Uitspraak
Uitspraak d.d. 3 juni 2015
[X] te [Z], belanghebbende,
Beschikking, aanslag, bezwaar en geding in eerste aanleg
Loop van het geding in hoger beroep
De Verordening
Artikel 1. Begripsomschrijvingen
Gerechtshof Den Haag
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende, [X] te [Z], tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 19 september 2014, betreffende een aanslag in de dagtoeristenbelasting opgelegd door de heffingsambtenaar van de gemeente [Y]. De heffingsambtenaar had op 30 september 2012 een aanslag opgelegd voor het jaar 2011, gebaseerd op 23.794 aankomsten. Belanghebbende maakte bezwaar tegen deze aanslag, maar de rechtbank verklaarde het beroep ongegrond. In hoger beroep stelt belanghebbende dat de Verordening, die de basis vormt voor de aanslag, in strijd is met hogere regelgeving en algemene rechtsbeginselen. De rechtbank had overwogen dat de gemeentelijke wetgever een ruime beoordelingsvrijheid heeft bij het bepalen van belastingplichtigen en dat de heffing van de belasting op het eiland [A] niet willekeurig is, omdat er geen belastingplichtigen zijn op andere locaties in de gemeente waar geen verblijfskosten worden geheven. Het Hof bevestigt deze overwegingen en oordeelt dat de Verordening niet in strijd is met hogere regelgeving. Het Hof concludeert dat de belastingheffing op het eiland [A] gerechtvaardigd is en dat de aanslag terecht is opgelegd. Het hoger beroep van belanghebbende wordt ongegrond verklaard.