In deze zaak gaat het om het hoger beroep van belanghebbende, [X], tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 24 juli 2014. De rechtbank had de beroepen van belanghebbende ongegrond verklaard en de Inspecteur, de directeur van de Belastingdienst, had informatiebeschikkingen afgegeven voor de jaren 2008 tot en met 2011. Deze beschikkingen waren gebaseerd op renseignementen over een rekening bij de Kredietbank Luxemburg (KB Lux) die aan belanghebbende en haar echtgenoot waren toegeschreven. Belanghebbende heeft tegen deze beschikkingen bezwaar gemaakt, maar de Inspecteur handhaafde deze. De rechtbank oordeelde dat de Inspecteur aannemelijk had gemaakt dat belanghebbende als (mede-)rekeninghouder van de KB Lux rekening kon worden aangemerkt en dat de gevraagde informatie van belang kon zijn voor de belastingheffing.
In hoger beroep heeft belanghebbende betoogd dat de Inspecteur de informatiebeschikkingen niet had mogen nemen, omdat de rechtbank geen rekening had gehouden met het tijdsverloop en dat het bewijs van het renseignement voor latere jaren minder kracht heeft. Het Hof heeft echter geoordeeld dat de Inspecteur terecht om informatie heeft gevraagd, omdat de informatie van belang kon zijn voor de belastingheffing van belanghebbende. Het Hof heeft de stellingen van belanghebbende verworpen en bevestigd dat de informatiebeschikking rechtmatig was. De rechtbank had belanghebbende een nieuwe termijn gegeven om de gevraagde informatie te verstrekken, maar belanghebbende had hieraan niet voldaan. Het Hof heeft de uitspraak van de rechtbank bevestigd en het hoger beroep ongegrond verklaard.