In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [X] B.V. tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag met betrekking tot een naheffingsaanslag voor de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (BPM) en een boetebeschikking. De belanghebbende had aangifte gedaan voor de BPM van een Cadillac CTS 2.0T en een bedrag van € 6.756 voldaan. De inspecteur legde echter een naheffingsaanslag op van € 13.595 en een boete van € 1.358. De rechtbank vernietigde de boetebeschikking, maar handhaafde de naheffingsaanslag. De belanghebbende ging in hoger beroep, waarbij de vraag centraal stond of de auto als nieuw of gebruikt moest worden aangemerkt voor de BPM-heffing. Het Hof oordeelde dat de auto als nieuw moest worden beschouwd, omdat deze na vervaardiging niet of nauwelijks in gebruik was geweest. De registratie van de auto vond plaats op 6 november 2015, wat ook de datum van eerste toelating op de weg was. Het Hof bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond. De proceskosten werden niet toegewezen.