Uitspraak
“(…), zoals net op jouw voicemail ingesproken annuleren wij de afspraak voor morgenochtend. Zoals door de bedrijfsarts aangeraden zou een mediator bij het gesprek aanwezig moeten zijn maar helaas hebben wij daar niets meer over gehoord. Graag plannen wij een andere afspraak en horen wij ruim van tevoren wie de mediator is”. Hierop heeft Fioretti geantwoord:
“Het was nog niet onze intentie om morgen al een mediator erbij te hebben. We zullen morgen met een voorstel komen over welke mediator en een datumvoorstel na de vakantie”.
4.CONCLUSIE
De zaak kan inhoudelijk besproken worden tijdens de mediation. Tijdens de mediation kan en mag [verzoekster] alles aangeven m.b.t. het pesten en de situatie op het werk. Er kunnen dan gezamenlijk afspraken gemaakt worden”. Hierop wordt door de gemachtigde van [verzoekster] bij e-mailbericht van 26 september 2016 gereageerd, waarbij deze aangeeft dat het toegezonden verslag onvolledig is en onjuistheden bevat. Hij merkt verder op dat er wel degelijk een deugdelijke reden is, te weten het oordeel van de behandelend psychiater van [verzoekster] , om wel gesprekken te willen aangaan, maar geen mediation te starten. Verder wordt opgemerkt dat het van belang is dat [verzoekster] gelegenheid krijgt tot rust te komen.
Werknemer is wel bereid om met elkaar in gesprek te gaan zonder voor geheimhouding te tekenen, echter dit is eerder gebeurd en heeft niet geleid tot een oplossing”. De UWV verzekeringsarts bericht desgevraagd aan de arbeidsdeskundige dat er sinds juni 2016 geen medische redenen aanwezig zijn op grond waarvan [verzoekster] niet kan deelnemen aan een mediationtraject. Het oordeel van het UWV van 25 oktober 2016 luidt als volgt:
4.CONCLUSIE
Ik heb u allen gevraagd of u dit als een probleem zag in het kader van de onafhankelijkheidseis voor een mediator in mediation. Uiteraard ben ik onafhankelijk van beide personen (en u allen), maar het gaat er om dat u geen twijfel hierover hebt of krijgt. Indien dat namelijk wel zo is zou dat de mediation kunnen belemmeren en dat is nu juist precies niet de bedoeling. Voor de directie was dit geen belemmering. Mevrouw [verzoekster] heeft aangegeven dit met de heer Sturkenboom te zullen bespreken”.
Wanneer ik (…) mij uitlaat over een ervaring met mevrouw Dietvorst, beoordeelt u mijn uitlating over deze situatie – waarbij u niet aanwezig was – vanuit uw kennis van het privéleven van mevrouw Dietvorst. U oordeelt dat het “onmogelijk” is dat mevrouw Dietvorst zo gereageerd kan hebben en beargumenteert dit met kennis uit uw privéleven, namelijk dat zij […] . U neemt haar hierbij in bescherming op basis van empathie over wat haar is overkomen en u spreekt daarmee vanuit deze kennis direct en nog wel in de intake een oordeel uit over de door mij geleverde input. Gezien de opstelling van school na mijn ziekmelding en de betrokkenheid hierbij van mevrouw Dietvorst als de jurist van school is uw onpartijdigheid als mediator daarmee voor mij niet boven iedere twijfel verheven. (…). Ofschoon ik in vertrouwen het gesprek met u ben aangegaan, kan ik niet anders concluderen dan dat u gegeven het vorenstaande - anders dat u stelt – voor mij niet voldoet aan de eis van onpartijdigheid voor een mediator in deze mediation. Uw opmerking en empathie voor het privé-leven van mevrouw Dietvorst als beoordeling van mijn input en de twijfel aan mijn uitspraken nog in het intakegesprek getuigen van een (schijn van) vooringenomenheid en zijn voor mij een belemmering die het uitgangspunt van het starten van de mediation onder uw leiding ondermijnen. En dat is – zoals u zelf schrijft – nu juist precies niet de bedoeling. Omdat ook ik met elkaar wil onderzoeken en bespreken wat er aan de hand is en wat er met elkaar moet worden opgelost, zal ik maandag 21 november contact opnemen met [medewerkster] van P&O om een keuze te maken voor een andere mediator waarbij door mij de mogelijkheid wordt meegegeven om de rechtbank te verzoeken een onafhankelijke en onpartijdige mediator in deze aan te wijzen”.
“Ik zal uw wens tot een rechtbankmediator bij uw werkgever ondersteunen”. Vervolgens maakt de mediator in een e-mailbericht van 20 november 2016 aan Fioretti bekend dat zij haar opdracht terug geeft. Naar aanleiding hiervan bericht de gemachtigde van Fioretti op 23 november 2016 aan de gemachtigde van [verzoekster] dat een ontbindingsverzoek wordt voorbereid. De gemachtigde van [verzoekster] heeft hierop bij e-mailbericht van 30 november 2016 gereageerd en uiteengezet wat de achtergronden zijn van de mening van [verzoekster] dat de laatste mediator niet onpartijdig was. Voorts verzoekt hij om heroverweging van het standpunt en vraagt hij om nader bericht over de vraag of Fioretti de rechtbank gaat verzoeken een mediator aan te wijzen. Fioretti is vervolgens overgegaan tot indiening van een ontbindingsverzoek.
