[M. B.V.] in of omstreeks de periode van 1 januari 2008 tot en met 28 november 2011 te Noordwijk en/of Leiden en/of Lisse, in elk geval in Nederland, (telkens) opzettelijk heeft deelgenomen aan een organisatie, welke bestond uit een samenwerkingsverband van haar, verdachte, en/of een of meer natuurlijke personen en/of rechtspersonen, te weten in elk geval [eigenaar] en/of [verdachte A] en/of [verdachte B] en/of [S. B.V.] en/of een of meer (andere) natuurlijke personen en/of rechtspersonen, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijf/misdrijven, namelijk het overtreden van
artikel 3 Opiumwet en artikel 11 tweede en/of derde en/of vijfde lid Opiumwet, te weten het al dan niet in de uitoefening van een beroep of bedrijf (telkens) opzettelijk telen en/of bereiden en/of bewerken en/of verwerken en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren, en/of (in elk geval) (telkens) opzettelijk aanwezig hebben van (grote) hoeveelheid/hoeveelheden hennep(planten) en/of delen daarvan en/of hasjiesj (een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd), althans (telkens) (een) hoeveelheid/hoeveelheden meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep en/of hasjiesj, zijnde (telkens) (een) middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet en/of een middel als bedoeld in artikel 1 lid 1 sub d van de Opiumwet vermeld op de bij die wet behorende lijst II
artikel 420bis (opzettelijk witwassen) Wetboek van Strafrecht en/of artikel 420ter (gewoonte witwassen) Wetboek van Strafrecht, te weten het (telkens) verwerven, voorhanden hebben, overdragen, omzetten althans gebruik maken van (een) voorwerp(en), te weten onder meer een of meer geldbedrag(en), terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) (telkens) wist(en) dat voornoemd(e) voorwerp(en) – onmiddellijk of middellijk – afkomstig was/waren uit enig misdrijf,
aan welk(e) feit(en) (of tot welke verboden gedraging(en) de verdachte en/of zijn mededader(s) feitelijk leiding heeft/hebben gegeven en/of tot welk(e) feit(en) of tot welke verboden gedraging(en) de verdachte en/of zijn mededader(s) opdracht heeft/hebben gegeven;
[S. B.V.] in of omstreeks de periode van 1 januari 2008 tot en met 28 november 2011 te Noordwijk en/of Leiden en/of Lisse, in elk geval in Nederland, (telkens) opzettelijk heeft deelgenomen aan een organisatie, welke bestond uit een samenwerkingsverband van haar, verdachte, en/of een of meer natuurlijke personen en/of rechtspersonen, te weten in elk geval [eigenaar] en/of [verdachte A] en/of [verdachte B] en/of [M. B.V.] en/of een of meer (andere) natuurlijke personen en/of rechtspersonen, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijf/misdrijven, namelijk het overtreden van
artikel 3 Opiumwet en artikel 11 tweede en/of derde en/of vijfde lid Opiumwet, te weten het al dan niet in de uitoefening van een beroep of bedrijf (telkens) opzettelijk telen en/of bereiden en/of bewerken en/of verwerken en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren, en/of (in elk geval) (telkens) opzettelijk aanwezig hebben van (grote) hoeveelheid/hoeveelheden hennep(planten) en/of delen daarvan en/of hasjiesj (een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd), althans (telkens) (een) hoeveelheid/hoeveelheden meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep en/of hasjiesj, zijnde (telkens) (een) middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet en/of een middel als bedoeld in artikel 1 lid 1 sub d van de Opiumwet vermeld op de bij die wet behorende lijst II,
artikel 420bis (opzettelijk witwassen) Wetboek van Strafrecht en/of artikel 420ter (gewoonte witwassen) Wetboek van Strafrecht, te weten het (telkens) verwerven, voorhanden hebben, overdragen, omzetten althans gebruik maken van (een) voorwerp(en), te weten onder meer een of meer geldbedrag(en), terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) (telkens) wist(en) dat voornoemd(e) voorwerp(en) – onmiddellijk of middellijk – afkomstig was/waren uit enig misdrijf,
