ECLI:NL:GHDHA:2018:2101

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
15 augustus 2018
Publicatiedatum
24 augustus 2018
Zaaknummer
200.241.628/02
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van uitvoerbaarheid bij voorraad van vervangende toestemming voor inschrijving minderjarige op school

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 15 augustus 2018 uitspraak gedaan in een hoger beroep betreffende een verzoek tot schorsing van de uitvoerbaarheid bij voorraad van een beschikking van de rechtbank Den Haag. De vrouw, verzoekster in hoger beroep, verzocht om schorsing van de beslissing die de man, verweerder in hoger beroep, toestemming verleende om hun minderjarige kind in te schrijven op een basisschool nabij zijn woning. De rechtbank had deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat de vrouw in haar verzoek aanvecht.

De vrouw stelt dat het in stand houden van de uitvoerbaarheid bij voorraad in strijd is met het belang van de minderjarige, die volgens haar dichter bij haar woning naar school zou moeten kunnen gaan. De man daarentegen betoogt dat de vrouw niet heeft aangetoond dat haar belang zwaarder weegt dan het zijne, en dat de huidige schoolkeuze in het belang van de minderjarige is, gezien de betere resultaten van de school nabij zijn woning.

Het hof overweegt dat bij de beoordeling van een schorsingsverzoek de belangen van beide partijen moeten worden afgewogen. Het hof concludeert dat de rechtbank geen gemotiveerde beslissing heeft gegeven over de uitvoerbaarheid bij voorraad, en dat de vrouw niet voldoende heeft aangetoond dat de belangenafweging door de rechtbank onjuist is. Het verzoek van de vrouw wordt afgewezen, en de proceskosten worden gecompenseerd. De behandeling van de hoofdzaak zal op een later tijdstip worden voortgezet.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG
Afdeling civiel recht
zaaknummer : 200.241.628/02
rekestnummer rechtbank : FA RK 18-2329
zaaknummer rechtbank : C/09/550630
beschikking van de meervoudige kamer van 15 augustus 2018
in het incidentele verzoek tot schorsing van de uitvoerbaarheid bij voorraad
van
[appellante] ,
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat mr. C.A.M.J.M. Joosten te Venlo,
Als belanghebbende is aangemerkt:
[geïntimeerde] ,
wonende te [woonplaats] ,
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de man,
advocaat mr. H.A. Schipper te Den Haag.

1.Het verloop van het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Den Haag van 20 juni 2018, uitgesproken onder voormeld zaaknummer (hierna: de bestreden beschikking). Bij deze beschikking heeft de rechtbank, voor zover hier van belang, toestemming aan de man verleend - welke toestemming die van de vrouw vervangt - om [de minderjarige] , geboren [in] 2014 te [geboorteplaats] (hierna te noemen: de minderjarige) in te schrijven op basisschool [basisschool in woonplaats vader] te [woonplaats vader] en deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
2. Het geding in hoger beroep in de hoofdzaak en met betrekking tot het verzoek tot schorsing
2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met producties, ingekomen op 27 juni 2018, tevens houdende een verzoek tot schorsing van de uitvoerbaarheid bij voorraad;
- het verweerschrift met productie, ingekomen op 31 juli 2018.
2.2
Bij het hof zijn voorts de volgende stukken ingekomen:
van de zijde van de vrouw
- op 4 juli 2018 een journaalbericht van diezelfde datum met bijlagen;
- op 31 juli 2018 een journaalbericht van diezelfde datum met bijlage.
2.3
De mondelinge behandeling van het verzoek tot schorsing heeft op 2 augustus 2018 plaatsgevonden. Verschenen zijn:
- de vrouw, bijgestaan door haar advocaat;
- de man, bijgestaan door zijn advocaat.
2.4
Ter mondelinge behandeling heeft de advocaat van de vrouw, met instemming van de man, een stuk overgelegd, te weten een routebeschrijving van haar woning in [woonplaats moeder] naar de basisschool [basisschool in woonplaats vader] in [woonplaats vader] en een route vanaf [basisschool in woonplaats vader] in [woonplaats vader] naar haar werk in [plaats] .

