In deze zaak gaat het om een hoger beroep betreffende de hoogte en betaling van de proceskosten die aan belanghebbende moeten worden vergoed. De belanghebbende, eigenaar van een woning in [Z], had bezwaar gemaakt tegen de WOZ-waarde die door de Heffingsambtenaar van de gemeente Bergambacht was vastgesteld op € 382.000 voor het jaar 2013. Na een uitspraak van de rechtbank Rotterdam op 13 januari 2015, waarin de waarde werd verlaagd naar € 255.000, heeft de belanghebbende hoger beroep ingesteld. De rechtbank had de Heffingsambtenaar veroordeeld tot het vergoeden van proceskosten van € 1.094 en griffierecht van € 44 aan de belanghebbende.
In hoger beroep heeft het Gerechtshof Den Haag op 22 mei 2015 geoordeeld dat de belanghebbende recht heeft op een aanvullende vergoeding van € 490 voor het bijwonen van de zitting bij de rechtbank en € 245 voor het indienen van het hogerberoepschrift. Het Hof heeft vastgesteld dat de totale proceskostenvergoeding nu € 2.074 bedraagt. Het Hof heeft de uitspraak van de rechtbank bevestigd voor wat betreft de vaststelling van de WOZ-waarde, maar de uitspraak voor het overige vernietigd. Tevens is de Heffingsambtenaar veroordeeld om de griffierechten van in totaal € 168 aan de belanghebbende te vergoeden.
De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om binnen zes weken beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden. De beslissing is genomen door een meervoudige kamer van het Gerechtshof, bestaande uit drie rechters, en is in aanwezigheid van de griffier vastgesteld.