ECLI:NL:GHDHA:2016:3905

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
27 december 2016
Publicatiedatum
27 december 2016
Zaaknummer
22-001597-16
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor belaging met e-mailberichten aan ex-echtgenote en haar omgeving

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 27 december 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere veroordeling van de verdachte voor belaging. De verdachte heeft gedurende een periode van meer dan zes maanden zijn ex-echtgenote, aangeduid als [slachtoffer], lastiggevallen door haar en haar omgeving te bestoken met e-mailberichten. Deze berichten bevatten grievende en kwetsende inhoud, gericht op het ondermijnen van de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer. De verdachte werd in eerste aanleg veroordeeld tot een taakstraf van 50 uren, met als alternatief 25 dagen hechtenis, en een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand met een proeftijd van twee jaar, inclusief een contactverbod.

In hoger beroep heeft het hof de ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie beoordeeld, waarbij de verdediging aanvoerde dat er sprake was van een niet-toelaatbare inhaaldagvaarding. Het hof oordeelde dat de dagvaarding niet als zodanig kon worden aangemerkt, omdat er geen onherroepelijk vonnis was gewezen op basis van de eerdere dagvaarding. Het hof concludeerde dat de verdachte op een eerlijke manier was berecht en dat er geen schending van de procesorde had plaatsgevonden.

De tenlastelegging omvatte het stelselmatig inbreuk maken op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer door het versturen van e-mailberichten met kwetsende inhoud. Het hof achtte de belaging bewezen en legde de verdachte een taakstraf op, evenals een voorwaardelijke gevangenisstraf met een contactverbod. De vordering van de benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard, omdat deze zich reeds tot de civiele rechter had gewend. Het hof benadrukte de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer, wat leidde tot de opgelegde straffen.

Uitspraak

Rolnummer: 22-001597-16
Parketnummer: 09-002577-16
Datum uitspraak: 27 december 2016
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag van 29 maart 2016 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats],
adres: [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 13 december 2016.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het ten laste gelegde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 50 uren, subsidiair 25 dagen hechtenis, alsmede een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één maand met een proeftijd van twee jaren, met als bijzondere voorwaarde een contactverbod zoals nader omschreven in het vonnis waarvan beroep. Tevens is beslist op de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij als nader omschreven in het vonnis waarvan beroep.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Ontvankelijkheid Openbaar Ministerie
Inhaaldagvaarding
De raadsman heeft betoogd dat de politierechter ten onrechte de officier van justitie ontvankelijk heeft verklaard in de vervolging, nu sprake zou zijn geweest van een niet-toelaatbare zogenaamde inhaaldagvaarding. Het hof overweegt ter zake het navolgende.
Uit de rechtspraak en literatuur kan worden afgeleid dat met een inhaaldagvaarding wordt gedoeld op een dagvaarding die wordt uitgebracht ter zake van hetzelfde feit als waarop een al eerder uitgebrachte dagvaarding betrekking heeft, terwijl naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting dat volgde op die eerdere dagvaarding nog niet een onherroepelijk vonnis is gewezen. In het arrest van de Hoge Raad van 15 februari 1949 (NJ 1949, 305) werd geoordeeld dat deze handelwijze in zijn algemeenheid in strijd was met de in bepaalde artikelen vastgelegde procesgang. In bepaalde gevallen is het uitbrengen van een dergelijke inhaaldagvaarding echter wel toegestaan. Het hof verwijst daarbij onder meer naar het arrest van de Hoge Raad van 12 mei 1985 (NJ 1986, 676).
In het onderhavige geval is gebleken dat:
- op 6 januari 2016 aan de verdachte een dagvaarding met parketnummer 09-002577-16 (aanmaakdatum 5 januari 2016) is betekend; deze dagvaarding is op 12 februari 2016 weer ingetrokken;
- op 25 februari 2016 is aan de verdachte een dagvaarding met parketnummer 09-016901-16 (aanmaakdatum 19 februari 2016) betekend; deze dagvaarding is op 29 maart 2016, kort voor aanvang van de terechtzitting in eerste aanleg op diezelfde dag ingetrokken;
- op 25 februari 2016 is aan de verdachte tevens een dagvaarding met parketnummer 09-002577-16 (aanmaakdatum 19 februari 2016) betekend; op deze dagvaarding is door de politierechter recht gedaan.