3.De motivering van de beslissing

3.1
Aan de orde is het verzoek van de vrouw om de schorsing te bevelen van de werking van de bestreden beschikking, voor zover het de onder 1 genoemde beslissing betreft. De man voert hiertegen gemotiveerd verweer.
3.2
De vrouw stelt dat het in strijd is met het zwaarwegende belang van de minderjarige als de uitvoerbaarheid bij voorraad van de bestreden beschikking in stand blijft. Zeker voor een jong kind als de minderjarige is het belangrijk dat er snel een beslissing komt dat zij naar [basisschool in woonplaats moeder] , zijnde de school bij haar in de buurt, kan gaan. De man hangt de schoolkeuze van de minderjarige op aan de schoolkeuze van een voormalig buurmeisje, [voormalig buurmeisje] . Voorts stelt de vrouw dat de bestreden beschikking berust op een kennelijke juridische misslag. De uitspraak van de rechtbank is in strijd met de jurisprudentie en bovendien ongemotiveerd. Uit onder meer een beschikking van het hof Amsterdam (ECLI:NL:GHAMS:2010:BN4465) blijkt dat uitsluitend het belang van de minderjarige in aanmerking dient te worden genomen voor wat betreft haar schoolkeuze. Daarnaast is het in het belang van de minderjarige om zo dicht mogelijk in de buurt van de woning naar school te kunnen gaan, zoals onder meer blijkt uit een uitspraak van het hof Arnhem-Leeuwarden (ECLI:NL:GHARN:2008:BD9860).
3.3
De man stelt dat de vrouw gesteld noch bewezen heeft welk belang zij heeft bij de schorsing van de uitvoerbaarheid van de bestreden beschikking. Ook heeft de vrouw niet aangetoond dat haar belang zwaarder moet wegen dan dat van de man. Het belang van de man is gelegen in het feit dat de school dicht bij zijn woning is gelegen. Van de vrouw mag worden gevergd de minderjarige naar [basisschool in woonplaats vader] in [woonplaats vader] te brengen, omdat zij er zelf voor heeft gekozen om in [woonplaats moeder] te gaan wonen en omdat de omweg op het woon-werkverkeer voor de vrouw minder groot is dan die van de man in het andere geval. Een schorsing van de uitvoerbaarheid bij voorraad brengt niet met zich dat de vrouw de minderjarige kan inschrijven op [basisschool in woonplaats moeder] in [woonplaats moeder] . Indien de uitvoerbaarheid bij voorraad wordt geschorst geldt de oude overeenkomst tussen partijen, waarin is vastgelegd de minderjarige te zullen inschrijven op [basisschool in woonplaats vader] in [woonplaats vader] . Mocht dit niet zo zijn dan ontstaat er een patstelling die er toe zou kunnen leiden dat de minderjarige voorlopig nergens kan worden ingeschreven, hetgeen in strijd is met het recht op onderwijs van de minderjarige. Partijen hebben deze school destijds gezamenlijk uitgekozen en bovendien heeft de man vastgesteld dat [basisschool in woonplaats vader] in [woonplaats vader] betere resultaten boekt dan [basisschool in woonplaats moeder] in [woonplaats moeder] . De man stelt voorts dat geen sprake is van een juridische misslag. Uit de beschikkingen van het hof Den Haag en Amsterdam (ECLI:NL:GHDHA:2015:3880 en (ECLI:NL:GHAMS:2018:1316) blijkt dat het belang van het kind van de eerste orde moet zijn, maar dat andere belangen zwaarder kunnen wegen. De rechtbank heeft de zorgregeling dusdanig vastgesteld dat de minderjarige feitelijk op twee plaatsen woont en even veel tijd doorbrengt in [woonplaats vader] als in [woonplaats moeder] . De stelling van de vrouw dat de minderjarige dicht bij haar woning naar school kan gaan, kan niet leiden tot schorsing van de uitvoerbaarheid bij voorraad.
3.4
Het hof stelt het volgende voorop. Hoger beroep schorst de werking van een beschikking, tenzij de beschikking uitvoerbaar bij voorraad is verklaard. Op grond van artikel 360 lid 2, tweede volzin, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) kan de hogere rechter, indien hoger beroep is ingesteld tegen een beschikking die uitvoerbaar bij voorraad is verklaard, alsnog de werking schorsen. Bij de beoordeling van een schorsingsverzoek geldt het volgende toetsingskader.
( i) De verzoeker moet belang hebben bij de door hem verzochte schorsing van de tenuitvoerlegging van de beschikking.