aan welk(e) feit(en) (of tot welke verboden gedraging(en) de verdachte en/of zijn mededader(s) feitelijk leiding heeft/hebben gegeven en/of tot welk(e) feit(en) of tot welke verboden gedraging(en) de verdachte en/of zijn mededader(s) opdracht heeft/hebben gegeven;
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2008 tot en met 28 november 2011 te Noordwijk en/of Leiden en/of Lisse, in elk geval in Nederland, (telkens) opzettelijk heeft deelgenomen aan een organisatie, welke bestond uit een samenwerkingsverband van hem, verdachte, en/of een of meer natuurlijke personen en/of rechtspersonen, te weten in elk geval [eigenaar] en/of [verdachte A] en/of [verdachte B] en/of [M. B.V.] en/of [S. B.V.] en/of een of meer (andere) natuurlijke personen en/of rechtspersonen, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijf/misdrijven, namelijk het overtreden van
artikel 3 Opiumwet en artikel 11 tweede en/of derde en/of vijfde lid Opiumwet, te weten het al dan niet in de uitoefening van een beroep of bedrijf (telkens) opzettelijk telen en/of bereiden en/of bewerken en/of verwerken en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren, en/of (in elk geval) (telkens) opzettelijk aanwezig hebben van (grote) hoeveelheid/hoeveelheden hennep(planten) en/of delen daarvan en/of hasjiesj (een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd), althans (telkens) (een) hoeveelheid/hoeveelheden meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep en/of hasjiesj, zijnde (telkens) (een) middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet en/of een middel als bedoeld in artikel 1 lid 1 sub d van de Opiumwet vermeld op de bij die wet behorende lijst II
artikel 420bis (opzettelijk witwassen) Wetboek van Strafrecht en/of artikel 420ter (gewoonte witwassen) Wetboek van Strafrecht, te weten het (telkens) verwerven, voorhanden hebben, overdragen, omzetten althans gebruik maken van (een) voorwerp(en), te weten onder meer een of meer geldbedrag(en), terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) (telkens) wist(en) dat voornoemd(e) voorwerp(en) – onmiddellijk of middellijk – afkomstig was/waren uit enig misdrijf.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de vervolging
Ter terechtzitting is namens de verdachte bepleit het openbaar ministerie niet-ontvankelijk te verklaren in de vervolging, onder meer omdat het handelen van het openbaar ministerie in strijd is met beginselen van een goede procesorde en geen redelijk denkend lid van het openbaar ministerie tot een vervolgingsbeslissing kon komen, één en ander zoals uitgewerkt in onder meer de pleitnota.
De advocaat-generaal heeft namens het openbaar ministerie geconcludeerd tot verwerping van dit verweer op gronden zoals uiteengezet in onder meer het schriftelijk requisitoir.
Het hof stelt voorop dat artikel 167, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering aan het openbaar ministerie de bevoegdheid toekent zelfstandig te beslissen of naar aanleiding van een ingesteld opsporingsonderzoek vervolging moet plaatsvinden. De beslissing om tot vervolging over te gaan leent zich slechts in zeer beperkte mate voor een inhoudelijke rechterlijke toetsing, in die zin dat slechts in uitzonderlijke gevallen plaats is voor een niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie in de vervolging op de grond dat het instellen of voortzetten van die vervolging onverenigbaar is met beginselen van een goede procesorde.
De in de tenlastelegging neergelegde verdenkingen betreffen in de kern het verwijt dat de verdachte alleen of met anderen in georganiseerd verband het verbod heeft overtreden om hennepproducten voorhanden te hebben, te verkopen en de opbrengst daarvan heeft verhuld.
Aan de hand van na te noemen door het hof op basis van het dossier en het verhandelde op de terechtzittingen in hoger beroep vastgestelde feiten, overweegt het hof voorts het volgende.