Uit de beide aktes van uitreiking d.d. 25 februari 2016 leidt het hof af dat de dagvaarding met parketnummer 09-016901-16 en de dagvaarding met parketnummer 09-002577-16 (aanmaakdatum 19 februari 2016) bij één en hetzelfde contactmoment aan de verdachte zijn aangeboden. Op de akte van uitreiking van de dagvaarding met parketnummer 09-016901-16 staat namelijk een betekeningstijdstip vermeld dat is gelegen op dezelfde dag maar 1 minuut vóór het tijdstip zoals vermeld op de akte van uitreiking van de dagvaarding met parketnummer 09-002577-16 (aanmaakdatum 19 februari 2016). De raadsman leidt onder meer hieruit af dat de dagvaarding met parketnummer 09-002577-16 (aanmaakdatum 19 februari 2016) moet worden beschouwd als een “inhaaldagvaarding” ten opzichte van de dagvaarding met 09-016901-16.
Het hof volgt deze conclusie van de raadsman niet, omdat deze naar het oordeel van het hof in het onderhavige geval teveel betekenis toekent aan het zeer geringe verschil qua betekeningstijdstip van de onderscheiden dagvaardingen. Op basis van de feiten zoals hiervoor weergegeven lijkt het gegeven dat de ene dagvaarding iets eerder is betekend dan de andere veeleer het gevolg van een toevalligheid dan van een bewuste beslissing. Het hof concludeert dan ook dat moet worden aangenomen dat in casu feitelijk sprake is geweest van twee gelijktijdig betekende dagvaardingen, welke tegen eenzelfde zittingsdag voor een zelfde gerecht oproepen.
Het hof constateert voorts dat in de dagvaarding onder 09-016901-16 (aanmaakdatum 19 februari 2016) in de tenlastelegging een aantal feitelijke gedragingen is omschreven, welke omschrijvingen blijken te zijn toegesneden op de delictsomschrijvingen van smaad (artikel 261 Sr) en subsidiair belediging (artikel 266 Sr). In de dagvaarding met parketnummer 09-002577-16 (aanmaakdatum 19 februari 2016) zijn in de tenlastelegging nagenoeg dezelfde feitelijke gedragingen omschreven, maar deze zijn hier echter toegesneden op de delictsomschrijving van belaging (artikel 285b Sr). Het hof stelt vast dat de delicten smaad en belediging in het Wetboek van Strafrecht zijn opgenomen onder de titel XVI (Belediging) en beogen de morele integriteit te beschermen. Het delict belaging is daarentegen opgenomen in titel XVIII (Misdrijven tegen de persoonlijke vrijheid), welke titel bescherming beoogt te bieden tegen wederrechtelijke inbreuken op de persoonlijke vrijheid. Reeds vanwege dit verschil in te beschermen rechtsbelangen tussen smaad en belediging enerzijds en belaging anderzijds kan niet worden gezegd dat genoemde dagvaardingen “hetzelfde feit” als bedoeld in artikel
68 Sr behelzen. Ook hierom dient het verweer dat sprake zou zijn van een “inhaaldagvaarding” te worden verworpen.
Uit het voorgaande blijkt voorts dat er op het moment van betekenen van de beide dagvaarding(en), 25 februari 2016, en derhalve ook op het moment van uitbrengen van de dagvaarding met parketnummer 09-002577-16 (aanmaakdatum 19 februari 2016), nog geen terechtzitting op basis van de dagvaarding met parketnummer 09-016901-16 had plaatsgevonden. Ook om deze reden kan derhalve niet worden aangenomen dat de dagvaarding met parketnummer 09-002577-16 (aanmaakdatum 19 februari 2016) moet worden beschouwd als een “inhaaldagvaarding” zoals hiervoor omschreven, ten opzichte van de dagvaarding met parketnummer 09-016901-16.
