ECLI:NL:GHDHA:2014:4300
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep kort geding
- A.N. Labohm
- C. van Nievelt
- A.E. Sutorius-van Hees
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep kort geding inzake ondertoezichtstelling en toegang tot dossiers Jeugdzorg
In deze zaak heeft de vader in kort geding hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Rotterdam, waarin zijn vorderingen met betrekking tot de ondertoezichtstelling van zijn minderjarige kind zijn afgewezen. De vader, die geen gezag heeft over het kind, vorderde onder andere een Plan van Aanpak en overleg daarover, alsook volledige toegang tot de dossiers en contactjournaals van Jeugdzorg. Het hof oordeelt dat de vader geen belanghebbende is in de zin van artikel 798 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), omdat hij niet met het gezag bekleed is. Dit oordeel is in lijn met de uitspraak van de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2014:2665), die stelt dat de rechten en verplichtingen van een ouder zonder gezag niet rechtstreeks worden geraakt door een ondertoezichtstelling.
Het hof bevestigt dat de vorderingen van de vader, die voornamelijk betrekking hebben op de uitvoering van de ondertoezichtstelling, niet kunnen worden toegewezen. De vader heeft geen recht op inzage in de dossiers van Jeugdzorg, aangezien de wettelijke vertegenwoordiger van de minderjarige geen toestemming verleent. Het hof concludeert dat de vorderingen van de vader, die voortvloeien uit zijn rechten als ouder, niet kunnen worden toegewezen, omdat hij niet als belanghebbende kan worden aangemerkt.
Uiteindelijk bekrachtigt het hof het bestreden vonnis en wijst het verzoek van de vader om Jeugdzorg in de proceskosten te veroordelen af, omdat hij in hoger beroep niet in het gelijk wordt gesteld. De uitspraak benadrukt de juridische positie van ouders zonder gezag in zaken van ondertoezichtstelling en de beperkingen die zij ondervinden in hun rechten ten opzichte van de minderjarige.