“Op dit moment is mediatie niet mogelijk omdat dit voor haar te belastend is. Zowel emotioneel als cognitief is zij daar niet toe in staat. De door de school verplicht gestelde geheimhouding maakt de situatie niet beter en maakt dat de standpunten zich verharden. Dit zorgt ervoor dat zij toenemend slechter gaat functioneren”.
inclusief(cursivering hof) de geheimhoudingsbepaling mee te kunnen werken. Zowel de bedrijfsarts als de arbeidsdeskundigen hebben daarbij overleg gevoerd met [verzoekster] en haar bezwaren meegewogen.
De door de school verplicht gestelde geheimhouding maakt de situatie niet beter en maakt dat standpunten zich verharden”. Weliswaar schrijft Oudemans in die brief dat mediation op dat moment te belastend is, maar uit niets blijkt dat dit ook gold voor de periode daarvoor, terwijl [verzoekster] vanaf mei 2016 weigerachtig was om medewerking te verlenen aan de mediation (onder geheimhouding). Het hof kan op basis hiervan niet concluderen dat er sprake was van de door [verzoekster] gestelde medische beperking die haar zou belemmeren om in te stemmen met mediation onder geheimhouding. Daarbij overweegt het hof verder dat de door Fioretti voorgestane geheimhouding bij de mediation een gebruikelijk beding is dat ertoe dient dat hetgeen in het kader van mediation wordt besproken vertrouwelijk is en blijft, zowel in het belang van de werkgever als in het belang van de werknemer, zeker als er sprake is van een arbeidsconflict zoals in het onderhavige geval.
Werknemer is wel bereid om met elkaar in gesprek te gaan zonder voor geheimhouding te tekenen, echter dit is eerder gebeurd en heeft niet geleid tot een oplossing”. Uit het deskundigenoordeel blijkt immers niet dat hier doorslaggevende betekenis aan is toegekend. Het hof overweegt verder dat het deskundigenoordeel van UWV van 25 oktober 2016 is opgesteld door een – van partijen – onafhankelijke derde, gespecialiseerd in het beantwoorden van vragen op het gebied van arbeidsongeschiktheid, passend werk en re-integratie-inspanningen. Dat de arbeidsdeskundige dan wel de verzekeringsarts geen psychiater is, doet aan die deskundigheid niet af. [verzoekster] heeft verder niet gemotiveerd waarom het de arbeidsdeskundige niet zou zijn toegestaan de mediation met geheimhouding niet als “externe stress te kwalificeren”, voor zover dat al is geschied. Dit bezwaar van [verzoekster] tegen het deskundigenoordeel wordt dan ook verworpen. Gelet op het voorgaande kent het hof doorslaggevende betekenis toe aan het deskundigenoordeel van het UWV van 25 oktober 2016 en neemt dit oordeel van de deskundige over, hetgeen er op neer komt dat er geen medische redenen waren voor [verzoekster] en zij geen deugdelijke grond had om vanaf juni 2016 niet mee te werken aan de mediation en de door haar uitgevoerde re-integratie-inspanningen op grond hiervan niet voldoende zijn geweest.
Je hebt ook nog een lijk in de kast. Daar kom je niet mee weg. Niet over de rug van mijn gezondheid”, hetgeen evenmin bijdraagt aan een goede verhouding tussen partijen.
aannemenvan deze grond is niet van belang aan wie te wijten is dat de verhoudingen zijn verstoord. Wel kan van belang zijn of de werkgever een verstoring van de verhoudingen heeft gecreëerd met het uitsluitend doel een ontbinding van de arbeidsovereenkomst te forceren op de g-grond. Naar het oordeel van het hof is dit niet het geval. Het hof heeft niet kunnen vaststellen dat de kwestie rond de beoordeling van [verzoekster] in 2014 enige rol van betekenis heeft gespeeld in het twee jaar later ontstane conflict en laat dit daarom hier buiten beschouwing. Fioretti heeft zeer veel geduld met [verzoekster] betracht, is eerst na gesprekken en correspondentie over gegaan tot het opschorten en daarna stopzetten van het loon, heeft tot twee keer toe een deskundigenoordeel aangevraagd en is blijven aandringen op mediation, ook toen [verzoekster] zich op het onjuiste standpunt bleef stellen dat van haar geen mediation met geheimhouding verlangd kon worden. Ook is onvoldoende gesteld of gebleken dat Fioretti met het ontbindingsverzoek beoogt te ontkomen aan het door [verzoekster] gewenste onderzoek naar pesten. Fioretti heeft in het verslag van het gesprek van 12 september 2016 immers toegezegd dat hierover tijdens de mediation afspraken kunnen worden gemaakt.