Tenslotte constateert het hof dat de dagvaarding met parketnummer 09-016901-16 door de officier van justitie was ingetrokken (kort) voor aanvang van de behandeling ter terechtzitting in eerste aanleg, zodat op het moment waarop de terechtzitting in eerste aanleg een aanvang nam alleen nog de dagvaarding met parketnummer 09-002577-16 (aanmaakdatum 19 februari 2016) aan de orde was. Het hof constateert in dit verband verder dat uit het proces-verbaal van de terechtzitting in eerste aanleg blijkt dat het de verdachte (en zijn raadsman) ten tijde van de terechtzitting in eerste aanleg volstrekt duidelijk was ter zake van welke strafrechtelijke verdenking (in casu: belaging) hij zich diende te verantwoorden. Hij heeft zich ter zake ook inhoudelijk verweerd. Hoewel aan de verdachte kan worden toegegeven dat voormelde gang van zaken met betrekking tot het uitbrengen van de dagvaardingen en het vervolgens weer intrekken daarvan bepaald niet de indruk geeft dat ter zake door het Openbaar Ministerie strak georganiseerd en gestructureerd is gehandeld, is ook overigens niet gesteld of gebleken dat de verdachte daardoor in enig in rechte te respecteren belang geschaad zou zijn.
Samenvattend is het hof dan ook van oordeel dat de dagvaarding met parketnummer 09-002577-16 (aanmaakdatum 19 februari 2016) niet kan worden aangemerkt als een rechtens niet toegestane “inhaaldagvaarding”. Voorts is het hof van oordeel dat verdachte’s berechting op basis van deze dagvaarding niet strijdig is of is geweest met de goede procesorde, een ordentelijke procesgang of verdachte’s recht op een eerlijk proces. Het hof ziet dan ook geen gronden voor het oordeel dat de officier van justitie in eerste aanleg niet-ontvankelijk had moeten worden verklaard, en verwerpt mitsdien het tot een andere conclusie strekkende verweer van de raadsman.
Bezwaarschrift tegen de dagvaarding
De raadsman van verdachte heeft aangevoerd dat de verdachte tegen de dagvaardingen in de strafzaken met parketnummers 09-002477-16 en 09-016901-16 telkens een bezwaarschrift heeft ingediend. Ter terechtzitting in eerste aanleg is gesproken over één van de bezwaarschriften en vastgesteld dat daaraan het belang is komen te ontvallen, nu de dagvaarding in de strafzaak met parketnummer 09-016901-16 kort voor aanvang van de zitting door de officier van justitie bleek te zijn ingetrokken.
Dat zou volgens de raadsman betekenen dat in de onderhavige strafzaak met parketnummer 09-002477-16 niet is beslist op het bezwaarschrift voor aanvang van het onderzoek ter terechtzitting en dat de politierechter de officier van justitie niet ontvankelijk had moeten verklaren in zijn vordering. Dat betekent voorts dat het hof het vonnis zou moeten vernietigen, het onderzoek ter terechtzitting ongeldig zou moeten verklaren en de zaak zou moeten terugwijzen naar de rechtbank Rotterdam om de zaak op de bestaande dagvaarding opnieuw af te doen.
Het hof stelt in dit verband het volgende vast. In het dossier bevindt zich een Akte Indiening Bezwaarschrift, gedateerd 11 januari 2016 en gericht tegen de dagvaarding met parketnummer 09-002577-16 met daaraan gehecht een brief van verdachte met dezelfde datum. Verder bevindt zich in het dossier een geschrift, zijnde een afschrift van een Beschikking van de rechtbank Den Haag met parketnummer 09-016901-16, waarin wordt bepaald dat het bezwaarschrift niet ontvankelijk wordt verklaard. Verder bevindt zich in het dossier een brief van verdachte, ongedateerd, doch kennelijk ontvangen op 11 juli 2016, waarin verdachte aangeeft dat de beschikking ernstige fouten bevat, waaronder een verkeerd parketnummer. In het proces-verbaal van de zitting van de politierechter in de zaak met parketnummer 09-002577-16 staat vermeld: “De raadsman deelt mede dat het bezwaarschrift buiten beschouwing kan blijven omdat er met de intrekking van de dagvaarding met parketnummer 09-016901-16 geen grondslag meer bestaat voor het bezwaar.” Tenslotte heeft de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep op 13 december 2016 verklaard dat hij één (1) bezwaarschrift heeft ingediend en dus niet in beide zaken, zoals door de raadsman in zijn pleidooi is gesteld.
