Uitspraak
Gerechtshof Den Haag
Arrest
[verdachte],
NJ2014/46 en HR 29 september 2009, ECLI:NL:HR:2009:BI1171,
NJ2009/541).
Gerechtshof Den Haag
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 8 september 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag. De verdachte was eerder veroordeeld tot een geldboete van € 200,-, subsidiair 4 dagen hechtenis, wegens smaad. De tenlastelegging betrof het opzettelijk aangeranden van de eer en goede naam van een benadeelde partij door deze op internet als oplichter te bestempelen. Tijdens de zitting in hoger beroep op 25 augustus 2015 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die vroeg om vernietiging van het eerdere vonnis en een voorwaardelijke geldboete van € 500,- met een proeftijd van 2 jaren.
Het hof heeft echter geoordeeld dat de tenlastelegging niet voldeed aan de eisen van artikel 261, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht. De Hoge Raad heeft eerder bepaald dat voor een geldige tenlastelegging sprake moet zijn van een duidelijk te herkennen concrete gedraging. In dit geval was de beschuldiging van smaad te algemeen en niet voldoende geconcretiseerd, waardoor het hof tot de conclusie kwam dat niet wettig en overtuigend bewezen was dat de verdachte het ten laste gelegde feit had begaan.
Daarom heeft het hof het vonnis waarvan beroep vernietigd en de verdachte vrijgesproken van de tenlastelegging. Dit arrest is uitgesproken in aanwezigheid van de griffier en is ondertekend door de rechters, met uitzondering van mr. M. Jongeneel-van Amerongen, die buiten staat was om te ondertekenen.