Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
1.[appellante 1],
[appellante 2](voorheen [appellante 2]),
volgen de namen van de contractspartijen bij deze overeenkomst zijnde de vijf partijen in deze zaak]
volgen de namen van de contractspartijen, zijnde de vijf partijen in deze zaak en VWH]
1.ONDERZOEK NAAR HAALBAARHEID CLAIM TEGEN AUDEX
Vaststellingsovereenkomst) in accordance with Article 7:900 Dutch Civil Code (
Burgerlijk Wetboek)’ (hierna: de Vaststellingsovereenkomst VA).
WHEREAS
omzetbelasting or BTW) and are still outstanding (“Claim”). Since the invoices of Audex NL have been outstanding for 2 years or more, VA may face a claim from the Dutch tax authorities for repayment of the amounts of VAT, previously paid by the tax authorities to VA;
schuldvernieuwing). Pursuant to the Novation Agreement, Audex NL no longer has a claim for refund of
contractsoverneming);
contractsoverneming). Part of the Loan is paid off by an amount of EUR 999,999 by VA, as described in the notary letter signed by the Parties, so that at the date of this agreement the outstanding amount of the Loan is EUR 8,353,099.
Grief 1van [appellanten] houdt in dat de rechtbank ten onrechte heeft aangenomen dat de Claim alleen ziet op schade van VWH. [appellanten] wijzen erop dat uit de Overeenkomst blijkt dat met de Claim gedoeld wordt op de vordering jegens Audex in verband met door VA en/of [V] geleden schade als gevolg van de door Audex gebrekkig uitgevoerde
engineering. Met
grief 2betogen [appellanten] dat de Vaststellingsovereenkomst VA inhoudt dat op de Claim is betaald en dat de opschortende voorwaarde van artikel 2.1. van de Overeenkomst dus is vervuld, zodat [geïntimeerden] verplicht zijn Vordering II aan [appellanten] te voldoen. [appellanten] stellen zich verder op het standpunt dat de Claim van VA op Audex (‘C’) gelijk is aan de vordering van de Verwatervennootschappen op VA (‘V’) ofwel in de in de pleitnota van [appellanten] gehanteerde terminologie: V = C, waarbij het in beide gevallen zou gaan om door Audex veroorzaakt(e schade door) meerwerk. Volgens [appellanten] hebben [geïntimeerden] op basis van de Vaststellingsovereenkomst VA méér toebedeeld gekregen dan waar zij recht op zouden hebben gehad indien bij het sluiten van die overeenkomst geen rekening zou zijn gehouden met de Claim. Als de Claim buiten beschouwing zou zijn gelaten, is de Vaststellingsovereenkomst VA niet te begrijpen en komt juist Audex er slecht van af, aldus [appellanten]
Grief 3van [appellanten], tot slot, is gericht tegen de proceskostenveroordeling.
bad engineering(zie pleitnota [appellanten] onder 4.1. en 4.5. en de bijlage bij de pleitnota met uitvergroot diagram met toelichting, alsmede de pleitnota van [geïntimeerden] onder 2.3) en dat deze deel uitmaakt van de Vaststellingsovereenkomst VA.
bad engineeringvan Audex (zie hierboven: ‘C’ = ‘V’). Deze stelling is door [geïntimeerden] betwist en kan ook niet worden gevolgd. Er bestaat wel een verband tussen beide vorderingen, maar zij zijn niet hetzelfde. Er zijn andere rechtspersonen betrokken (het gaat om enerzijds een claim van VA op Audex en anderzijds een vordering van de [V]-vennootschappen op VA) en bovendien is niet (voldoende gemotiveerd) betwist dat in elk geval een deel van bedoelde facturen van de [V]-vennootschappen niets te maken heeft met het ondeugdelijke ingenieurswerk van Audex (o.a. pleitnota [geïntimeerden] onder 2.9. en MvA 4.2.21 jo. de brief van [geïntimeerden] van 29 september 2015 naar aanleiding van het proces-verbaal van de comparitie, onder 3).
final paymentaan [geïntimeerde 2] is toegevallen kan evenmin als een prestatie in vorenbedoelde zin worden aangemerkt, aangezien het hier immers ging om een (reguliere) betaling voor verrichte werkzaamheden.
grieven 1 en 2van [appellanten] falen, althans niet tot een ander dictum kunnen leiden.
Grief 3bouwt op de eerste twee grieven voort en faalt dus eveneens.
incidentele grief 1van [geïntimeerden] luidt dat de rechtbank ten onrechte heeft bepaald dat [geïntimeerden] over Vordering I van [appellanten] wettelijke
handelsrente verschuldigd zijn. Deze grief slaagt. De wettelijke handelsrente is verschuldigd ingeval van niet tijdige betaling van een geldsom die voortvloeit uit een handelsovereenkomst. De betaling van Vordering I door [geïntimeerden] vloeit niet voort uit een handelsovereenkomst maar uit een garantstelling uit de Overeenkomst.
incidentele grief 2is gericht tegen de veroordeling van [geïntimeerden] tot betaling van ‘rente op rente’ over vordering I. Volgens [geïntimeerden] is ‘rente op rente’ slechts mogelijk als over een vol jaar wettelijke rente is verschuldigd. [appellanten] hebben hiertegen in gebracht dat [geïntimeerden] met ingang van 7 juli 2014 rente zijn verschuldigd over de in het kader van Vordering I verschuldigde hoofdsom en dat zij ten aanzien van die rente ook na 6 oktober 2014, op welke datum zij de hoofdsom hebben betaald, in verzuim zijn gebleven. Omdat de per 6 oktober 2014 verschuldigde rente sindsdien langer dan een jaar onbetaald is gebleven, zijn [geïntimeerden] met ingang van 7 juli 2015 rente op rente verschuldigd, aldus [appellanten]
over een vol jaar renteverschuldigd is.