Het hof overweegt dat het onder deze omstandigheden niet anders kan zijn dan dat de vermelding van het parketnummer 09-016901-16 in de beschikking op het bezwaarschrift tegen de dagvaarding berust op een kennelijke verschrijving. Kennelijk was immers bedoeld: parketnummer 09-002577-16. Derhalve was reeds voor aanvang van de inhoudelijke behandeling in de onderhavige (bodem)strafzaak een beslissing genomen op het bezwaarschrift. Het verweer van de raadsman mist daarmee feitelijke grondslag. Het hof verwerpt het verweer.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2015 tot en met 22 december 2015 te Ouderkerk aan den IJssel, gemeente Krimpenerwaard en/of te Nieuwerkerk aan den IJssel, gemeente Zuidplas, in elk geval in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer], in elk geval van een ander, met het oogmerk die [slachtoffer], in elk geval die ander te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen, door
meermalen e-mailberichten te sturen naar
- [ slachtoffer] en/of [persoon 1] (huidige partner van die [slachtoffer]) en/of
- [ kind 1] en/of [kind 2] (kinderen van die [slachtoffer]) en/of
- de ouders van die [slachtoffer] en/of [persoon 2] (broer van die [slachtoffer]) en/of
- [ persoon 3] (schoonzus van die [slachtoffer]) en/of
- de moeder van die [verdachte] en/of de broer en/of schoonzus van die [verdachte] en/of
- [ persoon 4] en/of [persoon 5], en/of [persoon 6] en/of [persoon 7] en/of [persoon 8] en/of [persoon 9] en/of [persoon 10] en/of [persoon 11] (vriend(en) van die [slachtoffer] en/of [verdachte])
met daarin onder meer een inhoud van de volgende aard of strekking:
- ' Maar nu weet ik dat jij een achterlijke afwijking heb, namelijk NPS';
- ' Je hebt al een oud vrouwtje de dood ingejaagd';
- ' Er is voor deze mensen geen genezing en dat is aan [slachtoffer] verteld bij diverse onderzoeken, daarom heeft ze net zo lang gezocht tot iemand het wel kon, na de derde afwijzing doorafgestudeerde mensen was [slachtoffer] het nog niet eens met hun bevindingen en is naar een alternatieve genezer geweest in uiterste poging om aan te tonen dat iemand haar moest geloven dat het niet aan haar lag dat ze 100 baantjes gehad heeft en dat het niet aan haar ligt dat niemand haar aanneemt..';
- ' Deze dame is een doortrapte dief die ten koste van iedereen haar gewin haalt';
-'Noemde jou jaren geleden al een narcist toen werd je boos... maar ik had het wel bij het rechte eind....';
- ' Zij heeft zich maar met 3 dingen bezig gehouden en dat is stelen, liegen en bedriegen';
- ' Weet nu wat ze mankeert en pak haar dan ook aan op een manier waardoor ze vandaag of morgen door de mand valt en dan valt ze diep...';
- ' Voor de meesten zit het gelukkig in de doofpot, helaas niet voor mij de afgelopen 3 jaar, uit overzichten van onze gezamenlijke rekening is gebleken dat [slachtoffer] zeer veel geld heeft ontvreemd';
en/of
meermalen e-mailberichten te sturen naar
- [ slachtoffer] en/of [verbalisant] (betrokken verbalisant) en/of
- [ persoon 12] (personeelsfunctionaris en/of werkgever van die [slachtoffer]) en/of [persoon 13] ([waarnemend directeur Stichting huisartsendiensten]), en/of
- [ e-mail adres 1] (huisarts van die [slachtoffer]) en/of
- [ persoon 14] (makelaar van die [slachtoffer] en/of [verdachte]) en/of
- [ e-mail adres 2] (advocaat van die [slachtoffer] en/of [verdachte]) en/of [e-mail adres 3] (advocaat van die [slachtoffer] en/of [verdachte]) en/of [persoon 15] (notaris van die [slachtoffer] en/of [verdachte])en/of
- [ e-mail adres 4] (kopers van het huis van die [verdachte] en/of die [slachtoffer]) en/of
- fiod.fraudemelden@belastingdienst.nl
met daarin onder meer een inhoud van de volgende aard of strekking:
- ' Geachte FIOD, Mocht u eerder iets ontdekken dan ik met de moeizame beslaglegging, die helaas alleen op die data uitgevoerd word en eerder opgezegde rekeningen zoals die bij de ABNAMRO niet aangeven, welk gerechtelijk pad moet ik dan bewandelen om inzage te krijgen ?? Tenslotte gaat het hier om van mij gestolen geld...';
- ' Deze dame liegt en bedriegt een ieder en heeft een medisch dossier waar alles al in is vastgelegd vanaf 1991!! Uit dit dossier blijkt dat deze dame NPS heeft. Een nare aandoening en nog vervelender om mee te leven helaas';
- ' Voor mij zit ze in het rijtje, 1. piloot bij een Duitse maatschappij' 2.'Iemand met een wapenvergunning die graag winkelt in Alphen';
- ' Privé heeft ze hele nare dingen gedaan, sms terreur met dodelijke afloop zelfs binnen de familie/vriendenkring van mijn broer.. Praat ik nog niet eens van de diefstal binnen het huwelijk van een aanzienlijk bedrag dat in de tonnen loopt over een periode van 28 jaar';
-'Ik steel en overleef, het motto van [slachtoffer]';
-'Smaad? Laster? echt niet, het is de waarheid en staat vastgelegd in een minimaal 25 jaar oud medisch dossier waar zo onderhand iedereen de inhoud van kent op medisch gebied maar waar niemand de partner en de kinderen van op de hoogte heeft gebracht..'
