In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 18 mei 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep over een naheffingsaanslag in de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (BPM) die aan belanghebbende was opgelegd. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de auto van belanghebbende als nieuw moest worden aangemerkt voor de BPM, wat door het hof werd bevestigd. Belanghebbende had een personenauto gekocht bij een Duitse dealer, die in 2015 was gefabriceerd, en had deze geregistreerd in Nederland. De naheffingsaanslag van € 11.687 was opgelegd omdat de inspecteur van de Belastingdienst van mening was dat de auto als nieuw moest worden aangemerkt, terwijl belanghebbende betoogde dat het een gebruikte auto was. Het hof oordeelde dat de auto, gezien de kilometerstand en het moment van registratie, als nieuw moest worden aangemerkt. Het hof verwierp ook het beroep van belanghebbende op een lager BPM-tarief uit 2015, omdat de auto niet in dat jaar was geregistreerd. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en het hof oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.