ECLI:NL:GHDHA:2017:3731
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot faillietverklaring op basis van pluraliteitsvereiste
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 19 december 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep over het verzoek van de Staat der Nederlanden (Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid) om [geïntimeerde] in staat van faillissement te verklaren. De rechtbank Den Haag had eerder, op 27 juni 2017, dit verzoek afgewezen. De Staat stelde dat er sprake was van een steunvordering in de vorm van een schuld van [geïntimeerde] aan de Belastingdienst, die onderdeel is van de Staat der Nederlanden. De rechtbank oordeelde dat de Staat en de Belastingdienst geen te onderscheiden rechtspersonen zijn, waardoor niet voldaan was aan het pluraliteitsvereiste voor faillietverklaring.
Tijdens de mondelinge behandeling op 12 december 2017 was [geïntimeerde] niet verschenen, ondanks een behoorlijke oproeping. Het hof bevestigde de overwegingen van de rechtbank en stelde dat voor een faillietverklaring vereist is dat de schuldenaar meer dan één schuldeiser heeft. In dit geval was er slechts één schuldeiser, de Staat, die zowel de Belastingdienst als het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid vertegenwoordigt. Het hof concludeerde dat de Ontvanger, die belast is met de invordering van rijksbelastingen, niet als een afzonderlijke crediteur kan worden beschouwd voor het pluraliteitsvereiste.
Het hof bekrachtigde de beschikking van de rechtbank, waarbij werd vastgesteld dat [geïntimeerde] in feite in een situatie verkeert waarin zij heeft opgehouden te betalen, maar dat dit niet voldoende was voor faillietverklaring gezien het ontbreken van meerdere schuldeisers. De uitspraak benadrukt het belang van het pluraliteitsvereiste in faillissementszaken en de rol van de verschillende onderdelen van de Staat in het proces.