aan te merken waarmee eiser aannemelijk maakt dat hij wel werkzaam is geweest voor de werkgever.
Beslissing
mr. D. van der Sluis, leden, in aanwezigheid van mr. J.J. van Giezen-Groenewoud, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 3 juli 2017.