Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
arrest in kort geding van 26 april 2016
[appellant] ,
de publiekrechtelijke rechtspersoon Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzenals rechtsopvolger van:
Het geding
Beoordeling van het hoger beroep
De betrokkene kan ook besluiten niet deel te nemen aan het ASP. In dat geval blijft zijn rijbewijs gedurende ten hoogste vijf jaar ongeldig (artikel 132b Wegenverkeerswet 1994 (WVW) j° artikel 97 lid 5 onder a van het Reglement Rijbewijzen (RR)).
Nietis in dit ASP-besluit (of in enig ander besluit) opgenomen voor welke duur (vijf jaar of minder) het rijbewijs ongeldig is verklaard of wanneer een nieuw rijbewijs kan worden aangevraagd in andere gevallen dan nadat het ASP met goed gevolg is afgerond. Het CBR heeft op 15 maart 2013, naast het ASP-besluit, wel een aangetekende brief aan appellant gestuurd, waarin staat (op p. 3 halverwege en onderaan) dat wanneer hij niet aan het bij het besluit opgelegde ASP deelneemt, het CBR zijn Eigen verklaring tot vijf jaar na het ASP-besluit niet in behandeling neemt en geen Verklaring van geschiktheid afgeeft en dat hij alleen een nieuw rijbewijs kan aanvragen als hij deelneemt aan het ASP. Naar aanleiding van de uitvoeringskosten van het ASP heeft het CBR bij brief van 5 november 2013 (wederom) aan appellant geschreven dat het CBR de Eigen verklaring tot vijf jaar na het opgelegde besluit niet in behandeling kan nemen en dat het geen Verklaring van geschiktheid kan afgeven wanneer appellant niet aan het ASP deelneemt.
“5.1. (…) Het is kennelijk de bedoeling van de wetgever dat degene aan wie een ASP wordt opgelegd, in de gelegenheid blijft een motorrijtuig te besturen. In het bijzonder voor de betrokkene die voor zijn levensonderhoud in hoge mate afhankelijk is van het bezit van een rijbewijs, is dit van zwaarwegende betekenis geweest bij de weging door de wetgever van de gevolgen die voor betrokkenen aan het opleggen van een ASP verbonden zijn.
en derhalve onverbindend is. (…) Dat de wetgever bij de totstandkoming van artikel 131 en 132b van de Wegenverkeerswet 1994 (…) bewust heeft afgezien van de mogelijkheid om ruimte te laten voor een belangenafweging blijkt niet (…) De tekst van genoemde artikelen laat ruimte voor een regeling die rekening houdt met de uiteenlopende gevolgen van het ASP voor verschillende personen en situaties.
genoemde uitspraken betekenen niet dat het ASP nooit meer opgelegd zou mogen worden. Voorwaarde is dan wel dat eerst telkens een afweging kan worden gemaakt of oplegging van het ASP een evenredige maatregel is. (…) De werkzaamheden en de organisatie van het CBR zijn thans ingericht op het nemen van gebonden besluiten, waarbij het bestuursorgaan geen afwegingsvrijheid heeft. (…)
ten hoogstevijf jaren na de ongeldigverklaring geen verklaring van geschiktheid wordt geregistreerd.