(ii) Bij de beoordeling van een verzoek tot schorsing van de tenuitvoerlegging van een beschikking moeten de belangen van partijen worden afgewogen in het licht van de omstandigheden van het geval. Daarbij moet worden nagegaan of op grond van die omstandigheden het belang van de veroordeelde bij behoud van de bestaande toestand tot op het hoger beroep is beslist, zwaarder weegt dan het belang van zijn wederpartij bij (voortzetting van) de tenuitvoerlegging van de beschikking.
(iii) Bij deze afweging moet worden uitgegaan van de bestreden beslissing en van de daaraan ten grondslag liggende vaststellingen en oordelen, en blijft de kans van slagen van het hoger beroep in beginsel buiten beschouwing.
(iv) Indien de rechtbank in eerste aanleg een gemotiveerde beslissing heeft gegeven over de uitvoerbaarverklaring bij voorraad, zal de verzoeker die wijziging van deze beslissing wenst, aan zijn verzoek ten grondslag moeten leggen een kennelijke juridische of feitelijke misslag in de bestreden uitspraak dan wel feiten en omstandigheden die bij die beslissing niet in aanmerking konden worden genomen doordat zij zich eerst na de uitspraak hebben voorgedaan, en die kunnen rechtvaardigen dat van die eerdere beslissing wordt afgeweken.
( v) Indien de rechtbank in eerste aanleg geen gemotiveerde beslissing heeft gegeven op de vordering tot uitvoerbaarverklaring bij voorraad, geldt de hiervoor onder (iv) vermelde eis niet en moet worden beslist met inachtneming van het hiervoor onder (i) tot en met (iii) vermelde.
3.5
Het hof stelt vast dat de rechtbank niet een gemotiveerde beslissing heeft gegeven over de uitvoerbaarheid bij voorraad, zodat het hof zal beslissen met inachtneming van het vermelde onder (i) tot en met (iii).
3.6
De vrouw verzoekt de werking van de bestreden beschikking te schorsen voor wat betreft de vervangende toestemming om de minderjarige op de basisschool [basisschool in woonplaats vader] te [woonplaats vader] in te schrijven. Het hof heeft de vrouw voorgehouden dat, indien het hof de schorsing van de werking van de bestreden beschikking beveelt, dit niet tot gevolg zal kunnen hebben dat de minderjarige reeds daarom zou kunnen worden ingeschreven op [basisschool in woonplaats moeder] te [woonplaats moeder] , nu met betrekking tot die inschrijving alleen een verzoek in de hoofdzaak voorligt.
3.7
De vrouw heeft zich beroepen op een juridische misslag omdat uitsluitend het belang van de minderjarige in aanmerking moet worden genomen voor wat betreft de schoolkeuze. Het hof is van oordeel dat de rechtbank de belangen van de minderjarige in haar oordeel heeft betrokken. Dat de rechtbank daarnaast belangen van de ouders in haar overwegingen heeft betrokken betekent niet dat de bestreden beschikking een juridische misslag bevat. De vrouw vindt dat de belangenafweging anders behoort uit te vallen dan in de bestreden beschikking is weergegeven, maar dat bezwaar van de vrouw in de beslissing over de hoofdzaak aan de orde te behoort komen. Het hof is van oordeel dat voorshands niet is gebleken dat de belangenafweging door de rechtbank zo zeer onjuist dan wel onbegrijpelijk is, dat daarom de werking van de bestreden beschikking op dit punt moet worden geschorst.
3.8
Het hof zal het verzoek van de vrouw daarom afwijzen. Het hof ziet geen grond om de vrouw in de kosten van de schorsingsprocedure te veroordelen en zal die kosten compenseren.
3.9
De behandeling van de hoofdzaak zal worden voortgezet op een nader te bepalen tijdstip, waarvoor partijen nog afzonderlijk een oproep zullen ontvangen.

4.De beslissing

Het hof:
wijst het verzoek van de vrouw af;
compenseert de proceskosten in de schorsingszaak aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;
bepaalt dat de behandeling van de hoofdzaak zal worden voortgezet op een nader te bepalen tijdstip, waarvoor partijen nog afzonderlijk een oproep zullen ontvangen.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E.A. Mink, A.E. Sutorius-van Hees en A. Zonneveld, bijgestaan door mr. N. Metalsi als griffier, en is op 15 augustus 2018 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.