-'Dus bij deze een officiële melding van een NPS patiënt met diverse persoonlijkheden om kracht bij te zetten aan de komende zaak voor het gerecht om aan te tonen dat deze dame GEK is....';
- '[ Slachtoffer], je brand straks af tot aan de grond.... met je gestolen geld en verzwegen bankrekeningen bij huwelijkse voorwaarden';
en/of
'het indienen van een klacht bij het Medisch Tuchtcollege Den Haag tegen [persoon 12] met het verwijt dat zij na meerdere waarschuwingen geen aanstoot neemt aan de pogingen van die [verdachte] om aan te tonen dat zij personeel in dienst heeft die een zwaar wegend medisch dossier hebben lopen vanaf 1991.... Met name [slachtoffer]'.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet geheel verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op meerdere tijdstippen in de periode van
25 februari2015 tot en met 22 december 2015 te Ouderkerk aan den IJssel, gemeente Krimpenerwaard en/of te Nieuwerkerk aan den IJssel, gemeente Zuidplas, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer] met het oogmerk die [slachtoffer] te dwingen iets te dulden door
meermalen e-mailberichten te sturen naar
- [ slachtoffer] en [persoon 1](huidige partner van die [slachtoffer]) en
- [ kind 1] en/of [kind 2] (kinderen van die [slachtoffer]) en
- de ouders van die [slachtoffer] en/of [persoon 2] (broer van die [slachtoffer]) en
- [ persoon 3] (schoonzus van die [slachtoffer]) en
- de moeder van die [verdachte] en de broer en/of schoonzus van die [verdachte] en
- [ persoon 4] en [persoon 5], en [persoon 6] en [persoon 7] en [persoon 8] en [persoon 9] en [persoon 10] en [persoon 11] (vriend(en) van die [slachtoffer] en/of [verdachte])
met daarin onder meer een inhoud van de volgende aard of strekking:
- ' Maar nu weet ik dat jij een achterlijke afwijking heb, namelijk NPS';
- ' Je hebt al een oud vrouwtje de dood ingejaagd';
- ' Er is voor deze mensen geen genezing en dat is aan [slachtoffer] verteld bij diverse onderzoeken, daarom heeft ze net zo lang gezocht tot iemand het wel kon, na de derde afwijzing door afgestudeerde mensen was [slachtoffer] het nog niet eens met hun bevindingen en is naar een alternatieve genezer geweest in uiterste poging om aan te tonen dat iemand haar moest geloven dat het niet aan haar lag dat ze 100 baantjes gehad heeft en dat het niet aan haar ligt dat niemand haar aanneemt..';
- ' Deze dame is een doortrapte dief die ten koste van iedereen haar gewin haalt';
-'Noemde jou jaren geleden al een narcist toen werd je boos... maar ik had het wel bij het rechte eind....';
- ' Zij heeft zich maar met 3 dingen bezig gehouden en dat is stelen, liegen en bedriegen';
- ' Weet nu wat ze mankeert en pak haar dan ook aan op een manier waardoor ze vandaag of morgen door de mand valt en dan valt ze diep...';
- ' Voor de meesten zit het gelukkig in de doofpot, helaas niet voor mij de afgelopen 3 jaar, uit overzichten van onze gezamenlijke rekening is gebleken dat [slachtoffer] zeer veel geld heeft ontvreemd';
en
meermalen e-mailberichten te sturen naar
- [ slachtoffer] en [verbalisant] (betrokken verbalisant) en
- [ persoon 12] (personeelsfunctionaris en werkgever van die [slachtoffer]) en [persoon 13] ([waarnemend directeur Stichting huisartsendiensten]), en
