Uitspraak
Uitspraak d.d. 6 januari 2016
[X] te [Z] , belanghebbende,
Aanslag, bezwaar en geding in eerste aanleg
Loop van het geding in hoger beroep
De Verordening
Vaststaande feiten
118,1
4,1
114,0
Geschil in hoger beroep en standpunten en conclusies van partijen
Oordeel van de rechtbank
Tot de ‘lasten ter zake’ behoren niet alleen posten die rechtstreeks samenhangen met de verleende diensten waarvoor de rechten worden geheven, maar daartoe behoren ook aan die diensten toe te rekenen indirecte kosten. Daarbij geldt als uitgangspunt dat die indirecte kosten meer dan zijdelings met die diensten moeten samenhangen. De desbetreffende kostenposten kunnen slechts dan niet (geheel of ten dele) als ‘lasten ter zake’ worden aangemerkt indien zij geheel of nagenoeg geheel andere doeleinden dienen (vergelijk onder meer HR 4 juni 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL0990).
De enkele stelling van [belanghebbende] dat de posten ‘kwijtschelding’ en ‘veegkosten’ niet mogen worden aangemerkt als een ‘last ter zake’ is daartoe – gelet op het vorenstaande – onvoldoende. De rechtbank verwijst in dit verband naar zijn uitspraak van 20 maart 2014 (ECLI:NL:RBROT:2014:1823), waarin de rechtbank de kostendekkendheid van de verordening afvalstoffenheffing heeft beoordeeld en de toerekende kostensoorten afzonderlijk heeft getoetst. Daarbij heeft de rechtbank geoordeeld dat de posten ‘kwijtschelding’ en ‘veegkosten’ als een ‘last ter zake’ kunnen worden aangemerkt.
Uit het vorenstaande volgt dat naar het oordeel van de rechtbank de opbrengstlimiet van de afvalstoffenheffing niet wordt overschreden.