6.2.De gezamenlijke brief van 16 januari 2015, waarin partijen hebben gerapporteerd over de uitkomsten het door hen gevoerde overleg, luidt, voor zover hier van belang:
“Door partijen zijn in aanmerking genomen de conclusies van uw Gerechtshof, in het bijzonder overweging 5.6. Uw tussenuitspraak heeft [de Heffingsambtenaar] genoodzaakt de objectafbakening zoals toegepast voor belastingjaar 2011 te wijzigen in die zin dat er een WOZ-object ontstaat in gebruik bij [belanghebbende] en een WOZ-object dat de leegstand representeert zonder gebruikersaanslag OZB, waarbij zo nodig de mogelijkheid aanwezig is het leegstandsobject te splitsen in meerdere leegstandsobjecten.
De objectkenmerken van bovengenoemde WOZ-objecten zijn vastgesteld aan de hand van de gegevens uit het hoger beroepschrift d.d. 1 april 2014 van [H] belastingadviseurs, waarin de totale vierkante meters verhuurbaar vloeroppervlak (VVO) van [het complex] alsmede de feitelijke leegstand bij aanvang van het kalenderjaar 2011 zijn vermeld.
Nu de WOZ-waarde voor het belastingjaar 2011 door uw Gerechtshof is gehandhaafd op € 105.000.000 dient deze in juiste verhouding omgeslagen te worden over het WOZ-object van [belanghebbende] en over het leegstandsobject.
Partijen zijn in overleg getreden en hebben overeenstemming bereikt over:
a. Een volledige afbakening
Naar de toestand bij de aanvang van het kalenderjaar 2011 houden partijen de volgende objectafbakening voor juist:
- WOZ-object [B]
- WOZ-object [Y]
Elke verdieping binnen het complex is een zelfstandig gedeelte dat blijkens zijn indeling bestemd is om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt. Partijen hebben besloten deze gedeelten samen te voegen tot één leegstandsobject: WOZ-object [Y].
Om op de meest pragmatische wijze uitvoering te geven aan de tussenuitspraak van uw Gerechtshof hebben [H] Belastingadviseurs en [de Heffingsambtenaar] in onderling overleg besloten niet daadwerkelijk over te gaan tot opsplitsing van het bestaande WOZ-object in bovengenoemde twee WOZ-objecten, maar bij wijze van compromis over te gaan tot een aanpassing in heffingstechnische sfeer aan welke aanpassing beide partijen zich hebben geconformeerd. Een en ander houdt in dat de aanslag OZB-eigendom is gehandhaafd, aangezien de heffingsmaatstaf van € 105.000.000 voor deze belasting geen verandering ondergaat. Daarentegen is de aanslag OZB-gebruik ten name van belanghebbende verminderd met het leegstandspercentage.
b. De waarden op waardepeildatum 1 januari 2010
- WOZ-object [B]
€ 81.900.000, uitgaande van 24.339 m2 VVO en 340 parkeerplaatsen
- WOZ-object [Y]
€ 23.100.000, uitgaande van 6.733 m2 VVO
c. De belastingplicht voor het gebruik ten aanzien van belanghebbende
- WOZ-object [B]
Belanghebbende dient te worden aangemerkt als degene die dit object bij de aanvang van het jaar 2011 gebruikte.
- WOZ-object [Y]
Belanghebbende dient NIET te worden aangemerkt als degene die dit object bij de aanvang van het jaar 2011 gebruikte.
Hoewel niet in dit geding betrokken, wordt bij deze vermeld dat partijen dezelfde oplossing tevens voor het belastingjaar 2012 zijn overeengekomen en dat voor belastingjaar 2013, 2014 en 2015 in onderling overleg tot een objectafbakening en een waardebepaling is overgegaan aan de hand van de op de toestandspeildatum voor die belastingjaren feitelijke omstandigheden en de door uw Hof gegeven richtlijnen.
Wij danken u voor de tussenuitspraak en zien de definitieve uitspraak graag tegemoet.”