- [ e-mail adres 1] (huisarts van die [slachtoffer]) en
- [ persoon 14] (makelaar van die [slachtoffer] en [verdachte]) en
- [ e-mail adres 2] (advocaat van die [slachtoffer] en/of [verdachte]) en [e-mail adres 3] (advocaat van die [slachtoffer] en/of [verdachte]) en/of [persoon 15] (notaris van die [slachtoffer] en/of [verdachte]) en
- [ e-mail adres 4] (kopers van het huis van die [verdachte] en/of die [slachtoffer]) en/of
- fiod.fraudemelden@belastingdienst.nl
met daarin onder meer een inhoud van de volgende aard of strekking:
- ' Geachte FIOD, Mocht u eerder iets ontdekken dan ik met de moeizame beslaglegging, die helaas alleen op die data uitgevoerd word en eerder opgezegde rekeningen zoals die bij de ABNAMRO niet aangeven, welk gerechtelijk pad moet ik dan bewandelen om inzage te krijgen ?? Tenslotte gaat het hier om van mij gestolen geld...';
- ' Deze dame liegt en bedriegt een ieder en heeft een medisch dossier waar alles al in is vastgelegd vanaf 1991!! Uit dit dossier blijkt dat deze dame NPS heeft. Een nare aandoening en nog vervelender om mee te leven helaas';
- ' Voor mij zit ze in het rijtje, 1. piloot bij een Duitse maatschappij' 2.'Iemand met een wapenvergunning die graag winkelt in Alphen';
- ' Privé heeft ze hele nare dingen gedaan, sms terreur met dodelijke afloop zelfs binnen de familie/ vriendenkring van mijn broer.. Praat ik nog niet eens van de diefstal binnen het huwelijk van een aanzienlijk bedrag dat in de tonnen loopt over een periode van 28 jaar';
-'Ik steel en overleef, het motto van [slachtoffer]';
-'Smaad? Laster? echt niet, het is de waarheid en staat vastgelegd in een minimaal 25 jaar oud medisch dossier waar zo onderhand iedereen de inhoud van kent op medisch gebied maar waar niemand de partner en de kinderen van op de hoogte heeft gebracht..'
-'Dus bij deze een officiële melding van een NPS patiënt met diverse persoonlijkheden om kracht bij te zetten aan de komende zaak voor het gerecht om aan te tonen dat deze dame GEK is....';
- '[ Slachtoffer], je brand straks af tot aan de grond.... met je gestolen geld en verzwegen bankrekeningen bij huwelijkse voorwaarden';
en
'het indienen van een klacht bij het Medisch Tuchtcollege Den Haag tegen [persoon 12] met het verwijt dat zij na meerdere waarschuwingen geen aanstoot neemt aan de pogingen van die [verdachte] om aan te tonen dat zij personeel in dienst heeft die een zwaar wegend medisch dossier hebben lopen vanaf 1991.... Met name [slachtoffer]'.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Bewijsoverweging
Door de raadsman van de verdachte is ter terechtzitting in hoger beroep tevens bepleit, althans zo wordt dit door het hof begrepen, dat er geen sprake is van stelselmatigheid van de handelingen van de verdachte en/of van een wederrechtelijke inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van aangeefster. Mitsdien is er in de visie van de raadsman geen sprake van belaging als bedoeld in artikel 285b Sr.
Het hof stelt voorop dat bij de beoordeling van de vraag of sprake is van belaging als bedoeld in artikel 285b Sr van belang zijn de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de gedragingen van de verdachte, de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van het slachtoffer (vgl.
HR 4 november 2014, ECLI:NL:HR:2014:3095).
