ECLI:NL:GHDHA:2016:1009
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- U.E. Tromp
- J.T. Sanders
- W.M.G. Visser
- Rechtspraak.nl
De kwalificatie van een combinatie van (rechts)personen als één ondernemer in de zin van de Wet op de omzetbelasting 1968
In deze zaak gaat het om de vraag of de combinatie van drie (rechts)personen, te weten [X] B.V., Maatschap [B] en Stichting [C], als één ondernemer kan worden aangemerkt in de zin van artikel 7, lid 1, van de Wet op de omzetbelasting 1968. De belanghebbende, bestaande uit deze drie entiteiten, heeft een naheffingsaanslag in de omzetbelasting ontvangen over het tijdvak van 1 januari 2003 tot en met 31 december 2004, die door de inspecteur van de Belastingdienst is gehandhaafd. De rechtbank heeft het beroep van belanghebbende gegrond verklaard en de naheffingsaanslag vernietigd, maar de inspecteur heeft hoger beroep ingesteld. Het Gerechtshof Amsterdam heeft de uitspraak van de rechtbank vernietigd, maar de Hoge Raad heeft deze beslissing in cassatie gegrond verklaard en de zaak terugverwezen naar het Gerechtshof Den Haag.
Na verwijzing heeft het Gerechtshof Den Haag de feiten en omstandigheden opnieuw beoordeeld. Het Hof concludeert dat, hoewel de drie (rechts)personen nauw samenwerken, dit niet betekent dat zij als één ondernemer kunnen worden aangemerkt. De inspecteur heeft niet aangetoond dat de samenwerking zodanig is dat de (rechts)personen als één ondernemer naar buiten toe optreden. Het Hof oordeelt dat de onderlinge rechtsbetrekkingen en de wijze waarop de economische activiteiten worden uitgevoerd, niet voldoende zijn om de combinatie als één ondernemer te kwalificeren. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en de inspecteur wordt veroordeeld in de proceskosten van de belanghebbende.