In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 4 oktober 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere veroordeling van de verdachte door de rechtbank Rotterdam. De verdachte werd beschuldigd van ontucht met een minderjarig meisje, dat zich beschikbaar stelde voor seksuele handelingen tegen betaling. De feiten vonden plaats op 26 mei 2014 in Schiedam, waar de verdachte gebruik maakte van de diensten van het slachtoffer, dat op dat moment 16 jaar oud was. Het hof oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het plegen van ontucht, zoals strafbaar gesteld in artikel 248b van het Wetboek van Strafrecht. De verdachte had de leeftijd van het slachtoffer niet gecontroleerd, wat in strijd is met de onderzoeksplicht die op hem rustte. Het hof legde een gevangenisstraf op van vijf maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk, en een schadevergoeding van €700 aan het slachtoffer. De uitspraak benadrukt de ernst van seksuele exploitatie van minderjarigen en de verantwoordelijkheden van prostituanten in dergelijke situaties. Het hof hield rekening met de kwetsbaarheid van het slachtoffer en de psychische gevolgen die de situatie voor haar had.