Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
Arrest in kort geding van 3 november 2015
1. [naam] ,
hierna te noemen: [appellant 1] ,
2. [naam] ,
hierna te noemen: [appellant 2] ,
de Stichting CENTRAAL BUREAU RIJVAARDIGHEIDSBEWIJZEN,
Het geding
Beoordeling van het hoger beroep
De betrokkene kan ook besluiten niet deel te nemen aan het ASP. In dat geval heeft hij geen geldig rijbewijs B.
“5.1. (…) Het is kennelijk de bedoeling van de wetgever dat degene aan wie een ASP wordt opgelegd, in de gelegenheid blijft een motorrijtuig te besturen. In het bijzonder voor de betrokkene die voor zijn levensonderhoud in hoge mate afhankelijk is van het bezit van een rijbewijs, is dit van zwaarwegende betekenis geweest bij de weging door de wetgever van de gevolgen die voor betrokkenen aan het opleggen van een ASP verbonden zijn.
en derhalve onverbindend is. (…) Dat de wetgever bij de totstandkoming van artikel 131 en 132b van de Wegenverkeerswet 1994 (…) bewust heeft afgezien van de mogelijkheid om ruimte te laten voor een belangenafweging blijkt niet (…) De tekst van genoemde artikelen laat ruimte voor een regeling die rekening houdt met de uiteenlopende gevolgen van het ASP voor verschillende personen en situaties.
genoemde uitspraken betekenen niet dat het ASP nooit meer opgelegd zou mogen worden. Voorwaarde is dan wel dat eerst telkens een afweging kan worden gemaakt of oplegging van het ASP een evenredige maatregel is. (…) De werkzaamheden en de organisatie van het CBR zijn thans ingericht op het nemen van gebonden besluiten, waarbij het bestuursorgaan geen afwegingsvrijheid heeft. (…)
besluitenvan 17 juli 2012 en 1 juli 2014 blijven immers in stand, waar met die besluiten een ASP is opgelegd en de rijbewijzen vanaf de datum van de besluiten ongeldig zijn verklaard (noch is herziening of heroverweging van die besluiten voor toewijzing van de onderhavige vordering aan de orde). Slechts de verdere duur van de uitvoering van die besluiten is in het geding. [appellanten] vorderen namelijk slechts teruggave
thansvan hun rijbewijzen zonder ASP-oplegging – dus teruggave per heden van hun rijbewijzen niet zijnde 103-rijbewijzen. Dit ziet dus alleen op het thans nog
voortdurenvan de ongeldigverklaringen van de rijbewijzen (de uitvoeringstermijn van de ASP-besluiten), hetgeen zij onrechtmatig achten.
ten hoogstevijf jaren na die ongeldigverklaring geen verklaring van geschiktheid wordt geregistreerd.
Beslissing
Het hof:
opnieuw rechtdoende:
- gebiedt het CBR er voor zorg te dragen dat binnen 7 dagen na betekening van dit arrest zowel aan [appellant 1] als aan [appellant 2] het rijbewijs wordt teruggegeven zonder (verdere) oplegging van het ASP;
- veroordeelt het CBR in de kosten van het geding in eerste aanleg, aan de zijde van [appellanten] tot op 1 april 2015 begroot op € 178,24 aan verschotten (€ 100,24 kosten dagvaarding en € 78,- griffierecht) en € 816,- aan salaris advocaat, en in de kosten van het geding in hoger beroep, aan de zijde van [appellanten] tot op heden begroot op € 388,84 aan verschotten (€ 77,48 kosten dagvaarding en € 311,- griffierecht) en € 1.788,- aan salaris advocaat, en bepaalt dat deze bedragen binnen veertien dagen na de dagtekening van deze uitspraak moeten zijn voldaan;