Uitspraak
1.Geding in cassatie
3.Slotsom
4.Beslissing
19 januari 2016.
Hoge Raad
Op 19 januari 2016 heeft de Hoge Raad der Nederlanden uitspraak gedaan in een cassatiezaak tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag, gedateerd 2 juli 2014. Het beroep in cassatie was ingesteld door de Advocaat-Generaal bij het Hof, die een middel van cassatie had voorgesteld. De raadsman van de verdachte, mr. R.J. Baumgardt, heeft het beroep tegengesproken. De Advocaat-Generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot terugverwijzing van de zaak naar het Gerechtshof voor herbehandeling van het hoger beroep.
De Hoge Raad heeft het middel van cassatie gegrond verklaard op de gronden die zijn vermeld in een eerder arrest (ECLI:NL:HR:2016:23). De Hoge Raad oordeelde dat de bestreden uitspraak niet in stand kon blijven. De beslissing van de Hoge Raad was om de bestreden uitspraak te vernietigen en de zaak terug te verwijzen naar het Gerechtshof Amsterdam, zodat de zaak opnieuw kon worden berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, samen met de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en Y. Buruma, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting. De zaak betreft een strafrechtelijke procedure en is geregistreerd onder nummer S 14/03664.