In deze zaak, die werd behandeld door het Gerechtshof Den Haag, ging het om een hoger beroep van N.V. Haagse Milieu Services (HMS) tegen een beschikking van de rechtbank Den Haag. Het hoger beroep werd ingesteld op 21 oktober 2015, tegen een eerdere beschikking van 21 september 2015. De zaak viel onder de Wet Werk en Zekerheid (WWZ). Tijdens de mondelinge behandeling op 11 december 2015 bereikten partijen een schikking. Na de wettelijke bedenktijd, zoals vastgelegd in artikel 7:670b BW, heeft HMS haar hoger beroep ingetrokken, wat door de verweerder werd goedgekeurd. Het hof oordeelde dat de intrekking van het hoger beroep leidde tot niet-ontvankelijkheid van HMS in haar hoger beroep. De beslissing werd op 19 januari 2016 uitgesproken, waarbij het hof de kosten van het hoger beroep compenseerde, zodat iedere partij haar eigen kosten droeg.
De uitspraak benadrukt het belang van de wettelijke bedenktijd in het kader van schikkingen en de gevolgen van het intrekken van hoger beroep. Het hof bevestigde dat de intrekking van het hoger beroep, in overeenstemming met de wet, leidde tot de niet-ontvankelijkheid van HMS. Dit is een belangrijke uitspraak in het kader van de Wet Werk en Zekerheid, die de rechtspositie van partijen in arbeidszaken beïnvloedt.