3.1.De Rechtbank heeft de volgende feiten vastgesteld:
“1. Op 6 mei 2005 is namens [belanghebbende] een bedrijfsplan opgesteld voor de verkoop van vlees van Galloway runderen. De echtgenote van [belanghebbende] zou het bedrijf gaan exploiteren, waarna binnen enkele jaren de zoon van [belanghebbende], [A] (de zoon), het bedrijf zou overnemen. Op 24 januari 2006 is namens [belanghebbende] een aangepast bedrijfsplan opgesteld voor de exploitatie van een melkgeitenhouderij en een aantal zoogkoeien. De zoon zou het bedrijf gaan exploiteren. Vanwege de Q-koorts is dit plan niet doorgezet.
2. [ Belanghebbende] heeft op het adres [Y] te [Z] een woning, een inpandige verkoopruimte en een stal laten bouwen. In 2011 zijn de facturen voor de bouw uitgereikt.
3. In 2011 heeft [belanghebbende] samen met de zoon de maatschap [B] (de maatschap) opgericht. De maatschap is gericht op het opbouwen van een veestapel, het verkopen van vlees van Galloway runderen en agrarisch loonwerk. De zoon heeft daarbij kennis en arbeid ingebracht en [belanghebbende] heeft zijn veestapel, bestaande uit 55 Galloway runderen, ingebracht. Ultimo 2011 bestond de veestapel door natuurlijke aanwas uit 68 runderen.
4. Op 4 november 2014 was ten tijde van de door [belanghebbende] aan [de Inspecteur] gegeven rondleiding in de woning in de ruimte van de woning, die was bestemd als verkoopruimte, geen inventaris aanwezig voor eventuele verkoopactiviteiten. Na 4 november 2014 is voor het eerst contact geweest met een aantal slachthuizen. [Belanghebbende] heeft op 28 augustus 2015 aan [de Inspecteur] aangegeven dat de verkoopruimte niet veranderd was sinds 4 november 2014.
5. In de jaren 2012 tot en met 2015 heeft de maatschap geen vlees verkocht. De maatschap heeft in die jaren geen runderen aangekocht. De maatschap heeft geen fokplan.
6. De maatschap heeft in de jaren 2012 tot en met 2015 alleen facturen aan [C] B.V. uitgereikt. In de aangiften omzetbelasting is in die jaren een omzet aangegeven van respectievelijk nihil (2012), € 3.185 (2013), € 2.871 (2014) en € 2.530 (2015).
7. [ Belanghebbende] heeft op 20 november 2015 met betrekking tot de omzetbelasting een vaststellingsovereenkomst met [de Inspecteur] gesloten. Daarbij zijn partijen onder meer overeengekomen dat de bedrijfsactiviteiten ten aanzien van de maatschap per augustus/september 2015 nog niet te kwalificeren zijn als zijnde in bedrijf en dat nadien de bedrijfsactiviteiten tot belaste omzet zal leiden, indien de maatschap 30 à 50 runderen zal slachten en verkopen aan derden.
8. In februari 2016 is de eerste rund geslacht. In maart 2016 zijn twee diepvrieskisten voor de verkoopruimte gekocht. De omzet over 2016 bedraagt in totaal € 10.557, waarvan € 8.767 ziet op de verkoop van vlees.
9. [ Belanghebbende] heeft voor het jaar 2012 aangifte gedaan naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 71.501. [Belanghebbende] heeft daarbij rekening gehouden met € 111.458 aan loon uit dienstbetrekking van [D] B.V., € 8.966 aan resultaat uit overige werkzaamheden (€ 36.000 huuropbrengsten [E] V.O.F (vof) + € 11.382 rente rekening-courant -/- € 37.193 kosten -/- € 1.223 terbeschikkingsstellingsvrijstelling) en een verlies uit onderneming van € 48.923 (€ 23.623 negatief winstaandeel maatschap + € 31.971 negatief buitenvennootschappelijk vermogen + € 6.571 MKB-vrijstelling).
10. [ De Inspecteur] heeft bij de aanslagregeling het belastbare inkomen uit werk en woning op € 120.424 vastgesteld. Daarbij heeft [de Inspecteur] het verlies uit onderneming niet aanmerking genomen.
11. In de aangiften over de jaren 2013, 2014 en 2015 is een negatief resultaat van de maatschap aangegeven van € 20.405 (2013), € 28.916 (2014) en € 45.207 (2015).”