Het hof is van oordeel dat in casu sprake is van opzettelijk, stelselmatig en wederrechtelijk handelen van de verdachte, gelet op de volgende omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien:
- de aard van de gedragingen, die hebben bestaan uit het vele malen e-mailen van veelal zeer grievend geformuleerde en regelmatig naar vertrouwelijke persoonlijke/medische informatie betreffende aangeefster verwijzende berichten naar aangeefster, meerdere familieleden van haar en van andere personen uit haar persoonlijke- en werkomgeving, zoals haar werkgever en dienstverlenende- en overheidsinstanties;
- de langere duur waarbinnen de handelingen hebben plaatsgevonden, te weten een periode van ruim 9 maanden;
- het feit dat het de verdachte blijkens zijn berichten ging om het uiten van zijn rancune jegens aangeefster, het bemoeilijken van het professioneel functioneren van aangeefster en het verkrijgen van gelden uit de voormalige huwelijksgoederen- gemeenschap waarop hij recht meende te hebben;
- het gegeven dat de verdachte met voormelde gedragingen is doorgegaan, ondanks dat – zo blijkt onder meer ook uit de verklaring van de dochter van verdachte en aangeefster – hem duidelijk moet zijn geweest dat aangeefster daarvan niet gediend was.
Indien de raadsman heeft beoogd te betogen dat van een wederrechtelijke inbreuk op de persoonlijke levenssfeer pas sprake kan zijn, indien de gedragingen doorgaan vanaf een moment waarop aangeefster een zogenaamde anti-stalkingsbrief heeft gezonden waarin zij aangeeft geen verder contact te wensen, verwerpt het hof deze opvatting nu deze geen steun vindt in het recht (vgl. Hoge Raad
2 juni 2015, ECLI:NL:HR:2015:1447).
Indien de raadsman voorts heeft beoogd te betogen dat de gedragingen van de verdachte in de vorm van het zenden van emailberichten in casu niet wederrechtelijk waren, omdat de communicatievorm van emailberichten niet was genoemd in de aan verdachte verzonden “anti-stalkingsbrief” van aangeefster, verwerpt het hof ook dit verweer. Deze “anti-stalkingsbrief” was naar het oordeel van het hof zodanig duidelijk in zijn bewoordingen dat deze redelijkerwijs niet anders is te begrijpen dan dat aangeefster verder verschoond wenste te blijven van grievende, onzakelijke berichten van de zijde van de verdachte, op welke wijze dan ook aan haar en personen uit haar persoonlijke en zakelijke omgeving gecommuniceerd.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:

belaging.

Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich gedurende meerdere maanden schuldig gemaakt aan belaging, zoals in de bewezenverklaring nader omschreven. Hij heeft zijn
ex-echtgenote, [slachtoffer], lastiggevallen door haar maar ook haar familie, persoonlijke contacten en professionele contacten veelvuldig en gedurende een periode van ruim een half jaar e-mailberichten te sturen. Hij heeft zodoende herhaaldelijk inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke taakstraf van na te melden duur alsmede een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Vordering tot schadevergoeding [slachtoffer]
In het onderhavige strafproces heeft [slachtoffer] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële en immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte ten laste gelegde, tot een bedrag van € 2.616,51.
De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte betwist.
Naar het oordeel van het hof dient aansluiting te worden gezocht bij het arrest van de Hoge Raad van 19 februari 2010 (ECLI:NL:HR:2010:BK9031), waaruit volgt dat nu de benadeelde partij zich voor de schade als gevolg van het aan de verdachte ten laste gelegde reeds tot de civiele rechter heeft gewend en de civiele rechter hieromtrent heeft beslist, de benadeelde partij in haar vordering niet kan worden ontvangen.
Het hof zal dan ook bepalen dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in de vordering. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Gelet op de beslissing die ter zake van de vordering van de benadeelde partij zal worden gegeven zal het hof bepalen dat de verdachte en de benadeelde partij ieder hun eigen kosten dragen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 285b van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
50 (vijftig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
25 (vijfentwintig) dagen hechtenis.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) maand.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 2 (twee) jaren dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat het de veroordeelde gedurende de volledige proeftijd verboden is
– direct of indirect – contact te leggen of te laten leggen met [slachtoffer], [moeder van slachtoffer], [persoon 16], [persoon 2], [persoon 17], [persoon 13] en
[persoon 1], zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
Geeft opdracht aan de Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarde en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]

Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] in de vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk en bepaalt dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Dit arrest is gewezen door mr. Chr.A. Baardman,
mr. A. Kuijer en mr. J.T.F.M. van Krieken,
in bijzijn van de griffier mr. L.E.A. Jonkers.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 27 december 2016.