ECLI:NL:HR:2003:AN7736
Hoge Raad
- Cassatie
- A.G. Pos
- L. Monné
- P.J. van Amersfoort
- J.W. van den Berge
- A.R. Leemreis
- Rechtspraak.nl
Cassatie van de Staatssecretaris van Financiën tegen uitspraak Gerechtshof Amsterdam inzake aanslag inkomstenbelasting
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van de Staatssecretaris van Financiën tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 22 maart 2001, betreffende een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen die aan belanghebbende, aangeduid als X te Z, was opgelegd voor het jaar 1996. De aanslag was vastgesteld op een belastbaar inkomen van ƒ 59.377, met een vermindering ter voorkoming van dubbele belasting van ƒ 86. Na bezwaar tegen deze aanslag, handhaafde de Inspecteur de aanslag, waarop belanghebbende in beroep ging bij het Hof. Het Hof verklaarde het beroep gegrond, vernietigde de uitspraak van de Inspecteur en verlaagde de aanslag tot een belastbaar inkomen van ƒ 56.791.
De Staatssecretaris van Financiën ging in cassatie tegen deze uitspraak van het Hof. In het cassatiegeding werd door belanghebbende een verweerschrift ingediend. De Hoge Raad oordeelde dat het beroep in cassatie ongegrond was. De Hoge Raad veroordeelde de Staatssecretaris in de kosten van het geding in cassatie, vastgesteld op € 644 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand, en wees de Staat aan als de rechtspersoon die deze kosten moest vergoeden.
De Hoge Raad behandelde ook de argumenten van de Staatssecretaris met betrekking tot de gebruiksduur en restwaarde van de beleggingen. Het Hof had geoordeeld dat belanghebbende niet voor een beperkte periode had belegd en had de gebruiksduur vastgesteld op 33,3 jaar met een restwaarde van 25 procent van de aanschaffingskosten. De Hoge Raad oordeelde dat deze oordelen van feitelijke aard niet onbegrijpelijk waren en dat het middel faalde. Het arrest werd openbaar uitgesproken op 7 november 2003.